41
Voor de kust van Nantucket
Het motorjacht dat in een wijde cirkel om het bergingsvaartuig heen was gevaren, kwam binnen gehoorsafstand langszij en zette de motor in zijn vrij. Aan de seinmast wapperde onder de Amerikaanse vlag de Italiaanse wit-rood-groene driekleur. Uit het stuurhuis stapte de slanke gestalte met het zilvergrijze haar van Angelo Donatelli naar buiten. Hij zwaaide.
'Hallo, meneer Austin, ik kom u redden. Ik had begrepen dat u door uw grappa heen bent. Vindt u het erg als we een zending afleveren?'
'Hallo, meneer Donatelli,' schreeuwde Austin terug. 'Dank u zeer, dat is heel attent van u. Tot nu toe hebben we accuzuur moeten drinken.'
Kapitein McGinty vormde met zijn handen een toeter voor zijn mond, volstrekt onnodig voor zijn normaal al luid bulderende stem. 'Ook de schipper is u heel erkentelijk en hij nodigt u uit uw barmhartige missie aan boord voort te zetten.'
Donatelli salueerde ten teken dat hij akkoord ging en liep het stuurhuis weer in. Ratelend en met een plons zakte het anker onder water, waarna de motor werd uitgezet. Donatelli en zijn neef Antonio stapten in een motorsloep die achter het jacht had gehangen, overbrugden in een oogwenk de korte afstand tot het bergingsschip en klommen aan boord.
Donatelli overhandigde de kapitein een fles met de genoemde Italiaanse sterke drank. 'Met mijn complimenten,' zei hij, waarna hij zich met een weids gebaar naar zijn motorjacht tot Austin wendde.
'Wat vindt u van mijn blauwe beauty, meneer Austin?'
Dat Donatelli hen met het beleefde 'meneer' bleef aanspreken was waarschijnlijk een uit de Oude Wereld meegenomen gewoonte of simpelweg de keurige omgangsvorm van een restauranteigenaar die gewend was met een clientèle van lieden uit de hogere kringen om te gaan, dacht Austin. Het was weer eens iets anders dan het onechte, informele 'Hoi, ik ben Bud'-gesmijt met voornamen, iets wat Austin toch al een doorn in het oog was.
Austin nam het jacht van voor- tot achtersteven op en bestudeerde de marineblauwe romp en crèmekleurige bovenbouw alsof hij de rondingen van een mooie vrouw bekeek. 'Ze heeft een schitterend klassieke vorm,' zei hij. 'Hoe vaart ze?'
'Als een droom. Ik was onmiddellijk verliefd toen ik haar afgedankt op een werf in Bristol op Rhode Island zag liggen. De restauratie heeft me duizenden dollars gekost. Ze is dertieneneenhalve meter lang, maar door de vorm van de boeg lijkt ze nog langer. Een heel stabiele boot, uitstekend geschikt om je kleinkinderen mee uit te nemen.' Hij lachte. 'En een manier om aan de familie te ontsnappen als ik rust nodig heb en op mezelf wil zijn. Mijn slimme boekhouder heeft het schip als bedrijfsmiddel geboekt, dus moet ik af en toe voor de restaurants wat vis gaan vangen.' Hij pauzeerde even en keek met een wazige blik naar de zee, waar een zwerm meeuwen als sneeuwvlokken op het donkere water dreven. 'Zo, dus dit is de plek waar het is gebeurd.'
Austin wees naar de rode plastic bal die op de lichte deining dobberde. 'De bovenkant van het schip bevindt zich op dertig vadem onder die boei. We liggen er recht boven.' De naam Doria hoefde niet genoemd, ze wisten allebei heel goed over welk schip hij het had.
'Ik heb het hele gebied rond het eiland doorkruist,' zei Donatelli, 'maar op deze plek ben ik absoluut nog nooit geweest.' Hij grinnikte zachtjes. 'Wij Sicilianen zijn een bijgelovig volkje dat in spoken gelooft.'
'Des te groter is onze dank dat u bereid bent ons bij dit project te helpen.'
Donatelli keek Austin met zijn doordringende ogen strak aan. 'Ik zou dit voor niets ter wereld willen missen. Wanneer beginnen we?'
'In de hut van de kapitein hebben we plannen klaar liggen.'
'Bene. Kom, Antonio,' zei hij tegen zijn neef. 'Laten we eens kijken wat we voor deze heren kunnen betekenen.'
Op een tafel in zijn hut rolde kapitein McGinty een stevig vel papier uit. Boven aan het vel stond de Italiaanse regel Plano delle sistemazioni passeggeri ofwel 'overzicht van de passagiersaccommodatie'. Ernaast prijkte een foto van het schip op volle zee in betere tijden. Onder de foto waren de plattegronden van negen dekken afgedrukt.
Donatelli tikte op de plek waar de Belvedere Lounge zich bevond, aan de voorkant van het sloependek. 'Hier was ik aan het werk toen de Stockholm ons raakte. Beng! Ik sloeg tegen de grond.' Zijn vinger schoof naar het promenadedek. 'Hier stonden alle passagiers op hun redding te wachten. Een geweldige chaos,' zei hij en schudde nog altijd van afschuw vervuld zijn hoofd. 'De heer Carey vindt me daar en samen gaan we naar zijn hut. Hier. Aan stuurboordzijde van het bovendek. De arme mevrouw Carey zit vastgeklemd. Ik als een opgejaagd konijn op zoek naar een krik. Hierzo.' Met zijn vinger volgde hij zijn route van die nacht. 'Langs de winkels op het foyerdek, maar daar is de weg geblokkeerd. Dus terug naar de achtersteven en naar beneden naar het A-dek.'
Donatelli stokte in zijn strakke verslag; hij herinnerde zich de angst die hem bij de keel greep toen hij in de buik van het zinkende schip afdaalde. 'Neemt u me niet kwalijk,' verontschuldigde hij zich met een lichte trilling in zijn stem. 'Zelfs nu na al die jaren...' Hij ademde diep in en weer uit. 'Die nacht heb ik aan den lijve ondervonden wat Dante in zijn afdaling naar de hel moet hebben gevoeld.' Hij blies zijn wangen bol en vervolgde: 'Zo kwam ik uiteindelijk op het B-dek, waar de garage is. De rest van het verhaal kent u allemaal?'
De overige aanwezigen knikten.
'Mooi,' zei Donatelli duidelijk opgelucht. Hoewel het in de hut tamelijk fris was, glinsterden er zweetdruppeltjes in zijn wenkbrauwen en er klopte een dikke ader aan de zijkant van zijn hoofd.
'Kunt u exact aangeven waar u de pantserauto in de garage heeft zien staan?' vroeg Austin.
'Zeker, dat was hier, in deze hoek.' Hij pakte een potlood en zette er een kruis. 'Ik had gehoord dat er negen auto's in de garage stonden, inclusief een extravagant model dat de Italianen voor Chrysler hadden ontworpen.' Hij perste zijn lippen op elkaar tot een krampachtig glimlachje. 'De krik die ik zocht heb ik nooit gevonden.'
'Wij zijn van plan om door de garagedeuren naar binnen te gaan,' legde Austin uit.
Donatelli knikte. 'De auto's konden vanaf de kade direct de garage inrijden. Dat lijkt me een prima plan, maar van dat soort dingen weet ik niets af,' zei hij met een schouderophalen.
Kapitein McGinty reageerde heel wat beslister. Een paar minuten eerder was hij afgeleid door een oproep via de scheepstelefoon. Nu kwam hij weer bij de tafel staan en schudde zijn hoofd. 'Dat zou best eens lelijk kunnen tegenvallen. Puur gekkenwerk. Ik zie daar een enorm probleem opdoemen.'
'Dat lijkt me nog zacht uitgedrukt. Het zou me verbazen als de problemen ons daar niet als loodzware gorilla's over de rug stuiterden,' zei Austin.
'Dit is niet niks, jongens. Ik ken gasten die via de dekken tot in dat ruim zijn doorgedrongen.' Hij wees op de wand aan stuurboordzijde van de garage. 'In die ruimte is alles - auto's, vrachtwagens, lading -naar deze kant op de zandbodem gezakt. Die pantserauto van jullie ligt waarschijnlijk onder een paar ton troep bedolven. Gasten die in dat ruim zijn geweest, hebben dat futuristische Chrysler-model zien liggen, maar door de wirwar aan balken en gescheurde tussenschotten konden ze er niet bij komen. Als je er met die gympakjes van jullie ingaat, loop je het gevaar dat je hopeloos vast komt te zitten.'
Austin besefte heel goed dat dit wel eens de lastigste klus uit zijn hele loopbaan zou kunnen worden. Heel wat moeilijker dan het lichten van het Iraanse containerschip of de Russische onderzeeër.
'Bedankt voor de waarschuwing, kapitein. Volgens mij moeten we dit benaderen alsof we naar iets zoeken op een plek waar de bodem helemaal bezaaid ligt met wrakstukken. Zoals in de East River bijvoorbeeld. U kunt best gelijk hebben dat dit eigenlijk een onmogelijke opgave is. Maar ik geloof toch dat het de moeite waard is er een kijkje te nemen.' Hij grinnikte. 'Misschien vinden we nog een krik voor meneer Donatelli.'
McGinty barstte in een hartelijke lach uit. 'Nou ja, het mag dan gekkenwerk zijn, jullie zijn in ieder geval wel een stelletje gekken naar mijn hart. Zullen we dan maar op ons succes toasten?'
Donatelli maakte de fles grappa open en schonk met de zwierige bewegingen van een ober die zijn vak nog lang niet was verleerd, voor iedereen een glas in.
'Tussen twee haakjes, dat belletje daarnet kwam van de jongens beneden in de klok,' zei McGinty. 'Ze hebben de romp zo goed als open. Ik heb ze gezegd dat ze alles voor morgen klaar moeten maken om daarna lekker te gaan slapen. Morgenochtend gaan jullie meteen naar beneden, dat is het eerste wat we doen.'
Austin hief zijn glas. 'Op verloren zaken en onmogelijke missies.'
Het zachte gegrinnik stokte toen Donatelli plechtig zijn glas hoog ophield. 'En op de Andrea Doria en de zielen van alle opvarenden die met haar ten onder zijn gegaan.'
Waarop ze de glazen zwijgend naar de mond brachten.