32

San Antonio, Texas

Als Amerikaan van Mexicaanse afkomst had Zavala gemengde gevoelens over het belangrijkste gedenkteken van Texas. Hij bewonderde de moed van de verdedigers van de Alamo, mannen als Buck Travis, Jim Bowie en Davy Crockett, van wie de namen op de cenotaaf op Alamo Plaza vermeld stonden. Tegelijkertijd had hij medelijden met de 1550 Mexicaanse soldaten die onder bevel van de onbekwame Santa Anna bij de belegering sneuvelden. De Texanen verloren 183 man. De Mexicanen verloren Texas.

Hij liep om de kapel heen, het enige restant van het ooit zo omvangrijke fort, bekeek het museum en bracht de rest van de middag in een café door met het bekijken van voorbijgangers. Rond half zeven reed hij in zijn huurauto naar de garage onder het gebouw waarin Time-Quest zetelde. Hij vond de parkeerplaatsen die voor Halcon Industries waren gereserveerd. Er was geen speciale plek voor de directeur aangegeven. Zavala vermoedde dat iedereen in het bedrijf heel goed wist waar die was en dat Halcon zo min mogelijk wilde opvallen.

Zavala parkeerde zo dicht mogelijk in de buurt van het voor Halcon Industries gereserveerde gedeelte. Daarna liep hij langs twee liftdeuren, waarvan er een van een bordje Privé was voorzien, en posteerde zich in de schaduw van een dikke betonnen pilaar. Om vijf over zeven kwam Melody uit de lift gestapt. Toen hij haar naar haar auto zag lopen, voelde Zavala weer iets van spijt dat hij geen afspraakje met deze verrukkelijke vrouw kon maken, maar dat soort gedachten moest hij nu van zich afzetten. Hij wilde zijn hoofd helder houden voor zijn eerste kennismaking met señor Halcon.

Zavala's wacht in de ondergrondse parkeergarage zou spoedig vruchten afwerpen. Even nadat Melody was vertrokken, stopte er geruisloos een zwarte Lincoln limousine voor de lift met het bordje Privé. Vrijwel op hetzelfde moment schoof de liftdeur open en stapte er een man naar buiten.

Zavala hield de zoeker van zijn Nikon voor zijn oog en stelde scherp op de lange, donkere man die de lift uitstapte en met lichte tred naar de wachtende auto liep. Hij drukte verschillende keren af voordat Halcon in de limousine was verdwenen, waarna hij de zoeker op de chauffeur richtte die het portier voor hem openhield. De man droeg een donker pak en had gemillimeterd wit haar. Hij was groot en breedgeschouderd, en had een gespierd, atletisch postuur, hoewel hij toch al minstens in de zestig leek te zijn. Zavala had net een eerste foto van hem gemaakt, toen de witharige man met een snelle blik om zich heen de garage afspeurde, alsof hij het zachte snorren van de motordrive had gehoord. Zavala stond roerloos in de schaduw en durfde nauwelijks nog te ademen tot hij het autoportier hoorde dichtslaan en de limousine wegreed.

Sinds die voorbijflitsende seconde waarin hij de witharige man in de zoeker had gezien, stond dat beeld op Zavala's netvlies gegrift. Hij leunde tegen het koude beton en kon zijn ogen maar nauwelijks geloven. Dit was de man die hij ook in Arizona had gezien. Daar was hij zeker van, ondanks het gladgeschoren gelaat en het maatkostuum. Toen had de chauffeur van Halcon werkkleding gedragen en had hij lange haren en een volle, witte baard. Hij had een vrouw die daarna was overleden. En hij noemde zich George Wingate.

Zodra hij van de eerste verbazing was bekomen, rende Zavala naar zijn huurauto. Hij volgde de limousine, waarbij hij er angstvallig voor zorgde dat er steeds twee auto's tussen hen in reden. Ze namen de snelweg in noordwestelijke richting de stad uit. Na verloop van tijd dunden de buitenwijken en winkelcentra steeds verder uit. Het vlakke landschap werd geleidelijk heuvelachtiger met steeds meer beboste gedeeltes.

Zavala moest extra gas geven om de limousine niet uit het oog te verliezen, aangezien de chauffeur sinds ze de bebouwde kom achter zich hadden gelaten aanmerkelijk sneller reed dan wettelijk was toegestaan. Zo reden ze ongeveer een uur door tot ze tegen het invallen van de duisternis een tweebaansweg insloegen. Zavala hield zoveel mogelijk afstand. Niet lang daarna zag hij de remlichten oplichten en was de limousine verdwenen. Zavala minderde vaart tot hij het licht van zijn koplampen op een reflector aan een boom zag weerkaatsen die het begin van een onverharde zijweg aangaf. Hij reed rechtdoor om geen argwaan te wekken en draaide de auto pas een paar honderd meter verderop, waarna hij naar de reflector terugreed.

Hij deed de koplampen uit en merkte dat hij de zandweg kon volgen zolang hij maar in wandeltempo bleef rijden. Hij vroeg zich af wat zo'n belangrijk man als Halcon hier in deze verlaten rimboe te zoeken had. Misschien had hij hier een jachthut. Even later werd hij door een dicht bos opgeslokt. Op sommige plekken schemerden aan beide kanten van de weg rotsige heuvels door de bomen. Hij zag geen lichten voor zich op de weg, wat hem gezien alle kronkels en bochten ook niet verbaasde. Omdat hij geen enkel risico wilde lopen, stopte hij om de twee, drie minuten om uit te stappen en als de verkenner van een infanterie-patrouille scherp luisterend en om zich heen spiedend een rondje om de auto te lopen.

Tijdens zo'n stop zag hij een licht branden. Voorzichtig liep hij in de richting van het schijnsel tot hij zag dat het een schijnwerper op een poort in een hoog ijzeren hek was. Hij parkeerde de auto in de berm van de weg en liep in de beschutting van het bos naar het hek; aan de rand van een vrijgemaakte strook langs de omheining bleef hij staan. Het hek was ongeveer twee keer zo hoog als de gemiddelde mens en werd bekroond door rollen prikkeldraad. Aan de poort was een wit bord met zwarte letters bevestigd: Streng verboden toegang. Dit terrein wordt door waakhonden bewaakt. Zijn intuïtie had hem weer eens een goede dienst bewezen. Boven het bord hing een klein kastje dat beslist een camera bevatte.

Het hek was te hoog om overheen te klimmen en ook het prikkeldraad en de honden vormden een onoverkomelijke hindernis. Bovendien vermoedde hij dat het hek met een alarminstallatie was verbonden. Omdat hij daar niet ver vandaan een lage heuvel had gezien, keerde hij naar de auto terug en reed achteruit weg om het risico te vermijden dat iemand het oplichten van de remlichten zou zien. Vervolgens draaide hij opnieuw de struiken in. Vandaar liep hij naar de top van de heuvel, wat niet eenvoudig was omdat hij niets had om zich bij te lichten. Hij struikelde en moest zich een paar keer uit een doornige struik bevrijden, maar uiteindelijk bereikte hij zonder ongelukken het lage struikgewas op de heuveltop. Hij zocht een niet al te dicht begroeide boom uit en klom naar de hoogste tak die zijn gewicht kon dragen.

Vanuit zijn hoge positie kon hij over het hek kijken. Behalve de schijnwerper op de poort was het hele gebied onverlicht. Zijn ogen waren aan de duisternis gewend geraakt en hij begon steeds meer vormen te onderscheiden. Hij besefte dat hij naar een groot complex van gebouwen keek, sommige rechthoekig en andere rond. Het geheel werd gedomineerd door een enorme piramide met een platte top. De bouwwerken waren van een witachtige steensoort opgetrokken en glansden lichtjes in het zwakke maanlicht.

Een mooie jachthut, mompelde hij. Dit was krankzinnig! Een oude stad, hier op het Texaanse platteland. Hij probeerde Austin te bellen, maar zijn gsm ving hier geen signaal op. Nadat hij nog een aantal minuten gespannen in de duisternis had getuurd in een vergeefse poging meer details te onderscheiden, concludeerde hij dat hij alles had gezien wat er voor hem te zien was. Net toen hij zich uit de boom wilde laten zakken, flitste er een lamp aan en zag hij iets heel merkwaardigs. Hij trok zich weer aan de tak op en keek gefascineerd naar het ongelooflijke tafereel dat zich voor zijn ogen afspeelde.