HOOFDSTUK 8

 

 

De driehonderd kilometer naar Parijs verliepen voorspoedig.

Zullen we gewoon eens proberen bij dat kleine hotel waar we een paar jaar geleden zijn geweest? Dat beviel me wel, direct bij een metro station en op zich best gunstig gelegen in het centrum. Die zullen vast wel plaats hebben rond deze tijd van het jaar,’ zei Ruud, terwijl ze de rondweg van Parijs opreden.

Je bedoelt, even denken, ja, hotel Roma Sacré Coeur? Toepasselijke naam eigenlijk. Wisten wij veel dat we nog eens een uitgebreide kennissenkring zouden krijgen binnen de Roma. Zo zie je maar weer.’

Het navigatiesysteem loodste hen door de drukke straten. Rachel reed rustig van de rondweg af het centrum in.

Oh, verdorie, hier had je links gemoeten,’ zei Ruud ineens.

Geen probleem, hoor.’ Ze keerde de auto toen het even wat minder druk was en draaide de wagen de goede weg in. Ineens begon achter haar een taxi luid te toeteren en wilde gebaren te maken. De taxichauffeur draaide zijn raampje open en begon luid te schelden. Ze verstonden gelukkig maar de helft.

Ik ben op de taxibaan aan het rijden,’ zei Rachel. ‘Dat is zo opgelost.’ Ze gaf gas en scheurde langs het langzaam rijdende verkeer op de hoofdweg en voegde bij de eerste stoplichten weer op de hoofdweg in. De Franse taxichauffeur keek haar verbaasd na. Blijkbaar had hij niet verwacht dat die toeristen zo hard over zijn taxibaan zouden scheuren. Maar Rachel had zich niet laten kennen. De Franse taxichauffeur maakte nog een afsluitend gebaar naar Rachel en vervolgde toen zijn weg.

Zonder verdere brokken kwamen ze aan bij het hotel. Het typisch Parijse gebouw met zijn witte muren en ijzeren hekjes voor de ramen was op een hoek gebouwd en liep in een uiterst smalle punt uit. Zoals de naam van het hotel al impliceerde, lag het vlakbij de beroemde Sacré Coeur, halverwege de Montmartre. Om de hoek lag een metrostation. Vlak voor de deur was een parkeerplaats waar je echter niet mocht parkeren zonder vergunning. Rachel besloot de wagen er toch maar even te laten staan en eerst te informeren bij de receptie van het hotel of er plaats was.

Achter de balie zat een man die nauwelijks meer bewoog dan noodzakelijk. De receptionist schoof hen een gastenboek voor, gebaarde dat ze konden inschrijven en legde al een sleutel op de toonbank. Ruud onderhandelde nog even over de prijs, wat hem vrij gemakkelijk lukte. Aan de sleutels te zien waren er nauwelijks gasten of iedereen was de stad in. Ze schreven in en vroegen de receptionist of er ergens parkeergelegenheid was. Hij wees hen in gebrekkig Engels een parkeergarage die op een paar honderd meter afstand bleek te liggen. Ze keerden terug naar de auto en brachten hun spullen naar de kamer.

Ik breng de auto wel even weg,’ zei Ruud. Hij nam zijn eigen autosleutels en liep weer naar buiten. Inderdaad bleek er een paar honderd meter verder een parkeergarage te liggen, maar daar aangekomen schrok Ruud enorm van de prijzen. Aangezien er verder niets opzat besloot hij de wagen er toch maar te stallen.

Tegen de tijd dat hij terug kwam had Rachel de kamer al ingericht.

Kom, we lopen eens naar de Sacré Coeur. Ik wil van het uitzicht genieten,’ zei ze.

Oké, ik zie dat ik hier niets meer hoef te doen. Kom maar.’

Ze gaven hun sleutel weer af aan de receptie en verlieten het hotel.

Het hotel lag op loopafstand van de beroemde basiliek en dus liepen ze gezamenlijk de heuvel op waarop de basiliek was gelegen, de Montmartre. Boven op de heuvel aangekomen bleek dat net als tijdens hun eerdere bezoek aan deze wereldberoemde plek dat ze niet de enigen waren. Het was een aaneenschakeling van mensen van vele talen en culturen die zich op het plein voor de basiliek hadden verzameld. Er waren altijd wel levende standbeelden of live muziek uit de hele wereld te horen. Voor de basiliek lag een enorm grasveld dat steil naar beneden liep. Alleen al het uitzicht over Parijs maakte de klim naar boven het waard. De missen die er dagelijks werden gehouden, zaten altijd vol met gelovigen en toeristen. Vlak naast de basiliek lag het fameuze Place du Tertre met talloze schilders en karikatuur tekenaars. Ze zochten een plekje aan de rand van het plein en genoten van het magnifieke uitzicht en de vele mensen die er te zien waren. De zon scheen heerlijk over het plein en zo af en toe deden ze, zittend tegen de borstwering, hun ogen dicht en doezelden bijna weg. De rit naar Parijs en nu het heerlijke bad van de warmte van de zon deden hen bijna in slaap vallen. Af en toe werden ze opgeschrikt door wat mensen die al luid pratend in een vreemde taal langs liepen, maar verder konden ze heerlijk ongestoord genieten.

Ruud, hoe gaan we contact zoeken met die vrijmetselaars?’ vroeg ze ineens.

Ja, hm, even denken hoor. Ze staan niet in mijn adresboekje,’ antwoordde hij slaperig en gaf haar een liefkozende por.

Ze keek hem verbaasd aan.

Tja, hoe vindt je mensen tegenwoordig? Op het internet natuurlijk. Die club heeft vast wel een internetsite. Met een beetje geluk staat daar een telefoonnummer of emailadres op,’ beantwoordde hij zijn eigen vraag.

Natuurlijk!’ riep Rachel enthousiast uit.

Dan op naar een internetcafé maar weer,’ concludeerde Ruud, begrijpend dat de rust weer van korte duur was.

Ze stonden op en begonnen de vele trappen af te dalen van de Montmartre. Beneden zagen ze twee politie agenten staan die de toeristen bewaakten tegen zakkenrollers en andere schimmige figuren. Ze stapte erop af en vroeg in haar beste Frans de weg naar het eerste het beste internetcafé. De vriendelijke politieman had al gauw in de gaten dat haar Frans niet super was en antwoordde haar automatisch in het Engels. Rachel bedankte hem en keerde zich tevreden om. Ruud had meegekregen welke kant ze op moesten door de gebaren van de politie agent en begon vast de goede kant op te lopen. Ze kwam weer naast hem lopen en keek hem triomfantelijk aan zonder een woord te zeggen.

Al gauw hadden ze het internetcafé gevonden. Die bleek volledig te zijn ingesteld op toeristen die de tijd namen om het thuisfront te laten weten hoe geweldig het was in Parijs en vervolgens wat te lang achter de computer bleven hangen. Ze beschikten over een indrukwekkende hoeveelheid soorten broodjes en frisdranken. Het aanwezige jonge publiek had bijna alle computers in beslag en sommigen zagen er uit alsof ze het internetcafé gebruikten als alternatief hotel. Ze waren voorzien van rugzakken, om hen heen resten eten en drank, en druk bezig met mailen en informatie opzoeken over de metropool.

Ze pasten wel aardig in het plaatje en mengden zich in het bonte gezelschap. Binnen enkele muisklikken hadden ze de website van een van de vrijmetselaarsloges in Parijs te pakken. Parijs bleek meerdere loges te herbergen. Ze vonden de website van de Grand Orient de France. Ze klikten naar de Engelse versie en hadden het telefoonnummer en het email adres te pakken.

Nu hebben we het nummer, maar wat gaan we ze zeggen?’ vroeg Ruud.

We zullen ze wat informatie moeten geven, anders weet ik ook niet wat ik moet vragen. Het lijkt me geen club die je wat wijs maakt en als we informatie uit hun archieven moeten hebben, dan zullen ze toch op zijn minst willen weten waarom en wat we ermee gaan doen.’

Dat klonk Ruud logisch in de oren.

Rachel nam haar gsm, zette de luidspreker aan en belde het nummer dat op de website stond vermeld.

Goedemiddag, met Jean-Paul Maret. Waarmee kan ik u van dienst zijn?’ vroeg de stem aan de andere kant van de lijn.

Goedemiddag, u spreekt met Rachel. Wij zijn uit Nederland en op zoek naar een verloren gedeelte van onze familiehistorie. Nu hebben wij aanwijzingen dat een spoor leidt naar de vrijmetselaarsloges en als het kan, willen we graag wat informatie hebben.’

Ik wil u best helpen, maar wij houden niet van onze leden bij wat zij doen, waar zij uithangen en welke hun familierelaties zijn. Dus ik ben bang dat uw vraag moeilijk wordt,’ antwoordde Jean-Paul.

Het speelt in de achttiende eeuw en gaat om een huwelijk tussen iemand die in een klooster heeft gezeten, banden had met de vrijmetselarij en gevlucht is met een vrouwelijk lid van het klooster. Later zouden ze gaan trouwen, maar de man is tijdens de huwelijksplechtigheid vermoord. De vrouw is met behulp van vrijmetselaars ontkomen en we zoeken haar spoor,’ verduidelijkte Rachel.

Aan de andere kant van de lijn bleef het even stil. ‘Dat is een ongewoon verhaal. Ik zou jullie graag willen ontmoeten, dan kunnen we er eens over praten. Daarna kan ik kijken of ik iets voor jullie kan doen, maar ik kan uiteraard niets beloven,’ antwoordde Jean-Paul. ‘Kunnen jullie morgenochtend om een uur of tien?’ vroeg hij.

Dat is prima, waar kunnen we elkaar ontmoeten?’ vroeg Rachel.

Ik werk als rechercheur bij de Parijse politie, mijn bureau is op het Commissariat Central, op de Clignancourt negenenzeventig. Dat is in het achttiende arrondissement. Ik heb je mobiele nummer, maar in welk hotel verblijven jullie?’ vroeg Jean-Paul.

Wij verblijven in hotel Roma Sacré Coeur,’ antwoordde Rachel.

Ah, kijk eens aan, dat is in de buurt. Goed, dan spreken we elkaar morgen, tot ziens,’ zei Jean-Paul en verbrak de verbinding.

Zo, dat is geregeld,’ zei Rachel met een tevreden gezicht. ‘Morgen kunnen we hem spreken en dan komen we hopelijk meer te weten.’

Je denkt toch niet dat hij zo uit zijn mouw kan schudden wat er is gebeurd?’

Nee, maar wellicht kunnen ze wat terugzoeken in hun archieven, staat er ergens iets van opgetekend, of weet hij waar we meer informatie kunnen vinden. Ten slotte is het een nogal ongewone gebeurtenis geweest. Er is vast wel iets van terug te vinden. Tot nu toe hebben we geluk gehad, laten we hopen dat dat ons hier niet in de steek laat nu we eindelijk een spoor hebben gevonden.’

Ruud knikte en ze stonden op om de gebruikte internet tijd te betalen. De jongen achter de balie was druk doende met het kopiëren van dvd’s en wisselde snel even van scherm om te kijken hoeveel ze moesten betalen. Tussen het aannemen van het geld van Ruud en het teruggeven van het wisselgeld wisselde hij nog gauw een schijfje.

Dan hebben we dus de rest van de dag niets meer te doen, begrijp ik,’ zei Ruud. ‘Dan gaan we een beetje de toerist uithangen en eens langs het Place du Tertre. Ik wil wel eens gaan kijken naar de schilders en de kunstenaars met hun tekeningen, dat is altijd leuk om te zien.’

Ik vind alles best, leid me maar rond.’

Ze liepen terug richting de Sacré Coeur op weg naar de Place du Tertre. Op het knusse plein aangekomen, bleek ook hier dat complete busladingen toeristen het beroemde plein hadden gevonden. Eigenlijk hielden ze niet zo van dit soort toeristenmagneten, maar de authentieke sfeer, de vele pittoreske kraampjes van schilders, omzoomd door groen en eindeloze terrasjes boden onverwachte pareltjes van kunst. Het gemak waarmee sommige schilders de meest fantastische kunstwerken voor de ogen van de toeristen wisten te creëren, bleef verbazen. Het was er gezellig druk, het goede weer zorgde dat de schilders uitbundig hun kunsten buiten konden vertonen. Ze stopten diverse keren om naar schilderwerken te kijken. Het patroon was steeds hetzelfde, zodra je ergens bleef staan kwam de schilder direct naar je toe en begon zijn waren aan te prijzen. Dat was meestal ook het moment om door te lopen. Even later bleven ze staan bij een tekenaar die een tekening aan het maken was van een jong meisje. Hij maakte er een schitterende karikatuur van en wist met slechts enkele blikken een messcherpe schets neer te zetten. Het leek wel alsof hij haar al tientallen keren had getekend. Het meisje keek gelukkig naar het resultaat. Daarna richtte de man zijn aandacht op Rachel.

Ze was onder de indruk van zijn kunsten en begon in het Frans te onderhandelen over de prijs. ‘Ik ben geen gekke toerist, dus ik wil een normale prijs van je,’ zei ze tegen de man. Ze noemde de prijs van tien euro.

De man begon te jammeren dat hij vier kinderen had te voeden, dat ze de markt kapot maakte en had een hele reeks argumenten waarom haar prijs belachelijk was. ‘Vijftig euro dan,’ besloot hij zijn relaas.

Nee, dank u,’ zei Rachel. ‘Maar ik wil vijftien euro geven.’

Nee, dertig euro.’

Schouderophalend liep Rachel weg.

Dan wil ik het ook wel doen voor twintig euro.’

Het gevolg was een boze tirade van een mede tekenaar die de prijs belachelijk laag vond.

Rachel draaide zich om en liep terug naar de man. ‘Oké, dan. Twintig euro.’

Ze ging op een krukje zitten en de tekenaar staarde haar even grondig aan. Daarna begon hij in hoog tempo de contouren van haar gezicht neer te zetten en met slechts een enkele korte blik tussendoor wist hij een perfecte karikatuur van Rachel te creëren.

Ze keek verrukt naar het resultaat, bedankte de man en gaf hem de twintig euro. Ruud keek ook instemmend.

Glimlachend om haar aanwinst liepen ze verder. Nu ze met een tekening in de handen verder liepen, probeerden andere tekenaars om Ruud over te halen om ook een karikatuur van zich te laten maken, maar hij liet zich niet ompraten. Gearmd liepen ze terug naar de Sacré Coeur om te gaan genieten van het uitzicht over Parijs.

 

De volgende dag gingen ze op tijd naar het Commissariat Central. Ze meldden zich bij de receptie, waar ze werden doorverwezen naar het kantoor van Jean-Paul Maret. Ze klopten aan op de deur van de vergaderruimte waar Jean-Paul al zat te wachten, waarschijnlijk gewaarschuwd door de receptie. Het bleek een kleine, gedrongen man te zijn die er intelligent uitzag. Zijn lichaam verried dat hij waarschijnlijk een zeer goede conditie had, de manier waarop hij soepel opstond van achter de vergadertafel en op hen toeliep verraadde een soepelheid die je alleen bij sporters ziet.

Goedemorgen, jullie zijn mooi op tijd,’ zei Jean-Paul.

Rachel glimlachte en gaf hem een hand. Ruud volgde haar voorbeeld.

Koffie, thee of iets anders?’

Koffie is prima,’ antwoordde Ruud.

Rachel knikte instemmend.

Terwijl hij de koffie inschonk zei Jean-Paul: ‘Ik zal in het Engels praten als dat voor jullie gemakkelijker is.’ Hij draaide zich om en zette drie koffie op de vergadertafel. ‘Nu vertel eens wat er aan de hand is. Gisteren aan de telefoon vertelde u een heel verhaal over een vermiste familie uit de achttiende eeuw en de vrijmetselaars die daar een rol in zouden hebben gespeeld.’ Het laatste gedeelte sprak hij zodanig uit dat hij duidelijk liet merken dat volgens hem de vrijmetselaars niets met de hele geschiedenis te maken hadden.

Rachel kon niet ontdekken of dat gewoon zijn vooringenomen mening was of dat hij de vrijmetselaars buiten het hele verhaal wilde houden. Als het laatste het geval zou zijn, wist ze nu al dat ze weinig medewerking van hem zou krijgen.

Ruud kwam met een tegenvraag. ‘Kunt u ons misschien eens kort uitleggen wat de vrijmetselarij inhoudt?’

Jean-Paul keek hem enigszins verbaasd aan, maar begon toch te vertellen. ‘Daarover doen vele verhalen de ronde. Sommige beweren dat de Vrijmetselarij afstamt van de Tempeliers, anderen claimen dat het ontstaan is bij de middeleeuwse gilden der steenhouwers. Een andere versie zegt dat in het begin van de achttiende eeuw in Londen in taverne “De Gans en de Rooster” een aantal mensen bij elkaar kwamen die de eerste Loge hebben opgericht. Je moet ingewijd zijn om het zeker te weten.’ Hij glimlachte met een grijns die deed vermoeden dat hij het antwoord wist. ‘Vanuit Engeland is de vrijmetselarij overgewaaid en heeft vele aanhangers in Frankrijk. Zeker een derde van de rechercheurs in dit bureau is lid van een van de loges. Aan het hoofd van een loge staat een Grootmeester, bijeenkomsten worden gehouden in een Tempel. Een aantal loges samen kunnen een Grootloge of Grootoosten vormen. Vrijmetselaars proberen op basis van gelijkheid en broederlijkheid de wereld een beter aanzicht te geven. Vaak is dat niet begrepen, soms door schuld van de loges zelf, soms door onwetendheid en de angst voor de onzichtbare loges. Er bestaan een heleboel rituelen die worden beoefend in de Tempel. In principe wordt er uitgegaan van het bestaan van een God, maar wordt er geen geloof aangehangen. Echter, in de achttiende eeuw waren vele Katholieken ook vrijmetselaar, ondanks een pauselijke veroordeling van de vrijmetselarij. Toch is een duidelijke link tussen een broeder in een klooster en de vrijmetselaars van Parijs in de achttiende eeuw een uitzonderlijke zaak,’ antwoordde Jean-Paul. Daarna zweeg hij en keek Rachel vragend aan.

Ze vertelde wat ze hadden ontdekt en draaide het verhaal zo dat het leek alsof ze op zoek was naar haar stamboom, waarbij ze wel begon met haar oma, maar de hele geschiedenis met het medaillon zorgvuldig verzweeg. ‘Aangezien we dus in de bibliotheek aanwijzingen hebben gevonden dat de broeder hulp heeft gehad van de vrijmetselaars, vragen wij ons af of er nog iets terug te vinden is van deze gebeurtenissen. Wij zijn op zoek naar de vrouw, omdat ik reden heb om aan te nemen dat zij familie zou kunnen zijn. Als ik haar spoor terug vind, kan ik de familie verder terugvinden.’

Jean-Paul keek Rachel doordringend aan. ‘Is dat alles? Dan ben ik bang dat ik jullie niet kan helpen. Onze Grootarchivaris heeft geen tijd voor stambomen uit te zoeken.’

Rachel zuchtte diep. ‘Er is nog meer,’ zei ze. ‘In onze familie zijn een paar pagina’s van een oud boek in bezit. Het complete boek is van onschatbare waarde en we weten dat verschillende pagina’s zijn verdeeld binnen een geheime orde, de Ordo Vox Populi. We proberen te achterhalen of er nog meer pagina’s van het boek binnen onze familie bestaan of elders. De inhoud schijnt nogal schokkend te zijn. We hebben hulp ingeroepen van een professor aan een universiteit, maar die is verdwenen. De Ordo Vox Populi is nergens terug te vinden en schijnt niet bestaan te hebben. In een poging wat we gevonden hebben te laten verdwijnen, is er bij ons ingebroken, waarbij ons hele huis overhoop is gehaald.’

De ogen van Jean-Paul werden groter.

Dat maakt de zaak al een stuk interessanter. Ik wil jullie wel helpen. Ik zal de Grootarchivaris Bibliothecaris vragen of hij in de archieven wil duiken. Het is niet mogelijk dat jullie zelf toegang krijgen tot onze archieven, maar als we iets vinden, zal ik dit aan jullie mededelen. Ik heb jullie telefoonnummer, zodra ik nieuws heb zal ik contact opnemen.’

Ze bedankten hem voor zijn toegezegde steun en verlieten het gebouw weer.

Wat denk je van hem?’ vroeg Rachel.

Hij was totaal niet geïnteresseerd totdat je over dat boek begon.’

Ik weet niet of ik hem teveel heb verteld, maar ik moest wel om zijn medewerking te krijgen,’ zei Rachel.

Stop toch eens met iedereen te wantrouwen.’

Ik wil graag dat het bij het overhoop halen van ons huis, een pak slaag van de zigeuners en een verdwenen professor blijft. Ik heb geen behoefte aan verdere kleine rampen.’

Daar wist hij niets op te zeggen en dus gooide hij het over een andere boeg. ‘Zullen we naar de Eiffeltoren gaan? We hebben nog de hele dag voor ons.’

 

Jean-Paul keek hen door de ramen na en overwoog of hij hen moest laten schaduwen. Het leek hem een heel vreemd verhaal, maar de twee zagen er onschuldig genoeg uit om het niet verzonnen te kunnen hebben. Blijkbaar waren ze iets groots op het spoor. Hij moest er in ieder geval voor zorgen dat hoe dit verhaal zich ook zou draaien, de loge niet in diskrediet gebracht kon worden, of anderszins betrokken werd bij zaken die het daglicht niet konden verdragen. En dat boek? Hij wist dat een deel van de archieven nooit goed was geïnventariseerd, en buiten de Grootarchivaris wist niemand wat zich nu precies in de archieven bevond. Wellicht dat er een waardevol boek te vinden was? Jean-Paul besloot meteen contact op te nemen met zijn broeder Grootarchivaris. Hij nam zijn gsm en begon te bellen.

 

Op weg naar de Eiffeltoren ratelde de gsm van Rachel zijn deuntje af. Ze keek naar het nummer en zag dat de bibliothecaris uit Fontevraud belde. Ze nam op. De zachte, enigszins raspende stem was moeilijk te verstaan, maar ze haalde er toch uit dat de man nog een stuk dagboek gevonden moest hebben en dat zou mailen. Althans, hij zou het proberen. Er volgde een reeks verwensingen aan het adres van de moderne tijd. Ze bedankte hem en hing op.

Ruud keek haar nieuwsgierig aan. ‘Nou, wie belde?’

Ze lachte breeduit en huppelde over de weg van plezier. ‘Kom, dan laat ik het je zien!’

Ze liepen naar het internetcafé waar ze al eerder hadden gezeten. Snel claimden ze een computer en nog voordat ze zaten was ze haar mailadres al aan het invoeren. Samen lazen ze het gescande document.

 

Donderdag den zevenden juli 1782

 

Een hele tijd heb ik niets meer kunnen schrijven. Het verlies van mijn geliefde heeft mij tijdelijk beroofd van mijn levenswil. Opdat ik het nooit zal vergeten, heb ik besloten verder te schrijven.

 

Huilend was ik in elkaar gezakt. Mijn trouwkleed zat onder de vlekken en ik was rood aangelopen. In het beschutte klooster had ik nooit gerend en alleen de laatste maanden samen met Antoine had ik door het huishouden wat conditie opgedaan. Maar nooit had ik zo’n stuk hoeven te rennen. Antoine …

Het beeld waarin hij al bloedend op de trappen van de kerk viel, bleef als in een nachtmerrie die zich telkens herhaalde op mijn netvlies gebrand. Mijn geest leek niets anders toe te laten dan dat beeld. Mijn longen schreeuwden nog steeds om zuurstof en ik moest overgeven van ellende. Ik veegde mijn mond af en besefte dat ik zojuist in de gang van een vreemde had overgegeven. De man die mij had meegetrokken, kwam aangelopen en bood mij een handdoek en een glas water aan. Ik veegde mijn mond af en trok een lelijk gezicht toen ik de resten van mijn maaginhoud die in mijn mond waren achtergebleven weer moest doorslikken. Gelukkig bleef slechts een fractie van de vieze smaak in mijn mond achter, maar ik voelde mij nog te zwak om op te staan. ‘Ik begrijp het niet,’ stamelde ik.

Op de een of andere manier is de Kerk er achter gekomen dat jij en Antoine uit de abdij zijn gevlucht. Ze wilden jullie als ketter laten veroordelen. Het spijt me van Antoine. Maar je kunt hier niet lang blijven. Ik zal je andere kleren moeten bezorgen en morgen ga je hier weg. De politie zal je zoeken.’

Maar waarom wilt u mij helpen? Hoe kent u Antoine?’ vroeg Anna.

Laten we zeggen dat Antoine al jaren lid was van een geheime obediëntie die hem heeft geholpen. Helaas bleek dat onvoldoende, de armen van de Kerk reiken blijkbaar ver. Om onze tekortkoming aan Antoine een beetje te kunnen goedmaken, zijn we wel verplicht je te helpen. Maar stel geen verdere vragen. We willen niet op de voorgrond treden en als ze jou te pakken krijgen, mag je geen namen kennen. Dan kun je die ook niet bekennen als ze je folteren.’

Ik rilde bij de gedachte. Ik zag in mijn hoofd hoe ik zou worden veroordeeld en gefolterd totdat ik zou bekennen. Maar wat bekennen? Eigenlijk had ik niets fout gedaan. Ik stond voorzichtig op en de man gebaarde mij te volgen.

We hebben geen slaapkamer over en geen extra matras. Voor de nacht zullen mijn vrouw en ik beneden slapen.’

De vrouw des huizes verscheen en liep mij voor naar boven. De slaapkamer was klein en ik wist niet hoe ik haar moest bedanken. Ik kreeg een set eenvoudige kleren van de vrouw die zich daarna terug trok. Ik kleedde mij uit en waste mij een beetje in een teil met koud water die in een hoek stond. Doodmoe kroop ik in bed en viel als een blok in slaap.

 

De volgende ochtend werd ik gewekt door de vrouw die zich nog niet eens aan mij had voorgesteld. Ik kleedde mij aan met de kleren die ik had gekregen. Ze zaten redelijk, maar waren toch wat te groot. Met tranen in de ogen keek ik naar mijn bruidsjurk die als een vod op de grond lag. Resoluut draaide ik mij om en liep de trap af. De vrouw wachtte op mij en drukte mij een stuk brood en een beker melk in de handen.

Hier Anna, opdrinken, we moeten weg,’ zei de vrouw.

Ik nam de beker aan en dronk hem gulzig leeg. Ik gaf hem terug aan de vrouw die hem zwijgend op een klein kastje neer zette.

Je bent niet meer veilig in Parijs en misschien wel niet in Frankrijk. Je kunt niet naar je ouders terug. Daar zullen ze je vinden. Je familie in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden is je enige kans. Hopelijk zullen ze je zover niet zoeken.’

Geschrokken keek ik haar aan. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden? Daar was ik nog nooit geweest. Ik wist dat er familie woonde in het zuiden, maar eigenlijk waren het niet meer dan vage kennissen. ‘Ik heb geen adres van mijn familie. Ik weet alleen dat ze in Gouda wonen.’

Dat vinden we wel. Voorlopig is dat voldoende. Kom nu.’

Ik volgde de vrouw die de straat op liep. We liepen door allerlei achteraf straatjes waar ik nog nooit was geweest. Het viel mij op dat de buurten steeds armoediger werden. Op een pleintje stonden twee zigeunerwagens met wat armoedige figuren er om heen. Ik bekeek het tafereel met afkeer. De vrouw liep er recht op af en zei tegen mij: ‘Zij zullen je naar de Republiek brengen en het adres van je familie achterhalen. Daar eindigt onze plicht. Vanaf daar moet je het zelf maar redden.’

Maar dat zijn dieven, bedelaars en bedriegers. Ik kom nooit levend aan in de Republiek!’ zei ik.

De vrouw keek mij bestraffend aan.

Dat is dan jouw mening. Ik zou wat voorzichtiger omgaan met de paar mensen die je nog willen helpen.’

Beschaamd keek ik naar de grond en zei niets meer. Ik werd snel naar de achterkant van een van de wagens gedirigeerd en keek verrast naar binnen. De binnenkant van de wagen was verbazingwekkend netjes en praktisch ingericht. Ik zocht een plek tussen de spullen en hield mij stil, bang voor de dingen die komen gingen. Een zigeunervrouw kwam naast mij zitten. We zaten nog nauwelijks op onze plek of de wagen begon al te rijden.

Jij moet goed in de problemen zitten dat je met ons mee moet. Wat is er aan de hand?’ vroeg de zigeunervrouw.

Gestaag reden de twee zigeunerwagens Parijs uit. Ik vertelde honderduit en leerde al gauw dat mijn beeld van de zigeuners compleet verkeerd was. Ik kreeg al snel een band met de kleine groep in de dagen die daarop volgden. Telkens werden we gastvrij onthaald in een kamp van de zigeuners, waar we iedere keer overnachtten. Zo hoorden ze het laatste nieuws uit alle windstreken en waren we verzekerd van een veilige overnachting. Probleemloos bereikten we de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

Onderweg had ik vernomen dat ze mij nog steeds zochten in Parijs. Terugkeren leek uitgesloten. Tijdens de lange reis had ik de Roma, zoals de zigeuners zichzelf noemden, veel beter leren kennen. Het was bijna jammer dat ik de groep zou moeten verlaten. De Roma hadden al uitgezocht waar mijn familie woonde. Ze zouden mij in de buurt afzetten en de weg wijzen naar het huis van mijn familie, maar niet zelf meegaan. Eenmaal aangekomen nam ik lang afscheid van de zigeuners die mijn vrienden waren geworden. De vrije levensstijl sprak mij wel aan. Eigenlijk wilde ik blijven.

Ik was doodnerveus toen ik op de deur van het huis van mijn familie klopte. Zouden ze mij wel herkennen? De deur ging open en een onbekend gezicht deed open. Ik stelde mij voor en de vrouw sloeg verbaasd haar hand voor haar mond. ‘Dat kan niet! Ik dacht dat jij in een klooster zou zitten. Hoe ben je hier gekomen? Hoe heb je ons gevonden?’

Mag ik binnenkomen?’ vroeg ik.

De vrouw stapte achteruit en liep voor naar de woonkamer.

Ik ging zitten en vertelde het hele verhaal.

De vrouw sloeg weer haar handen voor de mond en begon te gillen. Ze rende het huis uit en verdween.

Verbaasd bleef ik alleen achter, niet wetend wat te doen. Ik besloot maar te wachten op de dingen die komen gingen. Bijna een half uur later keerde de vrouw terug. Verschrikt zag ik dat ze niet alleen was. Er liepen een aantal politiemensen achter haar aan, gevolgd door een geestelijke.

Hier is ze, hier is de heks waar jullie me voor hebben gewaarschuwd,’ hoorde ik haar in de gang zeggen. Ik verstond genoeg van de taal om de essentie te begrijpen. Verschrikt wilde ik opstaan en wegrennen, maar zag geen uitweg. De vrouw kwam binnen, gevolgd door de geestelijke die met bezwerende gebaren de ruimte binnenliep.

Uit naam van God, sla deze behekste ketter in de boeien!’ riep de geestelijke.

De politiemensen die eerst aarzelend de kamer waren binnengekomen, stoven nu op mij af en boeiden mij hardhandig.

Ik huilde en riep in mijn eigen taal: ‘Ik ben helemaal geen heks! Ik heb niets gedaan. Dagenlang heb ik gereisd om bij jullie te komen en nu verraden jullie mij. Waarom?’

Zie je wel dat ze een heks is! Ze geeft toe dat ze niet verraden wilde worden! Zorg dat ze niet wegvliegt!’ riep de geestelijke.

Twee politiemannen grepen mij bij mijn armen en sleepten mij naar buiten. Ze maakten een zware ketting aan mijn boeien vast en namen mij mee naar het politiebureau. Daar sloten ze mij op in een cel, waarbij ze de ketting zorgvuldig vastmaakten aan een ring in de muur.

 

De volgende dagen werd ik hardhandig ondervraagd over mijn ontsnapping uit de abdij, mijn vlucht naar de Republiek en hoe het mogelijk was dat ik mijn familie had gevonden. De abdij had mij beschuldigd van lidmaatschap van een ketters genootschap en heksenrituelen. Op grond daarvan werd ik gezocht als heks. Dagelijks kwam de geestelijke naar mijn ondervragingen, waarbij hij de politiemannen aanspoorde mij zo hard mogelijk aan te pakken.

Op een avond werd ik onverwacht uit mijn cel gesleept en meegenomen naar de kelder van het bureau. Daar werd ik op een bank vastgebonden. In een hoek zat de geestelijke gebeden te prevelen. Een hoge politie functionaris zat naast hem. Naast de bank stond een vuurkorf waarin houtresten gloeiden. Een van de politiemannen nam een ijzeren pook en stopte die in de gloeiende massa. Ik kon mijn ogen niet geloven. Ik keek verschrikt van de een naar de ander en vreesde wat ging komen.

Geef je toe dat je een heks bent?’ vroeg de geestelijke.

Ik probeerde mij om te draaien om de man aan te kijken, maar mijn boeien verhinderden dat. ‘Nee, nee, nee!’ riep ik uit. ‘Ik ben geen heks, ik heb niets fout gedaan, ik ben geen lid van een geheim genootschap.’

De politieman naast mij knikte zacht, nam de gloeiend hete pook in zijn handen en drukte hem op mijn linkerbeen. Ik schreeuwde het uit en rukte aan mijn boeien.

Ze probeert weg te vliegen!’ riep de geestelijke. De politieman drukte de gloeiende pook op mijn andere been en ik gilde het opnieuw uit. Ik gilde in totale paniek totdat alles zwart achter mijn ogen werd en ik flauwviel.

Een hele tijd later, ik weet niet hoeveel later, kwam ik bij. Mijn benen waren in een teil water ondergedompeld. De pijn vlamde door mijn lichaam. De geestelijke leek in een heftige discussie met de hoge politieman.

Ze gaat naar de Heksenwaag. Dat is de enige manier om er achter te komen of ze echt een heks is.’

Nee, ik wil eerst kijken wat we nog uit haar kunnen krijgen,’ zei de geestelijke. ‘Ze is al veroordeeld door de abdij, vergeet dat niet.’

Ik wil bewijzen hebben,’ zei de politieman.

U trekt het oordeel van de Kerk in twijfel? De brutaliteit!’

Ze gaat naar de Heksenwaag. Als daar blijkt dat ze echt een heks is, is ze van jullie. Anders is ze vrij.’

De geestelijke verliet de kelder zonder wat te zeggen. Pas in de deuropening draaide hij zich om. ‘Het bisdom zal hier van horen,’ zei hij en liep een trap op.

De politieman kwam naast haar staan. ‘Vanavond nog zet ik je op transport naar de Heksenwaag in Oudewater. Dat is je enige kans om hier levend uit te komen. Als je echt geen heks bent, wat ik ook niet geloof, zorg dan dat je na je vrijspraak verdwijnt. Blijkbaar heb je belangrijke vijanden, die zullen niet rusten voor ze je dood hebben.’

Ik wist niet of ik nu moest huilen of blij moest zijn. Was er dan nog hoop? Mijn enige misdaad was de abdij de rug toe te keren samen met Antoine. Of was dit de toorn van God? Ze had altijd gedacht dat God liefhad en kon vergeven. Antoine was dood en zij bijna ook. En waarom? Ik zakte weer weg in een rusteloze bewuste-loosheid. De pijn en de kwelling waren te veel voor mijn gekwelde geest.

Ik werd ruw wakker gemaakt, waarna ze mij meedogenloos oppakten en meesleurden. Mijn benen werden over de houten vloer gesleept wat mij deed gillen van de pijn. Buiten stond al een koets klaar. Met een escorte te paard vertrok de koets.

In de Heksenwaag aangekomen, werden we al opgewacht. In het bijzijn van een aantal geestelijken en politiemensen werd ik in een grote schaal gelegd die onderdeel was van een gigantische weegschaal. Een van de aanwezigen nam het woord.

Heksen hebben geen gewicht, anders kunnen ze niet vliegen. We zullen dus kijken of je gewicht hebt. Als je het gewicht van een mens hebt, ben je dus geen heks en ben je vrij. Anders is het bewezen dat je wel een heks bent en zal je ter dood worden veroordeeld. God hebbe je ziel dan.’

De schaal rustte op een kleine verhoging. Een paar werkmensen kwamen met gewichten die ze langzaam en behoedzaam naar me kijkend in de andere schaal legden. Een oud mannetje met een bril hield luid de stand bij van de gewichten.

Twintig kilo, veertig kilo, zestig kilo, tachtig kilo.’ Bij tachtig kilo tilden de gewichten mij op en kwam de schaal waarin ik lag los van de grond. Ze namen het laatste gewicht er weer uit en ik bonsde weer op de grond. Zo gingen ze door tot de afroeper zesenzeventig kilo afriep.

Een van de politiemensen nam het woord: ‘De beklaagde heeft het bewezen gewicht van zesenzeventig kilo. Ze kan dus geen heks zijn en is hiermee vrijgesproken.’ Hij knikte naar de voorman die met een mes haar boeien lossneed en de ketting die aan de schaal was vastgemaakt losmaakte.

Ik stond doodsbang en trillend op, nog te verbaasd over de gebeurtenissen.

U kunt bij de schrijver een bewijs ophalen van uw onschuld,’ zei de voorman. De geestelijken vertrokken al zachtjes mompelend onder elkaar zonder mij nog een blik waardig te keuren.

Ik wankelde op mijn pijnlijke benen en liep naar buiten. Naar buiten! Ik was vrij! Ik kon het niet geloven. Het document van de schrijver kon mij niets meer schelen, ik wilde zo snel mogelijk weg van deze ellende. Buiten keek ik om mij heen en begon ondanks de stekende pijn te rennen. Maar waar naar toe? Ik kon mij maar een plek verzinnen waar ik nog veilig was. Bij de Roma …

 

Parijs, 21e eeuw

 

Na twee dagen wachten ging op een ochtend Rachels gsm af. Ze keek vol spanning. Het was het nummer van Jean-Paul! Ze nam het telefoontje aan vol verwachting wat Jean-Paul te melden had.

Ik heb interessant nieuws,’ zei Jean-Paul. ‘Ik wil jullie zo gauw mogelijk spreken op mijn kantoor. Wanneer kunnen jullie?’

Wat mij betreft meteen.’

Het was even stil aan de andere kant van de lijn en ze hoorde Jean-Paul in iets bladeren.

Kom over een uur naar mijn kantoor. Dan spreken we verder.’

We zullen er zijn,’ kon Rachel nog net uitbrengen voordat de verbinding aan de andere kant werd verbroken.

Ze keken elkaar veelbetekenend aan. Nieuws! Ze besloten maar meteen richting het Commissariat Central te gaan. Voor iets anders hadden ze toch geen tijd meer in een uur.

Twintig minuten van te voren meldden ze zich al bij de receptie van het Commissariat Central. De receptioniste verzocht hen vriendelijk plaats te nemen in de wachtruimte, waar diverse mensen zaten te wachten om aangifte van het een of ander te kunnen doen. Twee toeristen waren het slachtoffer geworden van een zakkenroller en een vrouw kwam aangifte doen van een inbraak.

Na een kwartier kwam Jean-Paul hen halen. Hij liep hen voor naar een vergaderzaal en hij gebaarde hen te gaan zitten.

Jullie zijn op iets heel interessants gestoten,’ begon Jean-Paul. De Grootarchivaris wist niet waar jullie het over hadden, maar hij heeft de afgelopen twee dagen in diverse archieven gezocht en daar kwamen onverwacht wel een paar dingen naar boven.’ Zwijgend keek hij van de een naar de ander. ‘Het is een lang verhaal en helaas hebben we niet alle documenten die meer over deze geschiedenis kunnen vertellen. Wel weten we nu dat jullie geen onzin verkopen en dat in ieder geval delen van jullie verhaal waar zijn. In de archieven is te vinden dat er via een loge documenten werden verspreid die in verschillende abdijen werden vervaardigd. Deze documenten waren delen van een aantal boeken die blijkbaar nogal schokkend van inhoud waren voor die tijd. In de archieven wordt gesproken van één of meerdere alternatieve evangeliën en verschillende documenten van een geheimzinnige Orde die niet met naam wordt genoemd. Het zou goed kunnen dat deze Orde de door jou genoemde Ordo Vox Populi zou kunnen zijn,’ zei hij, terwijl hij zijn aantekenboekje raadpleegde. ‘De loge functioneerde wellicht als een soort postkantoor voor deze documenten. Blijkbaar werden er diverse manieren gevonden om de documenten in het geheim door het land te vervoeren, maar de abdij van Fontevraud speelde een cruciale rol. Daar werden vele documenten gekopieerd. In de archieven is in de index terug te vinden dat er diverse documenten waren, maar die zijn er niet meer.’ Jean-Paul keek hen met koude ogen doordringend aan.

Waar zijn ze dan gebleven?’ vroeg Rachel.

Jean-Paul glimlachte. Er is veel gebeurd in de tussentijd. Oorlogen, politieke instabiliteit en vele andere bedreigingen die de Vrijmetselarij hebben belaagd. Ik heb een stukje gekopieerd, wat voor jullie wellicht interessant is. Het is een verslag van de Duitsers uit de Tweede Wereldoorlog, waarin gewag wordt gemaakt van de plundering van onze archieven. Onderstaand document is historisch juist en gestaafd door historici. Jullie zijn niet de enigen die interesse hebben in onze archieven of wat er nog van over is. Lees dit maar.

 

Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg

Verslag: Walter Grothe

Datum: 12 december 1941

Betreft: Inbeslagname archieven Grand Orient de France, Parijs

Bijlage: Inventarislijst

 

Op 9 december is door Alfred Rosenberg de inbeslagname bevolen van de archieven van de Parijse loge Grand Orient de France. Deze worden als zeer waardevol geclassificeerd en dienden meteen te worden geïnventariseerd. De tijdelijke opslag vond plaats de Galerie Nationale de Jeu de Paume. De inventarislijst is separaat bijgevoegd.

 

Gezien de vermoedelijke hoge waarde en het vluchtrisico is er een val opgezet met behulp van de plaatselijke SS afdeling. De loge heeft bericht ontvangen dat de archieven binnen achtenveertig uur zouden worden geconfisqueerd. Uit onze bronnen blijkt dat de Vrijmetselaars hoogstwaarschijnlijk een poging gingen doen om hun geheime documenten elders onder te brengen.

 

De meeste leden zijn reeds opgepakt. De huidige bekende leider is Jacques Favre, 65.

 

Zoals vermoed hebben zij getracht middels een eerder gestolen stafauto een grote hoeveelheid dozen naar een ons onbekende locatie, vermoedelijk buiten Parijs, te vervoeren.

Ze probeerden dit op klaarlichte dag. De verzetsgroep was twaalf man sterk, gekleed in gestolen uniformen. Jacques leidde de operatie.

 

Wolfgang Stroh, afdeling SS te Parijs zette meteen de weg af met de SS groep van in totaal dertig man. De chauffeur van de gestolen stafauto wist door het kordon te breken. Een gereedstaande jeep van de SS zette de achtervolging in.

Een korte ondervraging van Jacques Favre leverde louter tegenwerking op. Hij werd ter plekke terechtgesteld wegens diefstal van militair materieel en verzet tegen de inbeslagname.

 

De stafauto wist zich door een versperring te bluffen, enkele straten verder. Alle soldaten van deze versperring zijn overgeplaatst naar het Oostfront, op de tankbemanning na. Deze wist met een enkel schot de stafauto te raken.

De stafauto raakte van de weg, ramde een lichtmast en eindigde op zijn kant tegen een gebouw. De tankbemanning naderde de stafauto omzichtig en stelde vast dat er slechts een persoon zich levend in bevond. Deze persoon trachtte zich te verzetten met een pistool en is doodgeschoten.

De zich in de stafauto bevindende goederen konden grotendeels worden gered uit de vlammen en zijn voor onderzoek overgedragen aan de Galerie Nationale de Jeu de Paume.

 

Parijs, 21e eeuw

 

Dus alle archieven zijn oftewel verloren gegaan in de Tweede Wereldoorlog of in beslag genomen door de Duitsers? En de genoemde inventarislijst, is die er nog?’ vroeg Rachel hoopvol aan Jean-Paul.

De inventarislijst is verloren gegaan. Net zoals vele vermogens van Joden werden alle vrijmetselaarsarchieven in beslag genomen. Een deel is verloren gegaan bij de reddingspoging. Het schijnt dat aan het einde van de oorlog veel van de in beslag genomen archieven op hun beurt weer in beslag zijn genomen door de Russen. Tientallen jaren na de oorlog is een deel hiervan teruggegeven aan de rechtmatige eigenaren, maar veel is zonder een spoor achter te laten verdwenen. Uit studies is gebleken dat de lijsten van het archiefmateriaal na in beslagname door iedere partij steeds korter werden. Er werden dus zaken achterover gedrukt. Uit lijsten blijkt dat er documenten zijn geweest die verwijzen naar oude documenten die in de abdij zijn vervaardigd, maar de documenten zelf zijn verloren. Tenzij je ooit toegang krijgt tot de Russische archieven.’

Rachel zuchtte diep. Nu bleek dat de documenten er wel waren geweest, maar er geen bewijsmateriaal meer te vinden was, zag ze het niet meer zitten. Al die moeite voor niets?

Maar er is nog meer,’ vervolgde Jean-Paul. ‘Ik heb navraag gedaan over die verdwenen professor, Sigmund. Die wordt inderdaad nog steeds gezocht. Uit vertrouwelijk politie onderzoek is gebleken dat hij contact heeft gehad met een collega in Engeland. Hij is naar daar vertrokken, maar is er nooit aangekomen. Dat blijkt althans uit de verklaringen van zijn collega, een zekere Ellworth. Nu staat die Ellworth bekend als een dubieus figuur. Het is een rijke excentriekeling die op een groot landgoed nabij Sheffield woont. Hij was vroeger verbonden aan de universiteit daar. Er bestaat zelfs geen verdachtmaking tegen hem, maar uit contacten met vrijmetselaars-broeders in Engeland is gebleken dat Ellworth in het verleden betrokken is geweest bij louche zaken. Alleen door zijn goede contacten, geraffineerde handelwijze en schijnbaar onuitputtelijke geldstroom heeft hij de dans kunnen ontspringen. Er is nooit sluitend bewijs tegen hem gevonden voor wat dan ook. Zelfs geen parkeerboete. Officieel kunnen ze hem dus niets maken.’ Hierna keek hij Rachel doordringend aan.

Rachel wist niet goed waar ze moest kijken en kon niet tegen zijn blik. Hij zei niets meer en bleef haar maar aanstaren. Rachel voelde zich steeds ongemakkelijker worden.

Jean-Paul vervolgde ineens: ‘Ik kan je dus niet verder helpen met je zoektocht. De Ordo Vox Populi blijft een mysterie. Het heeft wellicht bestaan, maar de bewijzen zijn vernietigd. Er is niets meer dat ik voor jullie kan doen.’

Daarmee gaf hij aan dat wat hem betreft het onderhoud was afgelopen. Rachel bedankte hem hartelijk voor zijn hulp en samen met Ruud verliet ze het gebouw.

Een straat verder besloten ze op een terrasje te gaan zitten. Ze bestelden twee koffie die door een verveelde ober werd gebracht. Die solliciteerde zeker niet naar een fooi.

Het begint me zo langzamerhand te duizelen met die hele geschiedenis,’ zei Ruud. ‘Waar eindigt dit? In Moskou, in de Russische archieven? In Berlijn? Inmiddels staat vast dat er het een en ander is gebeurd vroeger, maar buiten een tweetal medaillons kunnen we nog steeds niets bewijzen. En een artikel in een boek over een uit een abdij gevluchte broeder en zuster is ook niet voldoende. We kunnen er niets mee.’

Rachel zette haar ellenbogen op het kleine tafeltje en ondersteunde er haar hoofd mee. In haar voorhoofd zaten diepe denkrimpels en eigenlijk luisterde ze helemaal niet naar wat hij te zeggen had. Tussendoor dronk ze gedachteloos van haar koffie. Die smaakte smerig en ze zette de nog halfvolle kop met een klap terug neer op het schoteltje. Daarna nam ze haar peinzende houding weer aan. ‘Wacht eens even,’ zei ze.

Daarna werd het weer stil. Ruud keek haar vol verwachting aan.

Ineens ging ze rechtop zitten. ‘Jean-Paul heeft een paar dingen gezegd: Een deel van de in beslag genomen goederen zijn weer terug bezorgd aan de rechtmatige eigenaren. Dat betekent dat er toch in de archieven van de loges documenten zouden kunnen zijn die het bestaan van de Ordo Vox Populi bevestigen. Maar blijkbaar wil hij die niet bloot geven. Tevens heeft hij wel erg nadrukkelijk over die Ellworth verteld. Het leek er sterk op dat hij wilde zeggen dat de politie blijkbaar op dit moment niets tegen hem kan beginnen, maar dat hij misschien wel meer weet. Zijn vrijmetselaarscollega’s in Engeland hebben hem het een en ander ingefluisterd, lijkt het wel.’

Wat een mysterieuze club, die vrijmetselaars.’

Maar Jean-Paul heeft ons wel op het spoor willen zetten, dat weet ik zeker. Die verdomde akelige blik van hem. Hij heeft het niet gezegd, maar ik weet zeker dat hij dat bedoelde. Het wordt tijd dat we eens met die goede Ellworth gaan praten.’ Ze pakte haar gsm en begon er verwoed op te drukken. Even later zei ze: ‘Het internationale toegangsnummer voor Engeland is toch 0044?’

Ja, dat zou kunnen.’

Weet je nog die avond dat de professor belde, de lijn werd verbroken en ik hem daarna heb terug gebeld? De dag erna was hij verdwenen. Dat was een Engels nummer. Tevens had hij het ook al over een zekere Ellworth in dat telefoongesprek als ik het me goed herinner,’ zei ze triomfantelijk. ‘Alle sporen leiden naar Engeland.’

Mag ik hier uit concluderen dat het weer tijd wordt om uit te checken uit ons kleine, idyllische Parijse hotelletje?’ vroeg Ruud.

Ze glimlachte lieflijk, maar zei niets. Haar blik moest overduidelijk zijn.

Wel één ding. Ik ga niet links rijden. Geen haar op mijn hoofd die er aan denkt om met de auto door het Engelse verkeer te gaan rijden.’

Wat wil je dan doen?’ vroeg Rachel.

Als ik zo even de kaart in mijn hoofd heb, dan zijn er twee mogelijkheden; met de trein of met het vliegtuig. Ik ben er wel voorstander van om het vliegtuig te pakken naar, ik denk Manchester, en vanuit daar de trein naar Sheffield. Wat we daar gaan doen, weet ik ook nog niet. Met Ellworth praten? Wat gaan we hem dan vertellen?’ vroeg Ruud.

We gaan hem helemaal niets vertellen. We gaan hem wat vragen. Als Sigmund hem heeft gecontacteerd om informatie te verkrijgen, dan ging hij er van uit dat Ellworth die informatie heeft. En blijkbaar was die informatie van dien aard dat hij daarna moest verdwijnen. Dus we gaan voorzichtig eens kijken wat die mijnheer Ellworth ons te vertellen heeft.’

Aangezien de koffie op het terrasje had gesmaakt als afwaswater, besloten ze ook niets anders meer te drinken en terug te gaan naar het hotel.

Zullen we gelijk kijken of we een vlucht kunnen krijgen?’ vroeg Ruud.

Dat is een goed idee. We hebben niets meer te zoeken in Parijs. Laten we naar het internetcafé gaan, dan kijken we op internet of er stoelen vrij zijn op een vlucht. Op de lijn Londen - Parijs moet wel wat beschikbaar zijn rond deze tijd van het jaar.’

Ze keerden om en liepen naar het internetcafé.

Nu waren de meeste computers leeg en konden ze er eentje uitzoeken. De jongen achter de balie was nog steeds druk bezig met kopiëren van dvd’s. Ze zochten wat websites af van verschillende luchtvaartmaatschappijen en vonden er vrij snel één die goedkoop was en voor de volgende dag nog flink wat stoelen beschikbaar had.

Doen?’ vroeg Rachel.

Wat mij betreft wel. Laten we het er maar op wagen. Dan laten we de auto op de lang parkeren parkeerplaats van het vliegveld staan. Dat is waarschijnlijk nog goedkoper dan die afzetter waar hij nu staat geparkeerd in de stad.’

Met een paar muisklikken had Rachel de vlucht geboekt. ‘Zo, dat is geregeld. Nu terug naar het hotel.’

Bij de receptie aangekomen zat dezelfde man achter de balie die er ook had gezeten toen ze inschreven. Nadat Ruud hem duidelijk had gemaakt dat ze de volgende dag zouden vertrekken, kwam er zowaar beweging in de man. Met uitbundige gebaren maakte hij hen duidelijk dat ze deze avond moesten betalen, dus Ruud trok zijn creditcard en bood aan direct af te rekenen. De receptionist reageerde meteen en uit een oude matrixprinter kwam vrijwel direct de rekening. Ruud betaalde, waarop de receptionist nog wat mompelde over creditcards. Hij leek erg ongelukkig met de betaalwijze, waarschijnlijk omdat dat zijn kansen op een fooi verkleinde.

Ze besloten om die avond naar de Eiffeltoren te gaan kijken. Om de toren schitterend verlicht in de avond te zien, was toch wel anders dan overdag. Nadat ze uitgebreid hadden gegeten in een kleine pizzeria aan de voet van de Sacré Coeur, liepen ze naar het dichtstbijzijnde metrostation. Om de tien minuten kwam er een metro, zodat ze in slechts weinig tijd bij de Eiffeltoren aankwamen. Ze liepen wat rond en bleven even kijken naar een vuurspuwer die de mensen aardig wist te boeien. Het zag er spectaculair uit, maar toch liepen ze na enige tijd verder. Zo vlogen de uren voorbij en voordat ze het wisten liep het al tegen twaalven.

De laatste metro gaat terug om even voor twaalf!’ zei Rachel.

Dan gaan we toch,’ zei hij en maakte langzaam aanstalten om te gaan. Het metrostation was maar een paar honderd meter verder, dus er was geen reden tot haast. Ze kochten kaartjes en liepen naar het perron.

Daar aangekomen bleek het een stuk minder druk te zijn dan toen ze aankwamen. Toen ze eens rondkeken, bleken ze zelfs bijna de enigen te zijn die op het perron stonden, op een groepje jongeren na.

Het was akelig stil op het perron en Rachel hoopte dat de metro gauw zou komen. Er heerste een onheilspellende sfeer, heel anders dan in de wereld boven de grond. Het groepje jongeren begon achteloos maar duidelijk hun richting op te lopen en kwam naast hen staan. Een paar jongeren liepen zonder wat te zeggen door, zodat ze hen voorbij liepen en aan de andere kant van hen kwamen te staan. Zo kwamen ze steeds dichterbij.

Ruud en Rachel keken eens rond, maar de weg terug was afgesloten door het groepje en er was geen teken van leven van andere mensen. Ineens hoorden ze in de verte het gerammel van de metro en als bij toverslag loste het groepje op. Ze gingen allemaal een eind uit elkaar staan alsof ze niets met elkaar te maken hadden.

Gelukkig,’ zei Ruud zacht.

Rachels blik drukte hetzelfde uit. De metro was bijna leeg, maar toch zaten er genoeg mensen in om hun veiligheidsgevoel weer wat op peil te brengen. Ze keken de jongeren na die op het perron waren blijven hangen.

Hadden die nu snode plannen of niet?’ vroeg Ruud.

Ik weet het niet, maar ik ben blij dat ik daar weg ben. Ik heb geen zin in problemen op onze laatste avond in Parijs,’ verzuchtte ze.

De metro bracht hen verder zonder incidenten snel terug naar hun hotel, waar ze blij waren dat ze de hoteldeur achter hen dicht konden doen, daarmee voor hun gevoel alle onveiligheid buitensluitend.

 

De volgende morgen reed Ruud de auto naar buiten en parkeerde hem dubbel voor het hotel. Rachel stond al klaar met de koffers, zodat ze snel op weg konden naar het vliegveld Charles de Gaulle.

Rachel keek op de kaart die ze op weg naar Parijs had gekocht. Twee straten verder zagen ze borden die hen de richting naar het vliegveld wezen, zodat het navigatiesysteem overbodig werd.

Ruud parkeerde de wagen op een parkeerplaats voor lang parkeren. Het inchecken verliep snel, zodat ze nog een kleine twee uur hadden eer hun vlucht zou vertrekken. Die verliepen zoals altijd dodelijk saai.

Na een kwartier waren ze uitgekeken op de gebruikelijke tax free shops, die overal ter wereld hetzelfde verkochten. Ze besloten dus door te lopen naar de gate en daar te wachten. Gelukkig had het vliegtuig geen vertraging.

Na het opstijgen hadden ze een kort, maar geweldig overzicht over Parijs. Aangezien ze hier ook weer terug moesten keren om de auto op te halen, zou het niet de laatste keer zijn dat ze Parijs zouden zien.

 

Vlak voor de landing in Manchester zochten ze vanuit het vliegtuig naar het beroemde voetbalstadion. Door de vele gebouwen van de grote stad konden ze het echter niet vinden.

Ze namen de trein naar Sheffield. Het was een prachtige rit door het heuvelachtige landschap. De lichte, laaghangende bewolking maakte de heuvels soms wat mysterieus, alsof ze niet alles van hun schoonheid direct prijs wilden geven. Het was niet druk in de ouderwetse trein en al gauw kwamen ze aan in de kleine universiteitsstad. De stad lag tussen groene heuvels en stond vol met historische gebouwen. Ondanks dat ook hier hoge en moderne kantoorgebouwen en flats stonden, had het centrum haar charme weten te behouden. Buiten het station stonden een aantal taxi’s en Rachel besloot om gewoon een taxichauffeur te vragen hen naar een goedkoop hotel in de buurt van het centrum te brengen.

Geen probleem,’ zei de taxichauffeur en begon al met het inladen van hun bagage. De rit naar het hotel bleek erg kort, eigenlijk de bijna vier pond die de chauffeur vroeg niet waardig. Ze had verzuimd naar de prijs te vragen of vooraf iets af te spreken, dus nu kon ze alleen nog maar betalen. Gelukkig accepteerde de man euro’s, maar wel tegen een toeristische wisselkoers.

Het hotel heette de Old Crown Inn en had nog kamers vrij. Het zag er van buiten weinig aantrekkelijk en klein uit. De architect trachtte waarschijnlijk door grote steenblokken langs de ramen te gebruiken het gebouw een grootse, historische aanblik te geven, maar de grotere flats er naast deden het hotel veel kleiner lijken zodat een modernere uitstraling wellicht beter zou passen. Aan de gastvrije ontvangst was niets aan te merken. De prijs bleek, zoals de taxichauffeur had beloofd, inderdaad erg mee te vallen, zodat ze besloten te blijven. Ze installeerden zich op hun kamer en besloten de rest van de dag te gebruiken om de universiteitsstad met zijn mooie karakteristieke gebouwen te bekijken. Onderweg zouden ze wel ergens een geldautomaat tegenkomen, zodat ze aan de noodzakelijke Engelse Ponden geraakten.

Ze verlieten het hotel in de richting van de universiteit. Die bleek de mooiste gebouwen te hebben die ze ooit bij een universiteit hadden gezien. Grote, kasteelachtige gebouwen die tot landhuizen waren verbouwd en midden in parken lagen vormden een perfecte omgeving om te studeren. De grandeur en omvang van de gebouwen gaven de bezoeker automatisch het gevoel dat alles wat er gebeurde wel een voornaam doel moest hebben. Ze wandelden door de stad, genietend van het mooie oude centrum. Een geldautomaat was zo gevonden. Maar zodra Rachel ergens een bordje “internet” buiten zag hangen, was ze de stad zo vergeten. Ze trok hem mee naar binnen, ging achter een pc zitten en begon te zoeken of ze een adres van Ellworth konden vinden. Maar hoe ze ook zochten, geen Ellworth. Zelfs zoekmachines op internet leverden geen resultaten.

Dat hadden we ons eerder kunnen bedenken,’ zei Ruud. ‘Wie zegt dat we hem konden vinden. Wat doen we nu?’

Ze haalde haar schouders op en ze besloten te betalen en te vertrekken. Iedere keer was dat goed gegaan, ergens naar toe, hotel zoeken, informatie op internet achterhalen en er achteraan. Alleen hier liep het spoor dood.

In gedachten liepen ze door de stad, totdat Ruud op zijn beurt Rachel een restaurant introk.

Rachel bekeek de kaart vluchtig en knikte instemmend. Hun keuze was gauw gemaakt en afgezien van het broodje wat ze in het vliegtuig hadden gehad, hadden ze die dag nog niet veel gegeten. Het restaurant kon zich dan ook verheugen goede zaken te mogen doen wat hun betrof.

Tijdens het eten kreeg Rachel ineens een ingeving. ‘Ik bel Jean-Paul op,’ zei ze. ‘Uiteindelijk is hij ook degene geweest die ons hier min of meer naar toe heeft gestuurd. Hij kan vast wel een adres achterhalen met zijn contacten overal.’ Zonder zich verder te storen aan het feit dat ze in een restaurant zaten te eten, nam ze haar telefoon en begon te bellen.

Met Jean-Paul Maret,’ klonk het vrij snel aan de andere kant van de lijn. ‘Rachel, wat kan ik voor je doen,’ klonk het daarna.

We zijn in Sheffield, Engeland en we willen graag het adres van Ellworth hebben. Kun je ons dat bezorgen?’

Dan heb ik je goed ingeschat,’ antwoordde Jean-Paul. Zonder verder iets op te zoeken noemde hij direct het adres en zijn telefoonnummer.

Wacht even, ik moet het opschrijven.’ Ze wenkte de ober en vroeg hem zijn pen en zijn notitieblokje. Ze schreef het adres op, scheurde het blaadje er af en gaf het blokje met de pen en een kort bedankje terug aan de wachtende ober.

Ik wens jullie veel succes,’ zei Jean-Paul. ‘Maar ik moet nu verder. Tot ziens.’ Hij verbrak de verbinding.

Nu sta ik toch echt verbaasd,’ zei Ruud. ‘Hij lepelt dat adres zo op? Heeft hij soms zitten wachten op ons telefoontje? Hoe wist hij dat we inderdaad naar Engeland zouden gaan?’

Hij had al lang door dat we het enige concrete spoor dat we hebben, zouden volgen. We gaan mijnheer Ellworth eens bellen, eens wat vragen stellen over mijn medaillon en vissen naar Sigmund. Eens kijken hoe hij reageert.’

Ik heb het idee dat hij niets weet en dat we achter spoken aan jagen. Ellworth lijkt me geen crimineel.’

Dat zeg ik ook niet, maar ik verwacht ook niet dat we verder meer te weten zullen komen over Sigmund. Maar Sigmund heeft wel contact gezocht met Ellworth, dus wellicht kan hij ons wel helpen met onze zoektocht,’ zei Rachel.

Dat lijkt me wel een aardig idee, ja. Onze zoektocht heeft al zo’n rij vreemde rij figuren opgeleverd, Ellworth kan er ook nog wel bij. Bel hem maar na het eten. Dan maken we een afspraak met hem en dan zien we wel verder. Ik verwacht niets, ik hoop alleen maar dat we niet helemaal voor niets naar Engeland zijn gereisd. Als we tijd hebben, wil ik nog wel even de toerist uithangen hier in Sheffield. Het is een mooie stad, dat had ik niet verwacht.’

Jij krijgt je kans zeker nog wel. Ik denk niet dat Ellworth direct zal springen als we hem bellen. Er zullen wel weer een paar dagen overheen gaan, dus hebben we alle tijd van de wereld,’ zei ze.

Heb je die gebouwen gezien tijdens de korte rit in de taxi? Mijn interesse in de architectuur hier is wel gewekt. Weer heel anders dan Parijs.’

Het eten was goed, maar niet echt bijzonder, dus ze besloten niet te lang te blijven hangen na het eten. Rachel stond weer te popelen om te bellen, dus een kop koffie zou er later nog wel van komen. Ze hadden nog maar net de deur van het restaurant achter zich dicht getrokken, toen Rachel al haar gsm in de hand nam en het nummer van Ellworth begon te bellen.

Goedenavond, Ellworth’s huis,’ klonk het aan de andere kant van de lijn.

Rachel verduidelijkte wie ze was en wat ze kwamen doen.

Dan verbind ik u even door met de heer Ellworth zelf. Moment.’

Rachel werd in een wachtstand gezet, tot het opeens aan de andere kant van de lijn klonk: ‘Met Richard Ellworth. U hebt interesse in oude medaillons begrijp ik. Wat kan ik voor jullie doen?’

Rachel legde uit dat ze graag een afspraak met hem wilde maken.

Ik kan niets voor u betekenen. Nee, helaas.’

Maar professor Sigmund heeft contact met u gezocht naar aanleiding van een aantal foto’s die hij van mij heeft gekregen. Professor Sigmund is helaas niet bereikbaar.’

Maar hoe komt u aan mijn naam en telefoonnummer?’ vroeg Ellworth.

Hier had ze niet aan gedacht. Ze kon hem onmogelijk zeggen dat hij het nummer van Jean-Paul had gekregen.

Het spijt me dat u ons niet verder kunt helpen,’ ontweek ze de vraag.

Verblijft u in de stad?’ vroeg Ellworth.

Ja, wij verblijven nog in de Old Crown Inn, maar ik denk dat we snel weer vertrekken als u ons niet verder kan helpen.’

Wellicht dat u eens kunt kijken in de universiteitsbibliotheek. Daar hebben ze veel informatie en kunnen ze u wellicht verder helpen. Bedankt voor uw belangstelling, ik wens u veel succes met uw zoektocht,’ besloot Ellworth, waarna hij de verbinding verbrak.

Rachel keek erg teleurgesteld. ‘Hij wil ons niet helpen. Wat doen we nu?’

Ons geluk kon ook bijna niet blijven. We zullen terug moeten naar Parijs en daarna? Dat weet ik ook niet zo snel,’ zei Ruud.

Het lijkt er op dat we hier bot hebben gevangen. Dan zijn we sneller thuis dan ik had gedacht.’

 

Ze keerden terug naar hun hotelkamer om na te denken hoe nu verder.

We moeten een vlucht terug naar Parijs regelen, misschien nog eens met Jean-Paul praten of zo.’

Ruud haalde een boek tevoorschijn en begon te lezen. Rachel besloot hetzelfde te doen, aangezien ze voor vanavond toch geen plannen meer hadden.

Na ongeveer een uur ging de telefoon op de kamer. Ze keken elkaar verbaasd aan. Wie kan dat nu zijn? Ruud nam op.

Goedenavond, met de receptie. Sorry dat ik u stoor, maar uw afspraak staat te wachten.’

Onze afspraak? Wij hebben met niemand een afspraak?’ vroeg Ruud verbaasd.

Maar zeker, er staat hier een heer die zich excuseerde omdat hij tien minuten te laat was. Hij staat te wachten en vroeg waar jullie bleven.’

Ik kom even naar beneden,’ zei Ruud.

Er staat iemand op ons te wachten,’ zei hij tegen Rachel.

Hij liep naar beneden naar de receptie, waar een man van middelbare leeftijd in een uitstekend pak op hem stond te wachten.

Hij taxeerde Ruud vluchtig en stak een hand uit. ‘Professor Ellworth heeft zich bedacht. Hij wil u graag ontmoeten. Ik ben hier om u op te halen,’ zei hij zeer zacht.

Ruud kon hem nauwelijks verstaan. ‘In dat geval ben ik zo terug,’ zei Ruud. Hij draaide zich om en rende naar boven om Rachel te halen.

Rachel zat rechtop op het bed te wachten op zijn verklaring. Zodra Ruud de naam van Ellworth had laten vallen, bedacht Rachel zich geen moment. ‘Hij zal zich wel bedacht hebben,’ zei ze. Ze stond op, deed haar kleding even netjes voor de spiegel en liep naar de gang. ‘Waar blijf je nu?’

Ruud vond het vreemd, maar er was geen tijd om na te denken. De man moest nu al zeker een kwartier beneden staan te wachten.

 

Ze sloten de kamerdeur en liepen naar de receptie. De man schudde de hand van Rachel en liep hen voor naar buiten. Een straat verder stond een zwarte auto te wachten. De man gebaarde dat ze achterin konden gaan zitten. Ze namen plaats en de man ging naast de chauffeur zitten.

Stuurt Ellworth twee man?’ vroeg Ruud verbaasd.

Rachel haalde haar schouders op.

De chauffeur reed snel, maar niet zo snel dat ze zouden opvallen de stad uit. De wagen reed bijna onhoorbaar. Buiten de stad reden ze ongeveer een kwartier door de heuvels, totdat ze aan een groot hek kwamen. Op een onzichtbaar teken ging het open en gaf toegang tot een lange oprijlaan. De oprijlaan werd omgeven door een rij bomen, waarachter zich een enorm landgoed uitstrekte. Pas na een bocht in de oprijlaan werd deze kant van het landgoed pas goed zichtbaar. Het bleek uitstekend onderhouden en als een typische Engelse tuin opgezet. Grote rozenperken werden afgewisseld met partijen struiken. Strategisch neergezette metershoge hagen zorgden er voor dat ze niet de hele tuin konden zien, maar slechts enkele gedeelten. Er stonden honderden jaren oude bomen, omgeven door een eindeloos groot grasveld dat er perfect onderhouden bijlag. Het was niet te zien waar het domein eindigde en het omliggende bos begon. De wagen reed door tot het landhuis, dat vanuit de weg helemaal niet zichtbaar was. Net zoals ze al vaker hadden gezien in het centrum van Sheffield was ook dit gebouw opgetrokken uit dikke natuurstenen. De voordeur had wel iets weg van een kasteelpoort, ingebouwd in een vooruitstekende toren. Naast het hoofdgebouw waren verschillende bijgebouwen. Het dak werd op verschillende plaatsen onderbroken door grote dakkapellen en schoorstenen. Buxushagen en gemillimeterde taxusstruiken gaven het gevoel dat de hovenier er dagelijks mee bezig was. De chauffeur en de man stapten uit en deden de deuren open voor Ruud en Rachel.

Wat een ontvangst,’ zei ze gevleid. De chauffeur stapte weer in en reed de auto weg. De garage was niet te zien.

Een tiental trappen gaven toegang tot de entree van het landhuis. Een van de dubbele deuren sloeg open en wat naar alle waarschijnlijkheid Ellworth zelf was verscheen in de deuropening. Hij leunde op een wandelstok. In alles was hij een Engelse aristocraat. ‘Goedenavond, Ik ben Richard Ellworth. Uw verhaal heeft mij toch wel geïntrigeerd, vandaar dat ik u heb uitgenodigd. Ik ben blij dat u tijd heeft kunnen maken.’

Zelfs zijn manier van spreken was zoals alleen Engelse Lords dat kunnen. Ze keken hem verbaasd aan. Eigenlijk was hen helemaal niet gevraagd of ze tijd hadden. Ze waren gewoon opgehaald. Maar Rachel was er blij mee, dus sprak ze hem niet tegen.

Komt u binnen. We kunnen praten in de bibliotheek. Volgt u mij maar.’

Het landhuis was van binnen perfect afgewerkt en een aantal grote schilderijen domineerden de grote hal. Ze hadden geen verstand van kunst, maar dit zag er in ieder geval duur uit.

Aangekomen in de bibliotheek, gebaarde Richard dat ze konden plaatsnemen aan een notenhouten tafel. De oude tafel zag er antiek uit. ‘Wat wenst u te drinken?’ vroeg Richard. ‘Ik heb een uitstekende scotch.’

Ze knikten allebei instemmend en Richard maakte met een korte knik duidelijk aan de andere man die in de deur stond dat hij de drank kon halen. Even later was hij terug met een fles en drie glazen. Hij voorzag hen alle drie van een glas, schonk hen in en zette de fles op tafel. Daarna liep hij de bibliotheek uit, de dubbele houten deuren zorgvuldig achter zich sluitend.

Zo, vertelt u eens. Hoe bent u zo bij mij terechtgekomen?’ begon Ellworth vriendelijk.

Zoals ik u al heb verteld zijn we op zoek naar de oorsprong van het medaillon wat ik heb geërfd. Na een aantal mensen te hebben geraadpleegd, kwam ik uit bij professor Sigmund. Hij heeft me gebeld en gezegd dat hij informatie zou inwinnen bij een kennis van hem die hem verder zou kunnen helpen. Helaas is professor Sigmund verdwenen.’

Ja, maar hoe bent u dan bij mij terecht gekomen?’ vroeg Richard nu op een wat dringender manier.

Ik heb uw naam op de universiteit gehoord waar Sigmund werkt,’ loog Rachel.

Aha, de universiteit. Ah juist. En zij verwezen u naar mij?’ Richard liet fijntjes doorschemeren dat hij Rachels leugen doorhad. ‘Gaat dit alleen over het medaillon of zijn er nog meer items waar u vragen over heeft? Was er niet nog meer?’

Rachel bekroop nu een onbehaaglijk gevoel.

Het lijkt me zo dat u niet helemaal naar Engeland reist voor een medaillon of het moet wel heel hoge waarde hebben voor u.’ Richard keek hen taxerend aan en leek een besluit te nemen. ‘U heeft mijn naam niet van de universiteit van professor Sigmund gekregen. Dus wil ik u beleefd vragen van wie u dan wel mijn naam en telefoonnummer heeft gekregen,’ vervolgde hij rustig.

Rachel kreeg een kleur.

Richard nam zijn glas op, rolde het licht op en neer en nam een kleine slok. ‘Daarbij gaat dit niet alleen over een medaillon. U heeft professor Sigmund foto’s laten zien waarop meer was te zien dan een medaillon. Bijvoorbeeld ook een Mariabeeld. U bent hier in Engeland. Nogal een eind van huis en niet zomaar op vakantie. Ik neem dus even aan dat u niet alleen maar hier bent om navraag te doen naar het medaillon. Dus van wie heeft u mijn gegevens?’ vroeg Richard zelfverzekerd.

Rachel wist nu zeker dat dit niet goed was. Richard wist meer dan ze hem had verteld. Hij nam helemaal niet de moeite ook maar iets over het medaillon te vragen. Hier concludeerde Rachel uit dat hij blijkbaar alles al wist. In ieder geval nog meer dan hij al liet blijken. Tot haar schrik realiseerde ze zich wat Richard zojuist had gezegd. Hij wist wat ze aan Sigmund had laten zien! Dat kon alleen maar betekenen dat Ellworth contact moet hebben gehad met Sigmund. Hoe kon hij het anders weten? Snel bedacht ze zich wat ze moest gaan zeggen. Voor geen goud zou ze de naam van Jean-Paul bekend maken. Ze besloot in de aanval te gaan. ‘Heeft u dan contact gehad met Sigmund?’

Richard glimlachte. ‘Ik merk op dat u mijn vraag niet beantwoordt. Goed. Vertelt u eens wat u weet over het medaillon, dan zal ik uw verhaal aanvullen. Dan hoef ik niet te vertellen wat u al weet.’

Rachels bange gevoel dat zij werden uitgehoord, in plaats van dat ze hun vragen beantwoord kregen, werd nu bewaarheid.

Ruud had er tot nu toe een beetje stil bij gezeten, maar nu ging hij achterover hangen en zei: ‘Wij hebben het medaillon geërfd en zijn op zoek naar onze familie. Verder weten wij niets en hoopten wij van u wat antwoorden op onze vragen te krijgen. Niets meer en niets minder.’

Richard keek hem geamuseerd aan en zei: ‘Bent u lid van de Ordo Vox Populi?’

Ruud en Rachel keken elkaar vluchtig en verbaasd aan.

Bestaat de Orde dan nog?’ vroeg Rachel.

Dan neem ik aan dat u geen lid bent, maar u weet wel waar ik het over heb,’ zei Richard. Hij riep iets in een taal die Ruud en Rachel niet konden verstaan en vrijwel onmiddellijk zwaaiden de beide deuren open.

De man die naast de chauffeur had gezeten, kwam naar binnen en hield een pistool in zijn handen.

Helaas wilt u blijkbaar niet praten op de vriendelijke manier. Dan ben ik genoodzaakt u op de onvriendelijke manier wat vragen te stellen. Daarmee krijgt u trouwens ook een aantal antwoorden op uw vragen. En geloof me, u zult mijn vragen beantwoorden. Sigmund heeft dat ook gedaan.’

De andere man zei niets en was naast Richard gaan zitten. Het pistool lag voor hem op tafel.

Nu voor de laatste keer, hoe komt u aan mijn gegevens?’ vroeg Richard.

Rachel zei niets meer en keek af en toe naar Ruud om hem te peilen, maar ze antwoordde niet. Ruud keek strak naar het pistool.

Er viel een akelige stilte. Geen van de partijen leek het initiatief te willen nemen om nog iets te zeggen. De man naast Richard stond op en nam hun glazen scotch weg die ze nog nauwelijks hadden aangeraakt. Hij zette ze op een groot dressoir achter hem weg, waarna hij Richard aankeek.

Richard knikte en zei: ‘Dmitri, mag ik haar aan jouw zorgen toevertrouwen?’

Dmitri liep naar de kant van de tafel waar Ruud en Rachel zaten. Tijdens het lopen pakte hij het pistool op. Zonder een woord te zeggen, sloeg hij met de kolf Rachel keihard tegen haar wang, zodat ze half uit de stoel vloog.

Au! Klootzak,’ siste ze tussen haar tanden. De angst spoelde door haar lichaam, gevolgd door een diepe haat tegen haar aanvaller. Dmitri stond met het pistool achter haar, zodat ze trillend van de zenuwen bleef zitten, niet wetende of er nog een klap kwam. Dit was toch geen goed idee. De professor is verdwenen, zijn wij nu aan de beurt? Waar zijn we in godsnaam beland? Wat zijn dit voor mensen?

Ruud sprong op.

Maar Dmitri zette als een lenige kat snel een stap achteruit en wees met het pistool naar zijn voorhoofd.

Langzaam liet Ruud zich weer in zijn stoel zakken.

Geen goed idee, jongeman. Het is goed te weten dat u nogal op uw vrouwtje bent gesteld. Dat maakt het ons dan toch wat gemakkelijker, denk ik.’ Dmitri sprak met een vreemd buitenlands accent.

Richard sloeg triomfantelijk zijn benen over elkaar en leunde tegen de rugleuning. ‘Blijkbaar heeft u ons niets te zeggen of u wilt niets zeggen. Maar ook daar komen we gauw genoeg achter. De tuinman krijgt al zijn klanten aan het praten. U gaat nog wel kennis met hem maken.’ Hij stond op en verliet zonder een woord te zeggen de kamer.

Dmitri ging aan de andere kant van de tafel zitten. Hij legde het pistool voor hem op de tafel. Daarbij keek hij Ruud glimlachend aan, alsof hij hem uitnodigde om iets te ondernemen.

Rachel veegde haar mond af en bekeek Dmitri wat indringender. Hij zag er uit als een uitsmijter bij een discotheek. Zwart colbertje, gemillimeterd haar en een gezicht dat sporen vertoonde van gevechten. Zijn neus stond ietwat scheef. Waarom was het haar niet eerder opgevallen dat de man er zo onguur uitzag? Haar vervloekte nieuwsgierigheid ook. Dit keer zou het hen duur te staan komen. De chauffeur had er gewoontjes uitgezien, maar dit exemplaar zag er uit alsof hij van de Russische maffia was. Langzaam begon ze een bang vermoeden te krijgen waarom Richard hem mee had gestuurd met de chauffeur om hen op te halen. Niet om hen in stijl hier naar toe te begeleiden, maar om te voorkomen dat ze konden vluchten. Langzaam drong het besef door dat ze met open ogen in de val waren gelopen. Ze sloeg haar ogen neer en zag de rode veeg die het bloed op haar mouw had achtergelaten. Woedend om haar eigen naïviteit keek ze weer op. Ze proefde het bloed tussen haar tanden. Het liefst zou ze hem aan willen vliegen of weg willen rennen, maar ze wist dat ze nu niets konden beginnen.

Enkele minuten gingen voorbij zonder dat ook maar iemand bewoog. Daarna kwam Richard binnen met de chauffeur.

De chauffeur had een rol touw in zijn hand. Hij nam Ruud bij zijn schouders en trok hem onzacht uit zijn stoel. Daarna pakte hij zijn handen, draaide ze op zijn rug en bond ze stevig achter zijn rug vast. Vervolgens duwde hij hem terug in de stoel.

Daarna was Rachel aan de beurt. Ze rukte zich los. ‘Blijf van me af, vuile smeerlap!’

De man aan de andere kant van de tafel pakte zijn pistool, stond op en liep naar Rachel toe. Hij haalde uit met zijn pistool.

Rachel weerde de slag af, waarop de man zijn arm terug zwaaide en Rachel hard tegen de zijkant van haar hoofd raakte. De pijn flitste door haar schedel. Ze sloeg dubbel en knalde met haar hoofd op de tafel, waar ze half versuft bleef liggen. Op de tafel vormde zich een klein plasje bloed dat ongecontroleerd uit haar mond was gelopen. Ze voelde het koele metaal van de loop die de man in haar nek drukte, waarop de chauffeur haar boeide. De pijn van het straktrekken van de boeien bracht haar helemaal terug en golfde misselijkmakend door haar lijf.

Richard dronk uiterst kalm zijn glas scotch leeg en zei: ‘Als u mij wilt volgen, dan zal ik u een kleine rondleiding door de tuin geven.’ Hij klonk alsof hij tegen een paar belangrijke gasten sprak die zijn tuin kwamen bewonderen. Hij bleef in zijn rol van beleefde aristocraat.

Ruud en Rachel stonden op en liepen achter Richard aan. Dmitri met het pistool en de chauffeur volgden. Ze liepen door het immense huis naar de achterkant. Alles in dit huis was van topkwaliteit. Natuurstenen tegels, grote oude schilderijen, grote kroonluchters die een nachtmerrie moesten zijn om te poetsen en een modern ingerichte keuken die voorzien was van een batterij apparatuur waar een restaurant jaloers op zou zijn. Richard hield hen beleefd alle deuren open. Het illustere gezelschap verliet via de keuken het gebouw.

Wilt u mij volgen, dan krijgt u antwoord op uw vragen,’ herhaalde hij. Ze liepen door de schitterende tuin in de richting van een gedeelte dat door een massieve coniferen haag was omgeven.

Normaal gesproken zou Rachel haar ogen hebben uitgekeken in deze magnifiek aangelegde en onderhouden tuin, maar nu keek ze strak naar de grond. Nadat ze door een opening in de haag waren gelopen, werd een enorme kas zichtbaar. De kas was gevuld met schitterende planten, waarvan er vele in bloei stonden.

Richard opende de buitendeur en Ruud volgde hem naar binnen, direct gevolgd door de rest van de groep. Het was er broeierig warm en rook zo naar zomer, dat het misplaatst was op dit moment. Richard liep naar een lege plek in de kas, waar hij een stuk van de houten vloer optilde. Het was een nauwelijks waarneembaar luik, zonder handgreep. Alleen twee kleine uitsparingen en de nauwelijks zichtbare randen in het luik verrieden dat er iets onder zat. Het houten luik scharnierde omhoog, waarna Richard een stenen trap naar beneden afliep.

Ruud en Rachel volgden voorzichtig, daar ze zich niet met hun handen konden steunen op de steile trap. Beneden hing een licht vochtige, bedompte lucht. Ze kwamen in een kleine ruimte, waar wat gereedschap en grote potten stonden opgesteld. Achterin was een zware deur. Dmitri kwam naar voren, haalde een sleutelbos uit zijn colbert en opende de deur behoedzaam. Hij trok zijn pistool en richtte het op de deuropening. Daarna keek hij naar binnen, was blijkbaar tevreden met wat hij zag, liet zijn pistool zakken en liep naar binnen.

Rachel kon haar ogen niet geloven toen ze naar binnen liep. Sigmund! Hij zag er bleek en vuil uit en keek hen zwijgend aan.

Nadat iedereen binnen was maakte de chauffeur hun boeien weer los. Hij gebaarde dat ze moesten gaan zitten. Dmitri had zich in de deuropening geposteerd, met zijn handen voor zijn lichaam gevouwen in een triomfantelijke houding. Zo leek hij nog meer op een uitsmijter. De brede grijns op zijn gezicht verried dat hij genoot van de macht die hij over hen had.

Hopelijk gaat u genieten van uw verblijf hier. Het landhuis is in ieder geval een beter onderkomen dan dat hotel waar we u hebben opgehaald. Helaas zult u het tijdelijk even met dit, eh … gastenverblijf moeten stellen, maar ik ben er van overtuigd dat u daar alle begrip voor heeft. In ieder geval heeft Sigmund nu de gelegenheid om uw vragen te beantwoorden. Daar kwam u toch voor?’ Richard lachte. ‘Oh ja, ik zou het bijna vergeten.’ Hij maakte een gebaar naar de chauffeur die hen vakkundig van hun spullen beroofde. Rachels gsm, sleutels, en wat losse spullen verdwenen allemaal in de handen van de chauffeur. Richard keek tevreden, waarna de drie mannen de kelder uit liepen. Achter hen sloeg de zware stalen deur dicht, waarna ze de sleutel in het slot hoorden draaien.

Rachel begon te huilen, deels van de pijn aan haar hoofd en deels als ontlading van de ontzetting.

Die vuile zak. Dat zet ik hem betaald,’ siste ze, terwijl ze over de pijnlijke plekken op haar hoofd wreef. Ruud sloeg een arm om haar heen, die ze boos afweerde. Ze had er even geen behoefte aan om ook maar door iemand te worden aangeraakt.

Hoe komen jullie hier verzeild?’ vroeg Sigmund zachtjes.

Ze keken hem allebei aan, waarop Rachel zei: ‘Dat is een lang verhaal, maar ik geloof dat we alle tijd krijgen om dat te vertellen.’

Sigmund kreunde en ging anders zitten. ‘Ze zijn helemaal gek. Die maniak wat zich de tuinman noemt, heeft mijn pink afgeknipt.’ Hij hield zijn hand omhoog.

Ruud en Rachel zagen tot hun ontzetting dat er weliswaar een dik verband om zijn hand zat, maar dat er op de plek waar de pink zou moeten uitsteken, niet meer restte dan een bobbel onder het verband. Vol afgrijzen sloeg Rachel een hand voor haar mond.

Dat meen je niet,’ zei Ruud.

Sigmund begon nu onbedaarlijk te huilen. ‘Die schoft, die maniak. De tuinman kwam me vriendelijk wat vragen stellen. We stonden in de kas, terwijl hij wat rozen snoeide. Die aap, Dmitri, zat op een stoeltje te kijken. Blijkbaar was de tuinman niet tevreden met mijn antwoorden, want ineens greep hij mijn hand en knipte mijn complete pink er af. Zomaar, zonder waarschuwing. Hij is compleet gestoord,’ jammerde Sigmund.

Ruud en Rachel gingen naast hem zitten, niet goed wetende wat ze tegen hem moesten zeggen. Uiteindelijk waren zij het geweest die hem in de hele geschiedenis hadden betrokken. Ze keken de kleine ruimte rond, maar buiten een klein peertje bij de deur was de ruimte helemaal kaal. Er waren geen ramen of bovenlichten, alleen maar stenen muren, vloeren en plafond.

Het spijt me,’ stamelde Rachel.

Het hoeft je niet te spijten,’ zei Sigmund. ‘Nadat je mij die foto’s hebt laten zien, ben ik onderzoek gaan doen. Ik vond echter geen informatie en dat vond ik uitermate vreemd, dus besloot ik contact op te nemen met Ellworth, die een reputatie heeft op het gebied van religieuze historie. Hij was al snel bijzonder geïnteresseerd en nodigde me uit in zijn landgoed in Engeland. Aangezien ik een paar dagen de tijd had, ben ik op zijn uitnodiging ingegaan. Hij had informatie die hij me liet zien, maar hij was nog meer geïnteresseerd in wat ík wist. Na een paar gezellige avonden werd hij ineens onvriendelijk en gooide me in dit stinkhol. Ik heb de tuinman jullie telefoonnummer gegeven, maar pas nadat mijn pink was gesnoeid. Een paar dagen later kwamen ze me halen en lieten me drie schilderijtjes zien. Richard vroeg wat ik hiervan wist te vertellen. Ik zei dat ik ze nog nooit had gezien. De tuinman, die er bij zat, legde zijn snoeischaar op de tafel, waarna ik hem smeekte niet meer te knippen en hem verzekerde dat ik ze nog nooit had gezien. Richard maakte de schilderijtjes voorzichtig open, waarna uit een ervan een vijftal oude documenten kwamen die zaten verborgen tussen de schildering en de achterkant. Ze zagen er schitterend uit, zelden heb ik zulke gave handgeschreven documenten gezien. Zeker enkele honderden jaren oud.’

Die kwamen uit onze woonkamer,’ verzuchtte Rachel.

Sigmund keek haar verbaasd aan en vervolgde: ‘Ik zit nu al een aantal dagen hier zonder dat ik Ellworth en zijn krankzinnige tuinman nog heb gezien. Een keer per dag komen ze wat eten brengen, dat is alles. En ineens staan jullie hier. Wat is er gebeurd?’

Nu was het hun beurt om te vertellen wat er allemaal was gebeurd. Rachel vertelde hem in hoofdlijnen het verhaal, zonder te noemen hoe ze aan Richard Ellworths gegevens kwamen. Als de tuinman weer vragen kwam stellen, zou Sigmund ze in ieder geval niet kunnen verraden. Ze huiverde bij de gedachte ook een snoeibeurt te krijgen. ‘Wat nu?’ beëindigde ze haar verhaal.

Ik weet het niet. Ik ben doodsbang voor die gestoorde gek,’ zei Sigmund.