25

Sergeant Morales bezorgde Trout een kamer in een hotelletje in de buurt van het vliegveld. Urenlang lag Trout op zijn bed naar de ventilator aan het plafond te staren, piekerend over Gamay en wat haar overkomen kon zijn, tot hij uiteindelijk nog een paar uurtjes in een rusteloze slaap wegdommelde. Hij werd wakker in de ochtendschemering en ging onder de douche, die door het ontbreken van warm water extra verfrissend was. Toen de piloot en de sergeant in de eerste roze gloed van de opkomende zon op het vliegveld arriveerden, liep Trout al ongedurig op het betonnen platform heen en weer.

De helikopter vloog op zo'n vijfhonderd meter hoogte en op maximumsnelheid in een rechte lijn naar het gebied van de kaart van Chi. De bossen strekten zich als een groen, ruw geknoopt tapijt onder hen uit. Boven het betreffende gebied aangekomen, verminderde de piloot snelheid en liet de helikopter tot vlak boven de boomtoppen zakken. De JetRanger voldeed op een voortreffelijke manier aan het doel waarvoor hij oorspronkelijk als verkenningshelikopter was gebouwd. Trout, die voorin zat, viel een afwijking in de structuur van het bladerdak op en vroeg de piloot er overheen te cirkelen. Morales ontwaarde de nauwelijks als zodanig herkenbare randen van de rechthoekige vlakte. Nadat ze er nog een paar keer overheen waren gevlogen zodat de piloot de gesteldheid van het terrein had kunnen verkennen, landde de JetRanger ongeveer in het midden van de vlakte.

Binnen dertig seconden voelde Paul dat er met dit desolate oord iets niet pluis was. En niet zo'n beetje ook! Dat kwam niet alleen door de afgelegen ligging, de rare uitstulpingen en de duisternis die zelfs overdag de omringende bossen beheerste. Er hing een onheilspellend sfeertje. Als kind had hij datzelfde, van zijn kruin tot in zijn tenen doortintelende onbehagen gevoeld als hij langs het leegstaande huis van een zeeman liep die toen zijn schip in de Sargassozee door windstilte was overvallen, zijn maten had opgegeten.

Misschien was Gamay hier nooit geweest, dacht hij, terwijl hij de naargeestige omgeving in zich opnam. Hij had alleen die kaart van dr. Chi en de veronderstelling dat dit hun bestemming was geweest. Het was best mogelijk dat hij zijn tijd hier stond te verdoen terwijl Gamay ergens anders wanhopig op zijn hulp wachtte. Nee. Hij klemde zijn kaken op elkaar. Dit was beslist de plek waar hij moest zijn. Dat voelde hij aan zijn botten zoals zijn vader, de visser, had gevoeld dat er storm op til was.

De politieman stelde voor om alle drie een andere richting op te gaan, waarbij ze elkaar zo veel mogelijk in het oog moesten zien te houden, en direct naar de helikopter terug te keren zodra ze de bosrand hadden bereikt. Een half uur later waren ze weer bij elkaar. Morales wilde iets zeggen, maar zweeg toen zijn constant speurende politieoog iets waarnam dat op een eerder bezoek wees.

Terwijl hij neerhurkte om het beter te kunnen zien, zei Morales: 'Kijk, hier is gras afgebroken, en hier ook. En hier.' Hij hield zijn hoofd scheef. 'Kijk daar, bij de juiste lichtinval kun je het zien, voetafdrukken.'

Trout bedacht zich dat je een man als Morales maar beter niet op je hielen kon hebben. Ook hij zakte door zijn knieën en zag de zwakke afscheiding die de aandacht van de politieman had getrokken. De sergeant zei de piloot bij de helikopter te blijven en werd niet tegengesproken. De vroege ochtendzon begon al de eerste trekjes te vertonen van de verzengende vuurhaard die hij over een paar uur zou zijn. Met Morales op kop volgden ze het spoor en waren nog niet ver gevorderd toen ze een ophoging zagen die grotendeels van de plantengroei was ontdaan zodat aan één kant de onderliggende stenen zichtbaar waren.

Aan de voet van het bouwsel lag iets roodachtigs. In zijn haast om er een nauwkeuriger blik op te werpen negeerde Trout de waarschuwing van de sergeant om vooral achter hem te blijven. Hij schoot langs de sergeant op het bouwsel af en pakte Gamay's versleten, kastanjebruine L.L. Bean-rugzakje op, dat hij haar twee jaar eerder met Kerstmis had gegeven. Opgewonden doorwoelde hij de inhoud en vond haar fototoestel en notitieboekje, een paar plastic boterhamzakjes, lege blikjes en een fles water. Er vlakbij lag nog een tas van geelbruin canvas. Trout hield beide tassen hoog op om ze aan Morales te laten zien die haastig kwam aangesneld.

'Deze tas is van mijn vrouw,' zei de wetenschapper van de NUMA triomfantelijk. 'Op het label van de andere staat de naam van dr. Chi.'

Morales inspecteerde de tas van de professor. Hij keek bezorgd. 'Dit voorspelt weinig goeds.'

'Wat bedoelt u met weinig goeds? Dit betekent dat ze hier zijn geweest.'

'U begrijpt het verkeerd, señor Trout,' zei Morales, terwijl hij een vluchtige blik om zich heen wierp. 'Ik heb een kampvuur gevonden met sporen van een hele groep chiclero's.' Toen hij de niet-begrijpende uitdrukking op Trouts gezicht zag, vervolgde hij: 'Dat zijn boeven die oude voorwerpen roven om te verkopen.'

'Wat heeft dat met mijn vrouw en de professor te maken?'

'De as was nog warm. En ook bij de rivier zijn sporen van veel mensen. En dit heb ik ook gevonden.' Hij opende zijn hand en liet drie gebruikte patroonhulzen zien.

Trout hield een van de hulzen bij zijn neus. De kogel was kort geleden afgeschoten.

'Waar hebt u ze gevonden?'

Trouts ogen volgden de uitgestoken wijsvinger van de politieman en daarna keek hij om naar de plek waar hij de rugzakken had gevonden alsof hij zo een lijn tussen de beide punten kon trekken. Toen viel zijn oog op de merkwaardige reliëfversieringen op de muur van het bouwwerk. Hij deed een stap dichterbij en bestudeerde de boten en andere afbeeldingen op het vrijgemaakte stenen oppervlak. Hij vermoedde dat Gamay en de professor eerst hadden gegeten en daarna naar deze reliëfversieringen waren teruggegaan. Gamay had deze merkwaardige afbeeldingen beslist buitengewoon interessant gevonden, maar er was klaarblijkelijk iets geweest dat hen had afgeleid.

Hij richtte zich weer tot Morales. 'Denkt u dat mijn vrouw en de professor in handen van die chiclero's zijn gevallen?'

'Sí,' zei Morales. 'Dat is alleszins mogelijk. Waarom zouden ze anders hun rugzakken hier hebben achtergelaten?'

'Daar dacht ik ook net aan. Sergeant, zou u mij willen aanwijzen waar u die hulzen hebt gevonden?'

'Kom maar mee,' zei Morales met een knikje. 'Kijk uit waar u loopt. Er zitten hier overal gaten in de grond.'

Langzaam lopend staken ze de vlakte over. Er waren veel meer van die mysterieuze ophogingen als Trout aanvankelijk had aangenomen. Als er onder allemaal een dergelijk stenen bouwsel zat, was dit ooit een niet onaanzienlijke nederzetting geweest.

'Hier,' zei Morales. 'En hier.'

Trout zag in het gras stukjes koper glinsteren en pakte nog een paar patronen op; het waren zowel pistool- als geweerhulzen. Het gras eromheen was platgetrapt. In zijn grote hand omklemde hij de lege, koperen kokertjes alsof hij ze wilde kraken.

'Kunt u me nu ook het kampvuur en de rivier laten zien?'

Ze onderzochten de plek rond het kampvuur en vonden lege tequilaflessen en talloze sigarettenpeuken. In het bos vonden ze nog meer patroonhulzen. Aan de oever van de rivier zocht Trout tevergeefs naar sporen van Gamay's sportschoenen; de modder was te veel omgewoeld. Hij zag sporen van boten die op de oever waren getrokken en ook hier veel lege hulzen. Het leek wel of er een schiettent had gestaan! Maar Trout gaf dit toch enige hoop. Die hulzen wezen erop dat lieden met pistolen en geweren iemand tot aan de rivier hadden opgejaagd. Dat was het sléchte nieuws. Uit het feit dat er nog vanaf de oever was geschoten, mocht je concluderen dat Gamay en de professor waarschijnlijk waren ontkomen.

Trout stelde voor dat ze de rivier met de helikopter vanuit de lucht zouden volgen. Morales ging akkoord. Ze liepen met snelle passen van de rivier weg naar de heli terug en waren ongeveer halverwege toen ze een onwezenlijk gekreun hoorden. Ze verstijfden en keken elkaar verwonderd aan. Morales trok zijn pistool. Ze luisterden en hoorden slechts het zoemen van de insecten.

Tot ze rechts opnieuw gekreun hoorden. Terwijl Morales hem rugdekking bood, liep Trout behoedzaam op het geluid af. Het gekreun leek van een plek ergens onder de grond te komen. Trout keek omlaag. Hij zag een zwart, voor een deel onder overhangend gras verborgen gat. Aan de rand knielde hij neer, maar kon in de duisternis niets ontdekken.

Ondanks dat het hem lichtelijk dwaas leek om tegen de grond te praten, zei hij: 'Wie is daar?'

Opnieuw klonk er gekreun. Gevolgd door een zwakke stem die een stroom Spaanse klanken uitstootte.

Morales, die naast Trout was neergehurkt, luisterde een ogenblik. 'Het is een man. Hij zegt dat hij in dit gat is gevallen.'

'Wat voerde hij hier uit?'

Morales stelde hem de vraag, waarop onmiddellijk een antwoord kwam. 'Hij zegt dat hij hier wandelde.'

'Dit is een behoorlijk afgelegen plek voor zomaar een wandelingetje in de natuur,' zei Trout. 'Laten we hem hier uithalen.'

Trout liep naar de helikopter en vond een nylon touw in de EHBO-kist. Met een lus aan het uiteinde liet hij het touw in het gat zakken, waarna hij de man samen met de piloot en Morales omhoogtrok. Eerst zagen ze het hoofd en daarna de schouders van een meelijwekkende figuur in de opening verschijnen. Zijn onverzorgde baard en lange vettige haren zaten onder een dikke laag stof en zijn gehavende kleren waren mogelijk ooit wit geweest. Hij ging op de grond zitten en wreef beurtelings over zijn armen, benen en hoofd. Zijn neus was zwaar gekneusd.

De politieman gaf hem een fles water. Gulzig klokte hij het water naar binnen, waarbij de helft over zijn kin droop. Door het water opgefrist, toonde de man grijnzend een rij gele tanden en tikte vragend om nog een slok tegen de veldfles. Toen hij zijn arm optilde, zakte zijn mouw omlaag.

In een flits trapte Trout de veldfles met een grote boog in het gras. Op hetzelfde moment schoot zijn rechterhand uit en greep hij de man bij zijn harige pols. Zelfs Morales schrok van deze onverwachte actie.

'Señor Trout!'

'Dit is het horloge van mijn vrouw.' Trout trok het bandje van het Swatch-horloge los.

'Weet u dat zeker?'

'Ik heb het haar gegeven.' Zijn normaal zo rustige ogen schoten vuur. 'Vraag hoe hij eraan komt!'

Morales stelde de vraag in het Spaans en vertaalde het antwoord.

'Hij zegt dat hij het heeft gekocht.'

Trout had geen geduld voor spelletjes. 'Zeg maar dat we hem teruggooien en weggaan als hij zijn mond niet opendoet.'

De grijns verdween. Het dreigement om in het gat te worden teruggegooid ontlokte hem een stroom Spaanse woorden.

Morales luisterde en knikte. 'Hij is niet goed snik. Heet Ruiz. Houdt vol dat hij door toedoen van een duivelvrouw en een dwerg door de aarde werd opgeslokt.'

'Duivelvrouw?'

'Si. Hij zegt dat zijn neus is gebroken.'

'Wat is er met die vrouw gebeurd?'

'Dat weet hij niet. Hij lag in het gat. Hij heeft horen schieten. Daarna werd het stil. Hij zegt dat zijn vrienden hem hebben achtergelaten. Ik heb hem gevraagd of die amigo's soms chiclero's waren. Hij beweert van niet.' Morales grinnikte, maar niet van vrolijkheid. 'Hij liegt dat hij barst.'

'Zeg maar dat we hem met de helikopter meenemen en hem naar buiten gooien als hij niet met de waarheid over de brug komt.'

De man staarde naar de bikkelharde uitdrukking op het gezicht van de reusachtige gringo en concludeerde dat er met hem niet te spotten viel.

'Nee!' zei hij. 'Ik praat. Ik praat.'

'Spreekt u Engels?'

'Poco' zei de man, terwijl hij met duim en wijsvinger het 'klein beetje'-gebaar maakte.

In gebrekkig Engels aangevuld met Spaanse woorden wanneer hij niet verder meer wist, gaf Ruiz toe dat hij tot een bende chiciero's behoorde die daar naar toe waren gekomen om oude voorwerpen te stelen. Ze hadden de vrouw en het oude mannetje ontdekt en hen op een plek onder de grond opgesloten waar ze onmogelijk uit konden ontsnappen. Maar toch hadden ze zich op de een of andere manier een weg door de aarde gebaand en hem in dat gat gegooid. De andere chiclero's hadden de achtervolging ingezet en waren niet teruggekomen om hem op te halen. Hij wist niet hoe het met de man en de vrouw was afgelopen.

Trout dacht hier heel even over na.

'Goed, we nemen hem mee in de helikopter.'

Morales deed de man voorzichtig, in een poging hem zo min mogelijk aan te raken, handboeien om en gaf hem een por met de punt van zijn schoen ten teken dat hij op moest staan. Ze duwden hem op de achterbank en Morales nam naast hem plaats. De man verspreidde zo'n stank dat de piloot zich beklaagde. Morales lachte en zei dat ze Ruiz er wel uit zouden gooien als het te erg werd. Ruiz vond dat absoluut niet grappig en zijn ogen stonden wijd open van angst toen de helikopter de lucht in ging. Over hem hoefden ze zich voorlopig geen zorgen meer te maken. Ze cirkelden nog een paar keer boven het open terrein, waarna ze de glanzende streep van de rivier volgden. Die was tussen de bomen soms nauwelijks zichtbaar, maar met drie paar speurende ogen wisten ze de loop steeds weer op te pikken.

Trout popelde van ongeduld om Gamay haar nieuwe bijnaam te vertellen. Duivelvrouw. Hopelijk leefde ze nog en kwam hij op tijd om het haar te kunnen zeggen.