24
Cancún, Mexico
Aan boord van de vlucht naar Cancún had meteen na het vertrek uit Washington kort na de bijeenkomst ten huize van Zavala een vrolijke, verwachtingsvolle stemming geheerst. Toen de piloot op de landingsbaan aanvloog, wrongen de passagiers op weg naar hun vakantiebestemming hun nek in de vreemdste bochten om de luxueuze hotelbebouwing aan de stranden langs het heldere blauwgroene water onder hen langs te zien schuiven en de algehele opwinding nam overluide vormen aan. In zijn conservatieve grijze pak met de felgekleurde vlinderdas en de manier waarop zijn hoofd boven de stoelen uittorende was Paul Trout ook zonder de ernstige uitdrukking op zijn gezicht een opvallende verschijning in het toestel. Met een kaart van het schiereiland Yucatan voor zijn neus en zijn gedachten bij Gamay liet hij zich pas door een schuine bocht van het vliegtuig uit zijn concentratie halen om te zien waar ze waren.
Een paar minuten later stond het toestel aan de grond. Trout maakte zich los uit de stroom passagiers die op de wachtende hotelbusjes afsnelden en stevende op de balie af van een kleine chartermaatschappij. Na nogmaals enkele minuten nam hij plaats op de stoel naast de piloot van een tweemotorige Beechcraft Baron. Hij was de enige passagier en de overige zitplaatsen van het vierpersoonsvliegtuigje waren verwijderd om zo de bagageruimte te vergroten.
Toen de Beechcraft van de grond loskwam dankte Trout in stilte de reisplanners van de NUMA die ongelooflijk hun best hadden gedaan om deze reis zo snel nog rond te krijgen door op zo korte termijn nog een vrije plaats in een lijnvlucht te vinden met vervolgens een naadloze aansluiting op deze charter. Dit kleinere vliegtuig was op weg naar Campeche om er een stel technici in dienst van een oliemaatschappij op te pikken die in Cancün hun vrouwen en vriendinnen zouden ontmoeten.
De vlucht zou ongeveer een uur duren, volgens de piloot, een praatgrage Mexicaan van in de dertig die redelijk Engels sprak en uit eigen ervaring in Cancün de beste bars wist om buitenlandse vrouwen op te pikken. Binnen de kortste keren ging zijn stem in het kabaal van de motoren verloren. Door zijn bezorgdheid over Gamay had Trout die laatste nacht in Tucson zo goed als niet geslapen. Hij sloot zijn ogen om weer wakker te schrikken toen de piloot hem erop wees dat ze over Chichén Itza vlogen. Trout keek omlaag naar de enorme vierkante tempelpiramide.
'Ongeveer halverwege tot Ciudad del Carmen,' zei de piloot. Trout knikte. Haast gehypnotiseerd door het zich tot de horizon uitstrekkende vlakke groene landschap sloot hij opnieuw zijn ogen tot de piloot hem wakker schudde. 'Daar is uw schip.'
Het was een hele geruststelling om de slanke, turkooisgroene romp van de Nereus tussen de olietankers en vissersboten in de haven te zien liggen. Trout kon nauwelijks geloven dat hij, en ook Gamay, het schip nog maar zo kort geleden hadden verlaten. Had hij haar nu maar overgehaald om naar Washington terug te komen. Maar hij moest toegeven dat hem dat toch niet was gelukt; ze had haar zinnen nu eenmaal op een ontmoeting met dr. Chi gezet.
Voor zijn vertrek uit Washington had hij het antropologisch museum van Mexico opgebeld en met de secretaresse van dr. Chi gesproken. Ze had de agenda van de professor erop nagekeken en bevestigd dat hij een afspraak met Gamay had. De professor bracht een groot deel van zijn tijd in het 'veld' door en belde haar alleen als er toevallig een telefoon in de buurt was, maar een vast schema had ze daar niet voor. Wie naar hem op zoek was, zei ze, kon het 't best in zijn laboratorium proberen.
Terwijl de piloot op toestemming voor de landing wachtte, vroeg Trout of hij degenen die zich met de volgende etappe van zijn tocht bezighielden alvast via de radio van zijn komst op de hoogte wilde stellen. Hij wenste geen tijd te verliezen met nodeloos gewacht in een vliegveldhal. Zodra de Beechcraft tot stilstand kwam, vloog Trout met zijn tas en een vluchtig, over zijn schouder geroepen 'adios' en 'gracias' de cabine uit.
In de hal van het vliegveld stond een gedrongen man in een politie-uniform en een spiegelende zonnebril te wachten.
'Dr. Trout,' zei hij met een brede glimlach. 'Ik ben sergeant Morales van de Mexicaanse rijkspolitie. De federales. Men heeft mij gevraagd uw gids te zijn.'
Trout had zich bij de narcoticabrigade ofwel de Drug Enforcement Agency gemeld. De DEA was de NUMA voor in het verleden bewezen diensten de nodige dank verschuldigd en was maar al te graag bereid om Trout ter wille te zijn bij het leggen van een betrouwbaar contact met de Mexicaanse rijkspolitie.
'Hoe gaat 't met u,' zei Trout met een blik op zijn horloge. 'Ik ben klaar, wat mij betreft.'
'Het is al laat,' zei de politieman. 'Ik vroeg me af of u niet liever morgen wilde vertrekken.'
Trout antwoordde met zachte stem, maar de vastberadenheid in zijn ernstige, bruine ogen was onmiskenbaar. 'Met alle respect, sergeant, het heeft me de grootste moeite gekost om hier zo snel mogelijk te komen en dat met het doel om onmiddellijk na mijn aankomst met het zoeken naar mijn vrouw te kunnen beginnen.'
'Natuurlijk, señor Trout,' zei de politieman met een begripvol knikje. 'Ik verzeker u dat dit niets te maken heeft met het eeuwige mañana, maar heel simpel met gezond verstand. Ook ik wil uw vrouw vinden. Maar toch zal het snel donker zijn.'
'Hoe lang is het nog licht?'
'Nog een uur, hoogstens twee.'
'Vooruit met de geit,' reageerde Trout. 'In twee uur kunnen we bergen werk verzetten.'
Morales begreep dat het geen zin had de lange Amerikaan op andere gedachten te brengen.
'Bueno, dr. Trout. De helikopter is deze kant op.'
De Bell 206 JetRanger stond al warm te draaien; de rotorbladen en de staartschroef draaiden langzaam toen Trout zich op de driepersoonsachterbank liet zakken en Morales naast de piloot plaatsnam. Even later sloeg de turbinemotor aan en verhief de landingsslede zich van het beton. De helikopter schoot de lucht in en klom in twee minuten naar een hoogte van ruim negenhonderd meter. Ze maakten een wijde bocht over het water en volgden een spoorweg die vanaf de kust landinwaarts kronkelde.
Morales gaf de piloot de route aan, waarbij hij regelmatig een uitgevouwen kaart raadpleegde. Ze verlieten de spoorweg en volgden een smalle doorgaande weg die min of meer in noordoostelijke richting liep. De helikopter bleef met een snelheid van zo'n tweehonderd kilometer per uur op dezelfde hoogte vliegen. De dichte bossen werden zo nu en dan door dorpjes of een enkele stad onderbroken. Er waren maar weinig verharde wegen. Af en toe passeerden ze een Mayaruïne. Maar voor het overgrote deel bestond het landschap uit eenzelfde ononderbroken groene vlakte die Trout ook al op zijn vlucht van Cancün had gezien.
De helikopter draaide naar een iets zuidelijkere koers. Morales was een bekwame en alerte gids die herkenningspunten snel ontdekte en alle informatie direct aan de piloot doorgaf. Trout zag dat de zon snel naar de horizon zakte.
'Hoe ver nog?' vroeg Trout ongeduldig.
Morales stak vijf vingers op. Voor de piloot gaf hij een punt op de kaart aan. 'Aqui!'
De piloot reageerde met een zo kort knikje dat Trout er niet zeker van was of hij Morales überhaupt wel had gehoord; tot de helikopter vaart minderde en een wijde boog beschreef die spiraalsgewijs in steeds kleinere cirkels overging.
Morales drukte tegen het plexiglas en wees naar beneden. Trout ving een glimp op van een open plek en een eenvoudig bouwsel voordat ze alweer uit het zicht waren verdwenen. De helikopter vloog er weer op af en begon te dalen. Hun bestemming lag nu recht onder hen en Trout kon de plek waar ze zouden landen niet zien. Toen de boomtoppen naderden, leek de helikopter heel even stil te hangen. Plotseling gaf de piloot een dot gas en spoten ze als een opgeschrikte vlinder zijdelings weg.
De piloten en Morales spraken in rap Spaans met elkaar.
'Wat is er aan de hand?' Trout keek gespannen of hij iets in de bossen kon ontdekken.
'Geen plek genoeg. Hij is bang dat de rotorbladen de bomen raken.'
Trout liet zich achterover tegen de rugleuning vallen en sloeg met opgeblazen wangen geërgerd zijn armen over elkaar. De piloot vloog door tot hij de helikopter boven een verlaten, kaarsrechte weg liet zakken om hem op een grasachtig veldje vlak naast het asfalt aan de grond te zetten. Terwijl de rotorbladen klapwiekend tot stilstand kwamen, stapten Trout en Morales uit. Vlakbij liep een pad het bos in.
'Zo kom je bij het huis van dr. Chi. We moeten lopen.'
Trout stevende weg terwijl de kleinere man alle moeite deed om hem zonder zijn waardigheid te verliezen bij te houden. Terwijl ze door het dichte bos liepen, viel het Trout op dat er ook diepere sporen waren die zo te zien vrij recent door brede, verder dan normaal uit elkaar staande banden waren gemaakt. Morales had verteld dat hij de policia ter plaatse had gebeld en gevraagd of ze in de omgeving navraag wilden doen. Verschillende plaatselijke bewoners herinnerden zich dat ze Chi in de bus hadden gezien. Terugkomend van de jacht was hij ingestapt en was afgezet op een plek in de buurt van zijn huis. Ze herinnerden zich ook dat er een Jeep op hem stond te wachten. Dat klopte dus, dacht Trout. Gamay was met een Jeep van de kust het binnenland ingereden.
'Kent u dr. Chi?' vroeg hij onder het lopen aan Morales.
'Sí señor. Ik heb hem wel eens ontmoet. Van het museum vragen ze me soms om een boodschap aan hem over te brengen. Hij is muy pacifico. Een echte gentleman. Hij wil altijd tortilla's voor me maken.'
Onder het overhangende bladerdak was het nu zo donker als in een metrotunnel geworden. Trout tuurde door de takken of hij nog een glimp zonlicht kon opvangen. Hij vroeg zich af of ze geen problemen met het vinden van de terugweg zouden krijgen. Misschien had Morales toch gelijk gehad en hadden ze beter tot morgen kunnen wachten.
'Waarom ligt het laboratorium van professor Chi zo ver van de bewoonde wereld?' vroeg Trout. 'Het lijkt me makkelijker om een laboratorium in de stad of in een dorp te hebben.'
'Dat heb ik de doctor ook gevraagd,' zei Morales grijnzend. 'Hij zegt dat hij hier geboren is. "Hier liggen mijn wortels," zei hij. Begrijpt u wat hij bedoelt?'
Trout begreep Chi's verbondenheid met zijn geboortegrond maar al te goed. Zijn eigen familie was al meer dan tweehonderd jaar hecht aan Cape Cod verbonden en had diverse generaties voortgebracht die door middel van beroepen als vuurtorenwachter, opvarende van een reddingboot of visser aan de zee verknocht waren geraakt. Het lage, met zilverkleurige dakspanen bedekte geboortehuis van Trout was bijna twee eeuwen oud, maar het was door de jaren heen goed onderhouden en zag eruit alsof het nieuwbouw was. Hij stamde uit een zeemansgeslacht, iets waar hij trots op was, maar hij realiseerde zich dat dit nog niets was vergeleken bij de Maya's, die voor de komst van de Spanjaarden al vele eeuwen hetzelfde land bewoonden.
Ze ploeterden nog zo'n twintig minuten door tot ze de open plek bereikten. Het vierkante, hardstenen gebouw leek uit het bos omhoog te schieten, maar dat kwam voornamelijk omdat Trout een dergelijk solide bouwwerk niet op deze afgelegen plek verwachtte.
'Het laboratorium van de professor,' zei Morales. Hij liep er op af en klopte op de deur. Geen reactie. 'Laten we eerst het huis bekijken,' stelde Morales voor.
Het met stro bedekte dak van de hut was net als de stipjes die Trout vanuit de lucht in het landschap van Yucatan had gezien. Maar Trout was meer geïnteresseerd in de Jeep die naast het eenvoudige bouwwerk geparkeerd stond. Hij holde er naar toe en doorzocht de auto. Achter de zonneklep stak het kaartje waarop was aangegeven hoe je bij het huis van Chi kwam en er lag een flesje met een anti-insectenmiddel. Hij streek met zijn handen over het stuur en het dashboard en rook de zwakke geur van de bodylotion die Gamay gebruikte.
Ze doorzochten het huis, wat vanwege de schaarse meubilering binnen vijf minuten was gebeurd. Trout stond midden op de zandvloer en keek om zich heen in de hoop nog iets te ontdekken wat hij in eerste instantie over het hoofd had gezien.
'Goed, door de Jeep weten we dat ze in ieder geval tot hier is gekomen.'
'Ik heb een idee,' zei Morales. Trout volgde hem langs het laboratorium naar een tweede eenvoudige hut. 'Dit is de garage van de professor. Kijk. Zijn auto is er niet.'
'Dat zijn dan waarschijnlijk de sporen geweest die we op de weg hier naar toe hebben gezien. Wat is 't voor een auto?'
'Behoorlijk groot,' zei Morales. 'Zoiets als een Jeep, maar dan zo breed.' Hij hield zijn handen zo ver mogelijk uit elkaar.
'Een HumVee?'
'Sí' zei hij met een stralende glimlach. 'HumVee. Die ze ook in het Amerikaanse leger hebben.'
Dus waren ze hoogstwaarschijnlijk in de Hummer op pad gegaan. Maar waarheen?
'Misschien ligt er een berichtje in het laboratorium,' zei Trout.
In het van cementblokken opgetrokken gebouw was het zelfs zonder airconditioning aanmerkelijk koeler dan buiten. De deur zat niet op slot en ze konden zonder problemen naar binnen. Trout bekeek de geavanceerde technische apparatuur en schudde net als zijn vrouw een dag eerder verwonderd zijn hoofd. Morales bleef vol respect op enige afstand alsof hij bang was dat hij op verboden terrein zou worden betrapt. Afgezien van de gebruikelijke wanorde, zag het er niet naar uit dat er iets overhoop was gegooid.
Paul liep naar het aanrecht. Er stonden twee glazen in het afdruiprek.
'Zo te zien hebben ze hun dorst gelest.'
Morales keek in de prullenmand en vond de Seven-Up-blikjes. Aan de hand van een reconstructie van de gebeurtenissen concludeerde Trout dat Gamay bij de snelweg op de professor had gewacht, dat ze hier naar toe waren gegaan en een blikje fris hadden gedronken alvorens ze weer waren vertrokken. Hij keek in de koelkast en zag de twee patrijzen. De vogels hadden allang geplukt en schoongemaakt moeten zijn. Chi was er dus van uitgegaan dat ze niet al te lang zouden wegblijven.
'Is er een stad in de buurt waar ze misschien heen zijn gegaan?' vroeg Trout.
'Er is een stad, si, maar de mensen daar hadden dr. Chi dan beslist gezien in zijn grote blauwe auto. Nada.'
Trout bestudeerde de kaarten aan de muur. Het leek alsof er één was weggehaald. Hij liep naar de tafel en doorzocht de papieren die bovenop lagen. Meteen had hij een kaart te pakken waarvan de punaisegaatjes precies op de gaatjes in de muur pasten. Het was mogelijk dat Chi hem van de muur had gehaald om hem aan Gamay te laten zien. Maar voor hetzelfde geld lag hij daar al veel langer op tafel. Hij toonde de kaart aan Morales.
'Weet u waar dit is?'
De politieman bekeek de kaart en zei: 'Verder in het zuiden, dieper de Campeche in. Zo'n honderdvijftig kilometer hier vandaan, misschien iets meer.'
'Wat is daar?'
'Niets. Bossen. Het ligt buiten het natuurreservaat. Daar komt nooit iemand.'
Trout tikte op de kaart. 'Toch is er iemand naar toegegaan. En volgens mij is dat dr. Chi. Met de helikopter zijn we er binnen een uur.'
'Neem me niet kwalijk, señor, maar tegen de tijd dat we bij de helikopter terug zijn is het pikkedonker.'
Morales had gelijk. Ze mochten blij zijn dat ze het pad door het bos nog konden volgen. Tegen de tijd dat ze bij de helikopter terugkwamen, zagen ze haast geen hand voor ogen meer. Trout had er de pest in dat Gamay waar ze zich ook bevond, daar nu nog een nacht moest doorbrengen. Toen de helikopter boven de boomtoppen uitsteeg, probeerde hij zich met de meest gunstige mogelijkheden te troosten. Dat Chi en Gamay ergens onderdak hadden gevonden. Misschien zaten ze ergens rustig te eten. Maar er drongen zich ook minder aantrekkelijke scenario's op. Een ongeluk. Dat leek onwaarschijnlijk. Gamay was iemand die niet zo snel iets overkwam. Daar was ze veel te gewiekst, te standvastig voor.
Trout wist dat zelfs de meest standvastige persoon minstens één keer in zijn of haar leven een fout maakt. Hopelijk was dat nu niet met Gamay het geval.