Hoog bezoek
Generaal Isimo stond voor het raam van zijn werkkamer en keek neer op het plein beneden hem. De groep demonstrerende moeders nam nog elke dag in aantal toe. Er sloten zich ook steeds meer mannen aan.
“Mietjes,” gruwde de generaal. Hij liep weg van het raam, ging achter zijn bureau zitten en dacht na. Er moest iets gebeuren. De demonstraties verbieden zou dom zijn. Op de een of andere manier moest hij de moeders zwart zien te maken, zodat ze de groeiende sympathie van het publiek zouden verliezen. Hij opende een la van zijn bureau en haalde een stapel dossiers te voorschijn die hij een voor een begon door te nemen. De meeste demonstranten waren van onbesproken gedrag, maar eindelijk trof hij een dossier aan dat hij zou kunnen gebruiken:
Mevr. A.J. Brands, 29 jaar, ongehuwd. Moeder van één kind (Wim, bijnaam Puist), vader onbekend. Vier maanden opgenomen geweest in ontwenningskliniek voor alcohol- en drugsverslaafden, na poging zichzelf en haar kind van het leven te beroven.
“Dat is het,” dacht generaal Isimo. “Als ik de tv nu eens opdracht gaf een reportage te maken over de moeders op het plein met deze vrouw als middelpunt.” Hij legde het dossier van mevrouw Brands apart, pakte de telefoon en droeg zijn secretaresse op een afspraak voor hem te maken met de hoogste baas van het grootste televisiestation.
“Voor wanneer?” vroeg de secretaresse.
“Zo snel mogelijk,” antwoordde de generaal.
“Aanstaande donderdag om half elf?”
“Kan het niet eerder?”
“U zit tot die tijd helemaal vol,” zei de secretaresse en ze begon met het opnoemen van zijn afspraken: “Morgen wilt u vrijhouden, overmorgen komt om negen uur de beeldhouwer, om half twaalf heeft u een brunch met de directie van Catfood BV, daarna begint de operatie ‘Blikopener’…”
“Hou maar op,” onderbrak de generaal haar. “Donderdag is goed,” zei hij en hij legde de hoorn op de haak. Hij keek op de klok en zag dat het al tegen zessen liep. Elk moment kon de kapper komen. Eerder op de dag had de kleermaker zijn kostuum gebracht. Hij zou er morgen als een heer uitzien. Morgen zou alles anders worden. Morgen ging hij op bezoek bij de koningin en zou hij haar ten huwelijk vragen. Ze was precies de vrouw die hij nodig had. Ze vond alles goed wat hij deed en ze hield zich niet met politiek bezig. Zij kon zijn carrière als leider van het land nog meer glans geven. Een huwelijk met haar betekende dat de generaal zich koning kon noemen: Koning Isimo I.¬
Paul en Ellen zaten in pyjama in de huiskamer. Ze waren vroeg naar bed gegaan om morgen goed uitgerust te zijn, maar de slaap wilde maar niet komen. Uiteindelijk waren ze maar weer naar beneden gegaan, waar Van Dijk rusteloos de kamer op en neer liep. Ook mevrouw Van Soest had haar zenuwen niet helemaal in bedwang. Ze had die dag al heel wat serviesgoed gebroken. Opa Van Zanten was de enige die zichzelf onder controle leek te hebben. Hij zat lekker onderuit in een gemakkelijke stoel met zijn benen op tafel een sigaartje te roken.
“Heb je niet ergens nog een lekker flesje wijn staan?” vroeg hij aan Van Dijk.
“Dat wel,” zei Van Dijk, “maar zou het nu wel verstandig zijn om…”
Hij kreeg de kans niet om zijn zin af te maken.
“Halen die fles!” zei opa Van Zanten. “En Paul, pak jij even de glazen?”
Toen Van Dijk en Paul met de wijn en de glazen terug waren, schonk opa Van Zanten voor ieder een glas in. Ook voor Paul en Ellen. Hij hief het glas. De anderen volgden zijn voorbeeld.
“Op de goede afloop!” zei hij.
“Op de goede afloop!” zeiden ook de anderen. Ze tikten de glazen tegen elkaar en namen een slokje wijn.
“En dan nu muziek,” zei opa Van Zanten.
“Zonder radio zeker,” zei Ellen.
“Je stem heb je altijd bij je,” zei opa Van Zanten en hij zette een vrolijk lied in, waarna iedereen begon mee te zingen. Om beurten zetten ze een nieuw lied in. De één een opgewekt melodietje over liefde en trouw, de ander een weemoedig wijsje over afscheid en verdriet. De tijd scheen vleugels te krijgen. Voor ze er erg in hadden was het laat. Moe van het zingen en slaperig van de wijn gingen ze naar bed. Morgen ging het dan allemaal gebeuren.¬
Op generaal Isimo kon je de klok gelijk zetten. Op afgesproken tijd landde hij met zijn helikopter op het weiland achter de boerderij. Mevrouw Van Soest haalde een hand door haar haalde diep adem en ging in de deuropening op hem staan wachten. “Kom binnen, Ies, kom binnen.” De generaal gaf mevrouw Van Soest een kushand en hing zijn jas aan de kapstok.
Mevrouw Van Soest schonk twee kopjes koffie in en presenteerde de generaal een stukje boterkoek.
“Zo,” zei ze. “Heb je het een beetje makkelijk kunnen vinden?”
“Ja, dat ging wel,” zei de generaal.
Er volgde een lange stilte. Ze wisten allebei niet goed wat ze moesten zeggen.
“Het gaat helemaal fout,” dacht mevrouw Van Soest. “Nog bedankt voor de rozen,” zei ze.
“Ach, het was maar een kleinigheidje,” zei de generaal. Zwijgend dronken ze van hun koffie.
“Hoe pak ik het nu aan?” dacht de generaal. Hij kon in zijn eentje een heel land besturen, maar hoe je een vrouw ten huwelijk vroeg, daar had hij geen kaas van gegeten.
“Je schenkt een lekker kopje koffie,” zei hij om toch maar iets te zeggen.
Mevrouw Van Soest stond meteen op en schonk zijn kopje nog eens bij.
“Zo bedoelde ik het niet, Beppie,” zei hij.
“Maar je lust toch nog wel, Ies? Nog een stukje boterkoek? Zelfgebakken.”
Vanaf dat moment liep het gesprek gesmeerd. Om beurten maakten ze elkaar een compliment. Generaal Isimo prees de boterkoek en mevrouw Van Soest merkte op dat de generaal een vlot geknipt koppie had en dat hij een prachtig kostuum droeg. Generaal Isimo ging zelfs zover dat hij mevrouw Van Soest ‘Bep-pe-kindje’ ging noemen. Mevrouw Van Soest kon natuurlijk niet achterblijven en verkleinde zijn naam tot een teder uitgesproken ‘Iesje’.
Toen ze, al babbelend over de rust van het platteland en de charme van de grote stad, de koffiepot tot op de bodem hadden leeggedronken en de boterkoek tot op de laatste kruimel hadden opgepeuzeld, vond mevrouw Van Soest de tijd rijp om tot actie over te gaan. Helaas, generaal Isimo was haar net een slag voor.
“Beppe-kindje,” zei hij. “Ik heb een verrassing voor je.” Hij haalde een klein pakje uit de binnenzak van zijn kostuum en legde het voor mevrouw Van Soest neer op tafel.
“Een cadeautje?” vroeg mevrouw Van Soest. Wat moest ze hier nu weer van denken?
“Het is meer dan een cadeautje,” zei de generaal veelbetekenend. “Maak het nu maar open, Beppe-kindje.”
Mevrouw Van Soest pakte het op en begon het papier los te peuteren. Toen dat was gelukt hield ze een klein vierkant doosje in haar vingers. Ze aarzelde.
“Maak maar open!” moedigde generaal Isimo haar aan. Langzaam opende ze het doosje.
“Een ring?” zei mevrouw Van Soest verbaasd.
“Een trouwring,” verbeterde generaal Isimo. Hij stond op en liep naar haar toe.
“Beppe-kindje,” zei hij. “Wil je met me trouwen?”¬
Intussen zaten Van Dijk, opa Van Zanten en Paul en Ellen in de varkensstal te wachten.
“Zien jullie al wat?” vroeg Van Dijk aan de kinderen die vanachter een klein raampje het woonhuis in de gaten hielden.
“Nee,” zeiden ze allebei tegelijk.
“Ik begrijp er niks van,” zei Van Dijk. “Ze zitten al minstens een uur koffie te leuten.”
“Niet overdrijven,” zei opa Van Zanten, maar ook hij vond dat ze lang wegbleven.
“Er zal toch niets gebeurd zijn?” zei Van Dijk weer.
“Hou eens op,” zei opa Van Zanten. “Je maakt zelfs de varkens zenuwachtig met je gezeur.” Hij vroeg aan Ellen hoe laat het was.
“Als ze er over een kwartier nog niet zijn,” zei hij tegen Van Dijk, “dan moet je maar eens poolshoogte gaan nemen.”
Van Dijk knikte en begon in gedachten zijn Beppie te bevrijden die hij als in een speelfilm vastgebonden zag op een keukenstoel.
“Ik zie wat,” zei Paul opeens.
“Ze komen naar buiten!” riep Ellen.
“Weet iedereen wat-ie moet doen?” zei opa Van Zanten. “Nu gaat het echt beginnen!”
En terwijl iedereen zijn afgesproken plaats innam, liepen mevrouw Van Soest en generaal Isimo arm in arm het erf op.
Mevrouw Van Soest had alles verwacht, maar niet dat generaal Isimo haar ten huwelijk zou vragen. Inwendig moest ze er vreselijk om lachen. Uiterlijk was ze kalm gebleven en had ze de generaal gezegd dat de vraag haar een beetje had overvallen en dat ze er eerst nog eens goed over moest nadenken.
“We hebben de hele dag nog,” had de generaal gezegd die een man was van snelle beslissingen. “Laat me eerst de rest van de boerderij maar eens zien.”
“Zullen we maar meteen naar de varkens gaan?” versprak mevrouw Van Soest zich. Generaal Isimo had niets in de gaten.
“Wat eten varkens?” vroeg hij.
“Varkensvoer,” waagde mevrouw Van Soest een grapje.
“Interessant,” zei de generaal.
“Slijmjurk,” dacht mevrouw Van Soest en ze ging de generaal voor naar de varkensstal.
Voor ze de staldeur opendeed, draaide ze zich om en zei tegen generaal Isimo: “Wat ik je nu ga laten zien is heel bijzonder.”
“Ik ben benieuwd,” zei de generaal.
“Dit is mijn verrassing, Iesje,” voegde ze eraan toe en ze deed de deur open. Generaal Isimo stapte naar binnen en stond oog in oog met Paul en Ellen.
“Wie zijn dat?” vroeg generaal Isimo. “Ik wist niet dat je kinderen had.” Hij keek om naar mevrouw Van Soest.
“Stellen jullie je eens netjes voor,” zei ze.
Paul deed als eerste een stap naar voren en stak een hand uit naar de generaal.
“Paul de Wit,” zei hij. Hij trok zijn muts van zijn hoofd en zei vervolgens: “Bijnaam Jumbo!”
De generaal was te verbaasd voor woorden.
Toen gaf Ellen hem een hand. “Aangenaam,” zei ze. “Ellen Aal-berts.” Ook zij zette haar muts af. “Bijnaam Eitje!”
Generaal Isimo keek van Paul naar Ellen en van Ellen naar Paul. “Maar jullie zijn…”
“De ontsnapte kinderen naar wie jij nu al weken op zoek bent,” zei mevrouw Van Soest. Ze gaf een seintje waarop Van Dijk en opa Van Zanten vanachter een paar kisten te voorschijn schoten en generaal Isimo stevig in de houdgreep namen. Even later lag hij languit op de grond. Paul en Ellen zaten boven op hem. Mevrouw Van Soest hield zijn armen beet en opa Van Zanten zijn benen, terwijl Van Dijk een stevig stuk touw pakte en hem vakkundig in de boeien sloeg.
Generaal Isimo gilde als een mager speenvarken.♦