Operatie Hert
Op een mooie dag in mei gaf generaal Isimo het startsein voor wat hij noemde ‘Operatie Hert’. Op zijn teken vertrokken vanuit het centrum van het land honderden vrolijk versierde touringcars in konvooi naar de snelweg. Daar waaierde de bonte stoet van bussen in kleine groepjes uiteen naar alle delen en uithoeken van het land.
De operatie werd geleid door de generaal zelf, die in zijn werkkamer op de bovenste etage van de regeringsflat telefonisch contact onderhield met de buschauffeurs. Op een enorme landkaart hield hij met vlaggetjes de verschillende routes bij.
De generaal was in zijn element. Weldra zouden de eerste bussen hun plaats van bestemming bereiken en zou de eerste groep van lelijke kinderen nietsvermoedend instappen.
Vandaag ging het dan eindelijk gebeuren!
Op de school van Paul de Wit luidde de bel voor het speelkwartier. Het was een stralende voorjaarsdag, zodat de meeste kinderen zonder jas juichend de klas verlieten en joelend de speelplaats opstormden. Er werd gehinkeld en gevoetbald, geknikkerd en touwtje gesprongen, tikkertje gespeeld en diefjemet-verlos en hier en daar werd een kleine ruzie uitgevochten. Kortom, het leek een dag als alle andere dagen.
Leek, want van het ene op het andere moment kwam daar verandering in. Een met vlaggen en ballonnen versierde touringcar kwam luid toeterend de speelplaats oprijden. De kinderen weken uiteen om de kleurrijke bus doorgang te verlenen. De bus draaide een rondje over de speelplaats en kwam met de neus naar de straat tot stilstand. Trillend sloeg de motor af. De schoolkinderen lieten knikkers, ballen en springtouwen vallen en verdrongen zich nieuwsgierig rond de bus. Zouden ze onverwachts op schoolreisje gaan? Maar welke klassen dan? Het was onmogelijk de hele school in deze ene bus te vervoeren.
Sissend ging de deur open. Er stapte een vrouw uit, waarna de chauffeur, die achter zijn stuur bleef zitten, snel de deur weer sloot. Toch waren een paar rappe kinderen erin geslaagd achter de vrouw de bus in te glippen. Lang duurde hun verblijf in de bus niet. De chauffeur stond op van zijn plaats, pakte de indringers bij hun nekvel en werkte ze snel de bus weer uit.
Inmiddels was de directeur van de school ook bij de bus aangekomen. Na een kort gesprek met de vrouw die driftig met papieren stond te zwaaien, gaf hij zijn onderwijzend personeel de opdracht hun klassen keurig in gelid op de speelplaats op te stellen.
Toen dat was gebeurd, sprak hij tot de kinderen: “Naast mij staat mevrouw Bos.”
Mevrouw Bos knikte de kinderen vriendelijk toe, waarna de directeur vervolgde: “Mevrouw Bos is hier in opdracht van…”
Hij kreeg de kans niet zijn zin af te maken. Mevrouw Bos duwde hem een eindje opzij en nam het woord van hem over. De directeur trok zo’n verongelijkt gezicht dat een paar kinderen begonnen te giechelen.
“Lieve kinderen,” zei mevrouw Bos. “Hier in mijn hand heb ik een lijst met namen van kinderen die met deze prachtige bus achter mij een ritje mogen maken. Het spreekt vanzelf dat niet iedereen mee kan. Tegen de kinderen die niet tot de gelukkigen behoren zou ik willen zeggen: heb geduld en wees niet jaloers. Een volgende keer zijn jullie aan de beurt.”
Ze draaide zich om naar de directeur die tijdens haar praatje de punten van zijn schoenen stond te bekijken. “Wilt u nog wat tegen de kinderen zeggen?” vroeg mevrouw Bos hem en voor hij kon antwoorden zei ze: “Nee? Mooi! Dan lees ik nu een voor een de namen op van de lijst. Als ik je naam heb opgenoemd, stap je rustig in en zoek je een mooi plaatsje uit. Daar gaat-ie.”
Mevrouw Bos gaf de chauffeur een teken dat hij de deur kon openen en ze begon met het oplezen van de namen. Bij elke naam die zij oplas, klonk er een juichkreet en maakte zich uit de groep een kind los, dat vervolgens met opgeheven armen de bus in stapte.
“Het zijn altijd dezelfden die mee mogen,” mopperde een meisje toen haar naam alweer niet werd opgenoemd.
“Stilte,” zei mevrouw Bos en ze ging verder met het afwerken van de alfabetische namenlijst. Paul de Wit was de laatste die instapte.
“Dat was dat,” zei mevrouw Bos. “Bedankt voor jullie medewerking en tot ziens maar weer.”
De chauffeur startte de bus en mevrouw Bos stapte in. Onder luid gejuich werd ze door de kinderen in de bus ontvangen. Van alle kanten werd haar een zitplaats aangeboden, maar mevrouw Bos wees resoluut elk aanbod af en ging op de stoel naast de chauffeur zitten.
“Waar gaan we naartoe?” vroeg een jongen die Magere Lat werd genoemd. Hij was ongewoon lang voor zijn leeftijd, bijna twee meter, en ongelooflijk mager.
“Dat blijft nog een verrassing,” zei mevrouw Bos geheimzinnig.
Een meisje, dat zo klein was dat ze op een stoel moest gaan staan om op dezelfde hoogte als de andere kinderen te komen, vroeg: “Wanneer zijn we weer terug?”
“Ach meisje, we zijn nog niet eens weg,” antwoordde mevrouw Bos. “Chauffeur, wat mij betreft kunnen we vertrekken.”
Langzaam reed de touringcar de speelplaats af en de straat op, nagestaard door de achterblijvers die allemaal vreselijk jaloers waren op de zwaaiende kinderen achter de raampjes. De bus maakte een bocht naar links, toeterde nog een keer en verdween toen uit het zicht. En terwijl mevrouw Bos contact opnam met generaal Isimo om hem op de hoogte te stellen van de geslaagde actie, zongen de kinderen in de bus in koor: “En we gaan nog niet naar huis, nog lang niet, nog lang niet.”¬
De telefoons op de werkkamer van generaal Isimo stonden niet stil. Hij had de ene telefoon nog niet neergelegd of de volgende begon al te rinkelen. Er waren zelfs momenten dat vier of vijf telefoons tegelijk overgingen. Generaal Isimo kwam handen tekort, want hij moest tussen het aannemen van de telefoons door ook nog eens de vlaggetjes op de landkaart verplaatsen. Maar de generaal klaagde niet. Waarom zou hij? ‘Operatie Hert’ liep gesmeerd. Nergens stuitte de komst van de bussen op verzet. Integendeel! Overal, op alle scholen in het hele land, stapten de lelijke kinderen uitgelaten de bus in. Precies zoals de generaal het van tevoren had gepland.♦