HOOFDSTUK 9

 

 

In het landhuis zaten de mannen in een groot vertrek bijeen dat rijkelijk was uitgerust met schitterend meubilair uit de Victoriaanse tijd. De wanden werden versierd door grote schilderijen en een aantal jachttrofeeën completeerden het geheel. Degene die het vertrek had ingericht beschikte over een uitstekende smaak en een ongelimiteerd budget.

Dmitri bleek nu allesbehalve zwijgzaam. ‘Je hebt ons in een lastige positie gebracht door die Sigmund vast te zetten. De politie weet waarschijnlijk dat hij contact met je heeft gehad en hij heeft een te belangrijke positie om zomaar als vermist te worden vergeten. Je had hem nooit hier mogen vasthouden. Nu kunnen we hem alleen maar uit de weg ruimen, samen met alle bewijzen. Ten tweede heb je ook die twee hierheen gehaald. Je hebt ze verdomme hierheen gehaald!’ riep hij nu. ‘Hoe had je gedacht dat te gaan oplossen?’

Richard keek de man recht aan en zei: ‘Ik heb in het belang van de organisatie gehandeld. Sigmund deed het voorkomen alsof hij op een actief lid van de Ordo Vox Populi was gestuit en het leek er op dat hij over meer informatie beschikte dan later bleek. Zelfs de tuinman kreeg niet zo veel uit hem. Maar zo zijn we wel op het spoor gekomen van die twee.’

Die van niets wisten,’ vulde Dmitri aan. ‘We hadden ze met een of ander verhaal het bos in kunnen sturen. Dan waren ze tevreden geweest. Nu kan dat niet meer en is de politie naar drie mensen op zoek. Je hebt fout gehandeld. Daarbij heb je mijn kostbare scotch verspild. Dus nogmaals: ‘Hoe had je gedacht dit te herstellen?’ herhaalde hij dreigend.

Als ik een tak van de Ordo Vox Populi had ontdekt die nog actief was, praatte je wel anders. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat die twee meer weten dan ze tot nu toe hebben losgelaten.’

Dat zal de tuinman wel bepalen,’ zei Dmitri. ‘Maar voorlopig kunnen we geen gebruik meer maken van deze locatie. Dus alles wat hier als bewijs kan worden aangemerkt, moet verdwijnen. Het zal niet lang duren eer de politie hier vragen komt stellen. Ze kunnen waarschijnlijk aan de hand van Rachels gsm gegevens traceren dat jij contact met hen hebt gehad. En dus ben jij te veel.’ Hij trok zijn pistool en gebaarde dat Richard moest opstaan. ‘We gaan een ritje maken.’

Gezamenlijk liepen ze naar buiten in de richting van de auto. Vlak bij de auto aangekomen, zei Dmitri: ‘De tuinman heeft altijd compost nodig.’

Richard Ellworth begreep met deze mededeling dat zijn dagen geteld waren. Hij voelde een harde klap tegen zijn achterhoofd. Ze gooiden hem achteloos in de kofferbak. Voordat de klep werd dichtgesmeten, zag hij hoe de chauffeur gehoorzaam tegen zijn pet tikte. Niet veel later hoorde hij de auto starten om hem naar zijn einde te rijden.

 

Ruud en Rachel hadden de muffe kelder waarin ze waren opgesloten minutieus onderzocht, maar er was buiten de deur geen enkele ontsnappingsmogelijkheid. Sigmund had het lijdzaam aangezien. De zware stalen deur was de enige uitgang. Zoals alles in het landhuis was ook deze deur van een uitstekende kwaliteit en onmogelijk in te beuken zonder zwaar gereedschap. Roepen en schreeuwen had ook geen enkele zin. Het geluid zou al stranden in de grote kas, zelfs iemand die door de enorme tuin van het landgoed zou lopen, kon hen niet horen.

Verslagen zaten ze op de stenen vloer. Slechts een kaal peertje verlichtte de ruimte. De stroomdraden verdwenen in een plastic buis in het plafond.

Ik voel er weinig voor om als een roosje te worden gesnoeid,’ zuchtte Rachel. ‘Ik heb mijn arme pink nog nodig.’

Ruud keek haar somber aan.

Gaat dat licht ook nog een keer uit?’ vroeg ze aan Sigmund.

Nee, dat blijft altijd branden. We kunnen hem wel zelf uitdraaien. Op een gegeven moment verlies je alle besef van dag en nacht. Je kunt wel op je horloge de tijd zien, maar het gebrek aan daglicht gaat je toch opbreken.’

Het vooruitzicht om op de stenen te slapen trok hen weinig aan, maar er leek niet veel anders op te zitten. ‘We moeten een plan uitwerken, anders zie ik het somber in,’ concludeerde Rachel. ‘We hebben hun gezichten gezien, we kennen de locatie en we weten dat Richard meer weet. Ze zullen ons nooit zomaar laten gaan.’

Wat denk jij dan? Dat ze ons koud maken?’ vroeg Ruud.

Ik ben bang van wel,’ zei Sigmund. ‘Ze zullen me heus niet aan de buitenwereld laten vertellen dat ik per ongeluk mijn pink heb afgesneden. Er is maar één conclusie mogelijk en dat is dat ze ons uit de weg ruimen.’

Maar in het hotel weten ze waar we zijn, dus die zullen wel alarm slaan,’ zei Ruud.

Nee, dat weten ze niet,’ zei Rachel. ‘We zijn zonder wat te zeggen bij die kerel ingestapt en hebben tegen niemand gezegd wat we gingen doen of wanneer we terug zouden zijn. Het hotel krijgt pas argwaan als er niemand betaald. En aangezien we niet hebben gezegd hoe lang we blijven en we al geld hebben aanbetaald, zullen ze niet zo gauw actie ondernemen.’

Die ontnuchterende conclusie deed hen allen beseffen dat ze een verschrikkelijke vergissing hadden gemaakt. De stilte die volgde, was als de stilte van het graf. Het afschuwelijke vooruitzicht op een gruwelijke en naderende dood sloeg alle restjes hoop meteen neer.

Het zijn een stel gewetenloze schoften die nergens voor terugdeinzen,’ zei Sigmund een hele tijd later. ‘Het spijt me, maar ik ben bang dat dit het eindstation is.’

Dat is het niet!’ zei Rachel fel. ‘We moeten iets verzinnen om ze te overrompelen of vechten of wat dan ook.’

Ik ben maar een keer uit dit stinkhol geweest, dat was toen ik werd ondervraagd door de tuinman. Toen zat die Dmitri met zijn pistool op veilige afstand in de kas. Ik zou hem nooit hebben kunnen benaderen zonder neergeschoten te worden. En al zou je uit de kas weg kunnen komen, moet je nog altijd dat grote grasveld over achter de coniferenhaag. Dan ben je een rennende schietschijf.’

Dan blijven er maar twee mogelijkheden over: als ze binnenkomen of als we de trap op lopen,’ opperde Ruud.

Als ze binnenkomen, is de loop van het pistool het eerste dat je ziet. Hij blijft ruim achter de deur staan, zodat je hem niet kunt bespringen,’ zei Sigmund.

Hé Ruud, je brengt me op een idee. Als we de trap op lopen, kunnen we ze wellicht bespringen. Dan staan we dicht bij elkaar en kunnen we hen misschien overmeesteren. Het is onze enige kans. Die moeten we nemen,’ zei Rachel. ‘Als ik het me goed herinner, staat daar ook wat gereedschap. Misschien dat we daar iets van kunnen gebruiken als wapen.’

En als ze ons weer boeien als we naar buiten gaan?’ vroeg Ruud.

We doen ons heel angstig en timide voor. We bieden geen enkele weerstand en gaan gedwee mee als ze ons meenemen. Dan moeten we op de trap gelijktijdig ingrijpen en ze verrassen. Het is de enige mogelijkheid. Anders wordt het knip, knip, knip,’ zei Rachel.

Ik weet het niet,’ zei Sigmund. ‘Ik heb er geen goed gevoel over. Wat als het niet lukt?’

Rachel zei niets, maar maakte een knippende beweging met haar vingers, waarop Sigmund achterover ging liggen en niets meer zei.

 

In het landhuis was de chauffeur teruggekeerd. Dmitri richtte zijn aandacht op een kleine man die met een ondoorgrondelijk gezicht achter de chauffeur aan was gelopen.

Ik heb twee nieuwe klanten voor je. Ze horen bij Sigmund en ik wil graag weten wat zij weten. Alles wat je over de Ordo Vox Populi uit ze kunt trekken is van belang. Zij weten meer dan Sigmund volgens mij.’

De kleine man knikte.

Mijn planten hebben altijd nieuwe compost nodig. Een pink of een oor doet het altijd goed, voordat de rest komt. Ze zullen snel praten.’

We moeten ook snel zijn, anders moeten we ze verplaatsen. Levend is dat een te groot risico. Ellworth is te ver gegaan door hen hier heen te halen. Als de politie wakker wordt, komen ze misschien hier snuffelen. Ik heb een vals spoor voor ze uitgezet, maar ik weet niet of dat voldoende is. Morgenvroeg ga je direct met hen aan de slag.’

De kleine man knikte en verdween. De chauffeur tikte tegen zijn pet en liep achter hem aan.

 

In de kelder was de zin om te praten na enkele uren verdwenen en ze probeerden zo goed en zo kwaad als het ging te slapen. Sigmund had het peertje uitgedraaid, zodat het nu aardedonker was in de kelder. Ruud en Rachel lagen tegen elkaar aan, maar slapen kwam er nauwelijks van. Het was bijna onmogelijk om een goede houding te vinden op de ongelijke stenen. Overmand door vermoeidheid vielen ze na lange tijd toch in een onrustige slaap. Voor hun gevoel maar een paar uur later werden ze wakker van het geluid van een draaiende sleutel in het slot. De deur zwaaide open en versuft keken ze alle drie in het plotselinge licht. Rachel keek op haar horloge en zag dat het tegen negen uur in de ochtend liep.

Ik hoop dat u heeft kunnen genieten van onze gastvrijheid. Het is tijd voor het ontbijt,’ zei Dmitri.

Ze rammelden inderdaad van de honger. Ze hadden nog niets te eten en te drinken gehad sinds ze aan de scotch hadden gezeten de vorige dag.

Dmitri draaide het peertje aan, waardoor de hele kelderruimte weer scherp verlicht werd. ‘Als u mij maar wilt volgen. Het ontbijt staat geserveerd in de kas,’ nodigde hij hen uit.

Dmitri stond er met zijn pistool in de hand, de chauffeur die geheel in het zwart was gekleed en een derde persoon met een klein postuur, voor Ruud en Rachel nog onbekend. Hij was gekleed in een tuinbroek en keek uiterst vriendelijk.

Sigmund fluisterde: ‘De tuinman!’ en kromp ineen bij zijn aanblik.

Ze stonden alle drie op en liepen richting de deur. Rachel liep met gebogen hoofd zwakjes naar de deur, alsof ze zich compleet verslagen voelde. Ruud volgde en liet zijn schouders hangen. Sigmund haalde hen in en liep voorop. Hij keek Rachel vastberaden aan. Rachel voelde dat hij iets van plan was.

De tuinman liep voor hen uit de trap op. Sigmund volgde, waarna Ruud en Rachel kwamen. De chauffeur volgde hen op de voet, maar Dmitri bleef op afstand beneden staan. Rachel keek hem vluchtig met een gespeeld angstig gezicht aan.

Boven aan de trap sprong Sigmund ineens omhoog en trok de tuinman naar beneden. Sigmund begon ongecontroleerd te schreeuwen en hing met zijn volle gewicht aan de tuinman. Ze tuimelden achterover de trap af. Ruud was niet op de actie bedacht en werd in hun val meegesleurd. Rachel wist nog net op tijd opzij te springen. Ze botsten tegen de benen van de chauffeur aan, die daardoor met een pijnlijk gezicht ongecontroleerd naar beneden viel.

Ergens hoorde Rachel een bot kraken en ze hoopte vurig dat het niet van een van hen was. Ze rende achter de kluwen mensen aan en sprong beneden opzij het kleine halletje in.

Dmitri, die beneden had staan wachten, had een paar stappen terug gezet de kelder in, maar kon niets met zijn pistool uitrichten tegen de door elkaar hangende kluwen mensen.

Ruud ramde een ellenboog tegen het hoofd van de tuinman, die nog altijd werd vastgehouden door Sigmund. Daarna wist hij gedeeltelijk op te staan en sloeg de tuinman hard in zijn maag. Sigmund was nog steeds paniekerig aan het gillen en bleef de tuinman omklemmen.

De chauffeur lag gedeeltelijk onder hem met een van zijn benen in een bizarre hoek. Het enige dat hij nog probeerde was onder de anderen uit te komen, dat hem niet lukte.

Rachel greep een oude verroeste spade, sprong over de chauffeur heen en stak in het wilde weg de spade vooruit de kelder in. Ze raakte Dmitri vol in zijn gezicht.

Hij wankelde achteruit, terwijl het bloed uit een lange jaap over zijn voorhoofd en neus begon te lopen. Ze had hem goed geraakt. Hij kreunde en veegde het bloed uit zijn gezicht. ‘Vuile teef!’ riep hij en hief zijn pistool op.

Rachel deinsde terug en dook achter de deur. Het schot ketste af. Ze draaide zich om, sprong vooruit en ramde dit keer vol in de maag van de chauffeur. Ze hief de spade op en sloeg tegen de zijkant van het hoofd van de tuinman. Die schreeuwde van pijn waarna hij zijn hoofd wegdraaide en ineens akelig stil werd. Rachel schreeuwde: ‘Nu, meekomen, naar boven! Opstaan! Sigmund kom!’

Ruud begreep het direct en rende de trap op.

Rachel volgde hem in zijn voetsporen, maar Sigmund leek compleet van de wereld te zijn. ‘Sigmund!’ schreeuwde Rachel. Ze rende terug en trok Sigmund overeind. Hij stond wankel op zijn benen. Rachel trok hem mee naar boven.

Rachel keek achterom en zag Dmitri met een van pijn vertrokken gezicht beneden aan de trap verschijnen. Hij veegde het bloed uit zijn ogen, richtte zijn pistool en schoot. De kogel suisde rakelings langs haar gezicht, ze voelde de luchtdruk die het projectiel omgaf.

Ruud was al naar de deur van de kas gerend om te controleren of die niet op slot zat. De deur was open! Rachel rende zo hard als ze kon in zijn richting.

Sigmund volgde, maar hij liep veel te langzaam. Hij leek compleet in shock.

Vanuit de keldertrap klonk nog een serie vloeken.

Bij de deur aangekomen draaide Rachel zich om en keek waar Sigmund bleef. In een fractie van een seconde zag ze het hoofd van Dmitri boven de trap uitkomen en op haar vuren. Het glas van het paneel naast de glazen deur versplinterde en ze werd bijna bedolven onder het rondvliegende glas. Ze liet de deur los en rende in volle vaart weg. In haar ooghoek zag ze een tweede schot.

Sigmund greep naar zijn borst, vertraagde zijn lopen tot een waggelen en gilde als een opgejaagd dier. Hij keek ongelovig naar zijn hand die hij tegen zijn borst hield waar nu het bloed tussendoor liep. Daarna zakte hij op zijn knieën.

Rachel draaide zich nu volledig om. Ze moesten weg hier. Het geluid wat Sigmund produceerde, zwakte af tot een op deze afstand nauwelijks hoorbaar gerochel, wat het des te akeliger maakte.

Ze rende samen met Ruud die al een paar meter verder stond zo hard als ze kon in de richting van de coniferenhaag. Zonder om te kijken bereikten ze de coniferenhaag, vergezeld van het fluitende geluid van een tweetal slecht gemikte kogels.

Waarheen?’ hijgde Ruud.

Compleet verwilderd keken ze om zich heen naar ontsnappingsmogelijkheden. Het zou niet lang duren eer de schutter bij de coniferenhaag zou aankomen en dan had hij een behoorlijk groot vrij schootsveld.

Ik weet niet of er nog anderen in het huis zijn,’ hijgde Rachel. Haar hart bonsde in haar keel en het leek wel alsof het ieder moment uit haar borstkas kon springen.

Kom mee,’ zei Ruud.

Ze renden langs de coniferenhaag tot deze een hoek maakte. Vanaf daar waren ze uit het zicht. Rachel keek om naar de opening, maar zag niemand. Dat betekende dat de schutter niet zou weten welke kant ze waren opgerend.

Met pijn in de zij en benen als lood ploegden ze voort over het immense grasveld. Ze durfden niet te stoppen of achterom te kijken. Iedere extra beweging leek te veel en ze probeerden uit alle macht het sprinttempo vol te houden. Met tranen in de ogen van de pijn en de uitputting bereikten ze een groep bomen met wat struiken wat hen weer wat dekking zou kunnen geven. Ze verwachtten ieder moment het fluitende geluid van een langs vliegende kogel te horen of net als Sigmund ineens een bloedvlek op hun lichaam te ontdekken alvorens neer te zakken. Ze renden voorbij de groene bescherming toen ze achter zich geschreeuw en schoten hoorden. De schutter had hen ontdekt!

Rachel stond op het punt om het op te geven, toen Ruud ademloos naar een hek wees. Het terrein was afgesloten met een hoog hek. Rachel wilde moedeloos neerzakken toen het geluid van schoten achter haar net dat beetje energie gaf om door te zetten. De kogels waren slecht gericht of de afstand was te groot, want het verwachte fluitende geluid bleef uit.

Met hun laatste reserves bereikten ze het hek. Snakkend naar adem stopten ze en keken naar een opening of andere mogelijkheid om er over te klimmen. Aan de buitenkant van het hek was bos, maar aan deze kant was er slechts gras.

Daar, onze enige kans!’ wees Ruud, hijgend als een paard met longontsteking. Hij wees op een tak die een stuk door het hek was gegroeid en als een opstapje zou kunnen dienen.

Rachel zag in een waas wat hij bedoelde, maar moest haar laatste krachten bovenhalen om weer te beginnen met rennen. Haar beenspieren waren compleet verzuurd, haar maag deed pijn, haar zij stak als een gek en ze had het idee dat haar longen veel te weinig zuurstof naar binnen kregen.

Het zand spoot rond hun voeten op door kogels die werden afgevuurd. Rachel slaakte een gil en met de moed der wanhoop begonnen ze weer te rennen.

Ze bereikten de tak, en Rachel klom er als eerste op. Ze trok Ruud omhoog en ging daarna met een voet op het prikkeldraad staan dat boven op het hek was gemonteerd. Ze zette af op het prikkeldraad en wist een hogere tak te grijpen. Ze zette nu ook haar andere voet op het prikkeldraad, waarna ze naar voren leunde en zich over het hek zwaaide.

Ruud volgde.

Aan de andere kant had de boom meer takken, zodat ze redelijk gemakkelijk de grond bereikten. Rachel keek naar Ruud die haar wat onhandig volgde en met zijn voet in het prikkeldraad bleef steken. Hij trok een grimas van de pijn, maar zei niets. Hij bereikte de grond zonder verdere problemen.

Rachel zag dat de schutter nu ook het groepje struiken en bomen had bereikt. Hij zwaaide met zijn pistool, maar schoot niet meer. ‘Ik geloof dat hij geen kogels meer heeft,’ hijgde ze.

Nu was het Ruud zijn beurt om haar mee te trekken, het bos in. ‘Ik ga het niet afwachten of hij kogels heeft of niet. Kom, alleen onder dekking van de bomen zijn we veilig.

Ik kan niet meer,’ zei Rachel, maar toch begon ze het bos in te lopen, achter Ruud aan. Ze strompelden zo snel als ze konden lukraak het bos in, wat er in feite op neer kwam dat ze niet sneller gingen dan een stevige wandelpas.

Waar moeten we heen?’ vroeg Rachel.

Ik weet het niet. In ieder geval moeten we weg hier. Ze zullen ons komen zoeken. Ze zijn in het voordeel, waarschijnlijk kennen zij wel de weg in het bos. Als we ergens een weg tegenkomen, kunnen we misschien naar de stad liften en daar naar de politie gaan.’

Ze knikte en zwijgend vervolgden ze hun weg. Langzaam kwamen ze weer een beetje op adem, maar ze durfden niet te stoppen om uit te rusten.

Ineens zagen ze een pad dat er niet veel gebruikt uit zag. Ruud keek haar vragend aan. ‘Ja, laten we het nemen. Wie weet hoe lang we anders nog de weg aan het zoeken zijn in dit verrekte bos,’ beantwoordde Rachel de onuitgesproken vraag van Ruud.

Ze vervolgden op goed geluk het pad, tot ze in de verte hoefgetrappel hoorden. Ze keken elkaar verschrikt aan en doken van het pad af de lage struiken in. Daar wachtten ze doodstil op de naderende hoeven.

De twee paarden kwamen snel naderbij en ze zagen te laat dat de ruiters twee jonge meisjes waren. Ruud stond op en zwaaide, maar de twee waren al voorbij. Ruud riep hen na, maar hij had nog te weinig adem om hard te kunnen roepen. De twee ruiters vervolgden hun weg zonder om te kijken.

Wat moeten we nu? Als we iemand zien, weten we niet of hij bij die fanatici hoort. En als we ons blijven verbergen, duurt het dagen eer we weer in de bewoonde wereld zijn,’ zei Ruud.

Ze haalde haar schouders op en begon weer het pad af te lopen. Zwijgend liepen ze verder om zo weinig mogelijk energie te verbruiken.

Na een hele tijd lopen hoorden ze in de verte een auto over een weg razen. Ruud wees op een lage heuvel. ‘Als we daar even gaan kijken, zien we de weg misschien. Dan kunnen we liften.’

Rachel knikte en ging aan de rand van het pad zitten. ‘Kijk maar, ik zie je zo wel.’ Ze verborg zich wat meer tussen het struikgewas, terwijl Ruud de lage heuvel op begon te lopen.

Niet veel later kwam Ruud terug. ‘Er loopt een weg bijna gelijk aan het pad. We hadden er al veel eerder kunnen staan.’

Rachel haalde vermoeid haar schouders op en sjokte achter Ruud aan. Bij de weg aangekomen leek het niet alsof er veel verkeer langs kwam.

Wat doen we?’ vroeg Ruud.

Ik doe niets meer. Eerst zitten. Als er een auto komt, moeten we gokken of de inzittenden goed of fout zijn. Als we de foute keuze maken, wil ik kunnen wegrennen. Op dit moment kan ik nauwelijks meer op mijn benen staan.’

Oké.’

Ze gingen in de berm zitten, wachtend op het verkeer. Pas na bijna een half uur hoorden ze zwaar motorgeronk. Ze verstopten zich achter een bosje en gluurden door de takken om te zien wat er aan kwam. Het bleek een zwarte Volvo te zijn.

Ruud schudde van “Nee”.

Dat schiet niet op zo. Laten we toch maar gaan lopen,’ zei Rachel.

Welke kant op?’

Ik heb geen flauw idee. Als mijn richtinggevoel een beetje klopt, zeg ik die kant op, maar het blijft een gok,’ zei ze, terwijl ze naar een kant van de weg wees.

 

Ze hadden alweer een hele tijd gelopen toen ze in de verte weer een auto aan zagen komen. Het was een felrode mini. Ruud zwaaide naar de wagen en maakte het teken dat ze wilden liften. De mini remde, bekeek hen eens goed en gaf toen gas. De jonge bestuurster bekeek hen argwanend toen ze langsreed en besloot daarna toch te stoppen. Haar zwarte hoornen bril stak fel af tegen haar blonde haren.

Zo snel als ze konden renden ze naar de auto. ‘Mogen wij alstublieft mee? We willen naar de dichtstbijzijnde stad. We moeten naar de politie,’ zei Ruud.

Waarom?’ vroeg de bestuurster.

Het was duidelijk dat ze er niet veel voor voelde om zich een hoop problemen op de hals te halen. ‘We zijn ontvoerd. We hebben hulp nodig. Alstublieft?’

Rachel voegde er nog aan toe: ‘We moeten dringend hulp halen. Iemand van ons is gewond achtergebleven en heeft hulp nodig.’

De bestuurster leek een besluit te nemen en opende de deur van de mini. Ruud kroop op de achterbank en Rachel ging naast de bestuurster zitten.

Ik ben op weg naar Sheffield. Daar zal ik jullie bij de politie afzetten.’

Bedankt. Echt heel erg bedankt,’ zei Rachel. Ze bekeek haar gezicht in het kleine spiegeltje van de zonneklep en begreep waarom de bestuurster had geaarzeld. Ze zagen er uit als een paar zwervers die al dagen door het bos hadden gelopen. Sporen van tranen liepen over haar wangen, hun kleren waren smerig en de onderkant van een van de broekspijpen van Ruud zat vol met bloedspatten. Toen ze Ruud goed bekeek zag ze dat een van zijn armen ook vol zat met bloedspatten, maar het leek er niet op dat het zijn bloed was.

De bestuurster bleef hen vanuit haar ooghoeken in de gaten houden en sprak geen woord meer. Het was niet duidelijk of dat ze niets durfde te vragen of gewoon niet wilde weten wat er gebeurd was. Rachel besloot haar toch maar deelgenoot te maken van hun ellende. ‘Een stel gangsters wilde ons gevangen houden. Het lukte ons ternauwernood om te ontsnappen. Ik heet trouwens Rachel en dit is mijn vriend Ruud.’

De bestuurster keek haar met een benauwde blik aan. ‘Jeanne.’

Ze waren nog maar enkele honderden meters opgeschoten of ze zagen een groene Landrover half in de berm geparkeerd staan, met de neus in hun richting. De bestuurder zat alleen in de wagen. Zodra ze langs reden, keek de bestuurder hen veel te lang na. Hij had een zwarte trui aan en een zonnebril op. Rachel draaide zich om en zag dat hij hen in de spiegel nakeek. Ze voelde meteen de doodsangst door haar lichaam trekken, een koude rilling trok door haar pink en haar mond werd droog. ‘Volgens mij zijn ze dat! Geef gas!’

Jeanne gaf gas, maar niet zoveel. ‘Ik rijd al harder dan de limiet. Ik wil geen problemen. Dan stappen jullie maar uit.’

Rachel keek haar ongelovig aan. ‘Wij vrouwen moeten elkaar helpen toch? Toe, rijd door, alsjeblieft. Als we onderweg worden aangehouden door de politie is dat des te beter.’

Jeanne leek gevoelig voor haar argumenten en versnelde nu in hoog tempo.

Ruud keek achterom en zei: ‘De Landrover is gedraaid en komt nu onze kant op. En hij heeft blijkbaar flinke haast.’

Harder!’ schreeuwde Rachel.

Jeanne richtte haar blik op haar binnenspiegel waarin te zien was dat de Landrover akelig snel dichterbij kwam. Ze naderden de grens van Sheffield. ‘Als we doorrijden halen we West bar Police Station wel.’

De chauffeur van de Landrover was druk aan het bellen met zijn gsm wat hen even de gelegenheid gaf om de afstand op zijn minst gelijk te houden. Voor hen reed een tankwagen.

Inhalen,’ zei Rachel beslist.

Maar ik heb geen zicht.’

Inhalen!’

Jeanne haalde de tankwagen in, maar het zweet stond op haar voorhoofd. Ze hing scheef achter het stuur om voorbij de tankwagen te kunnen kijken. In volle vaart stoven ze voorbij de tankwagen. Ze waren de stadsgrens nu gepasseerd en reden met meer dan de dubbele toegestane snelheid.

Ineens dook er na de bocht een andere vrachtwagen op. De smalle weg was berekend op twee vrachtwagens, maar niet op een mini die er nog tussendoor moest. Het hart van Rachel sloeg een tel over, er was simpelweg te weinig ruimte. Het was te laat om te remmen. In een flits zag ze een visioen van een platgewalste Mini. Haar maag deed zo’n pijn dat ze bang was om over te geven, ware het niet dat haar maag leeg was. Hun hoge snelheid redde hen. Ze waren de tankwagen nog maar net gepasseerd, toen de andere vrachtwagen hen voorbijreed. De bestuurster liet het gas los en minderde vaart. Haar adem ontsnapte fluitend uit haar longen.

Achter hen klonk een doffe klap van metaal op metaal. Alle drie keken ze achterom. De Landrover had blijkbaar de vrachtwagen geraakt, want die stond vol op zijn remmen. Dikke, blauwe rook walmde van de banden. Hun achtervolger tolde om zijn as, kantelde op zijn zij en schoof de berm in. De tankwagen minderde nu ook vaart en maakte aanstalten om te stoppen.

Doorrijden,’ zei Rachel.

Jeanne knikte, maar ze verlaagde de snelheid naar een meer normaal niveau. Ondanks dat de Landrover op zijn kant in de berm lag, bleef ze nerveus in haar achteruitkijkspiegeltje kijken.

Zonder verdere brokken bereikten ze het politiebureau. Het was een saai gebouw met veel glas, dat er van buiten erg formeel uitzag. Jeanne stopte op een parkeerplaats waar betaald moest worden en begon zenuwachtig in haar tas te rommelen.

Laat maar zitten,’ zei Rachel. ‘Ik wil naar binnen,’ en wees op het bureau.

Ze liepen naar het bureau, maar ineens draaide Jeanne zich om en riep met overslaande stem: ‘Ik wil er niets mee te maken hebben! Ik kon er niets aan doen!’ Ze rende terug naar de mini, stapte in en reed weg.

Nou zeg,’ zei Ruud en staarde haar verbaasd na.

We hebben niet eens haar achternaam of kenteken,’ zei Rachel. Ze haalde haar schouders op en samen liepen ze naar binnen.

De adrenaline van hun ontsnapping gierde nog steeds door hun lichamen toen ze aan de balie verschenen. Een vriendelijke politieagente vroeg wat ze voor hen kon doen.

We zijn ontvoerd en er ligt een Landrover op zijn kant langs de weg,’ zei Ruud een beetje onbeholpen.

We zijn ontsnapt en Sigmund is dood,’ vulde Rachel hakkelig aan.

De politieagente had hen eerst verbaasd en enigszins geamuseerd aangekeken, maar de naam van Sigmund deed haar een belletje rinkelen. ‘Sigmund zei u?’ vroeg ze. ‘Professor Sigmund uit Nederland? Hoe heet u eigenlijk?’

Ja die. Ze hebben hem neergeschoten. Wij zijn Ruud Hennen en Rachel Lammers,’ zei Rachel.

De politie agente drukte op een toets en sprak in haar headset. ‘Moment. Hier wachten,’ zei ze kortaf.

Binnen een paar minuten verscheen er een man in burger. ‘Meneer en mevrouw Hennen en Lammers?’ vroeg de agent, terwijl hij de politieagente aankeek.

De politieagente knikte in hun richting.

Mijn naam is rechercheur Ross. Wilt u mij maar volgen?’

Ze liepen achter de fors gebouwde rechercheur aan. Hij haalde een pasje door een lezer bij de deur en maakte de deur open. Ze volgden, waarna hij de deur weer dichtdeed. Daarna liep hij hen met grote passen voorbij. Hij leidde hen naar een verhoorkamer waar hij hen verzocht plaats te nemen.

Een tweede man kwam de ruimte binnen die zich voorstelde als rechercheur Jones. Verder zei hij niet veel en ging tegen een van de muren staan, zodat hij Ruud en Rachel goed kon observeren.

Het ontging Rachel niet dat de deur zorgvuldig werd afgesloten. Werden ze als verdachten gezien? Het bloed op hun kleding wekte misschien de verkeerde indruk.

Ross nam het woord: ‘Vertelt u eens, wat weet u van professor Sigmund?’

Ze keken elkaar aan en Rachel besloot bij het begin te beginnen. Ze vertelde van het medaillon. Ze bleef aan een stuk door ratelen waarbij de twee rechercheurs zo af en toe haar onderbraken om een vraag te stellen. Het gedeelte van Jean-Paul Maret zwakte ze wat af, zodat het leek alsof ze Ellworth zelf hadden gevonden.

Ruud keek haar niet aan toen ze dit zat te vertellen, wat maar goed was ook. De twee priemende blikken van de rechercheurs leken erop getraind te zijn om alles te zien en ze wist niet of ze haar gezicht anders voldoende in de plooi kon houden. Zo af en toe keken de twee rechercheurs elkaar aan waarbij ze duidelijk blikken van verstandhouding uitwisselden. Het was haar echter niet duidelijk wat ze ermee bedoelden.

Ruud vulde Rachel af en toe aan, maar Rachel wist het hele verhaal redelijk compleet te vertellen.

Waar is uw medaillon nu?’ vroeg een van de rechercheurs nadat Rachel had verteld over hun ontsnapping.

Rachel trok de ketting omhoog die onder haar kleren verborgen had gezeten. ‘Goddank hebben ze die over het hoofd gezien toen ze ons fouilleerden in de kelder van de kas.’ Ze toonde het medaillon aan de twee rechercheurs. Die besloten het sieraad uitgebreid te laten fotograferen. Een van de twee belde even, waarna al snel een politie agent met een fotocamera met een enorme lens verscheen. Vakkundig werden er een aantal foto’s van gemaakt waarbij geen detail gemist werd.

Dus als we nu gaan kijken, ligt het lijk van Sigmund in de kas?’ vroeg een van de rechercheurs. ‘Wat is het adres?’

Rachel bloosde. ‘Ik weet het niet. Nadat we contact hadden gezocht met Ellworth zijn we opgehaald uit ons hotel zoals ik al zei. We hebben geen adres gevraagd. Waarschijnlijk zou ik het wel kunnen terugvinden als ik het zie.’

Een van de rechercheurs keek haar een beetje schaapachtig aan. ‘Dus u gaat zomaar mee met iemand die u nooit heeft gezien en niet vertrouwt?’

Wisten wij veel dat we meegingen met een stelletje moordzuchtige maniakken.’

De rechercheur keek haar nu glimlachend aan maar zei niets. Hij pakte zijn gsm, drukte enkele toetsen in en zei: ‘Ik heb onmiddellijk een team nodig inzake een vermoedelijk moordgeval van vermiste professor Sigmund en ontvoering in de nabije omgeving. Daders zijn vuurwapengevaarlijk. Getuige gaat mee voor exacte locatie. Vertrektijd binnen een half uur. Coördinatie vanuit ons kantoor. Ik leid de operatie te velde.’ Daarna hing hij op en zei: ‘U heeft een nogal apart verhaal als ik het zo mag uitdrukken over de afgelopen uren. Ik hoop dat wat u zegt bevestigd wordt op het landgoed dat u beschrijft. Anders hebben wij nog een goed gesprek met elkaar.’ Zijn gezichtsuitdrukking verried dat het geen aangenaam gesprek zou zijn.

 

Dmitri veegde hijgend als een paard over zijn voorhoofd toen hij Ruud en Rachel over de omheining zag klimmen. Hij had zijn hele magazijn leeggeschoten op hen. Die twee hadden alle geluk van de wereld gehad. Verdomme, op zoveel tegenstand had hij ook niet gerekend met die twee. Vloekend draaide hij zich om. Hij pakte zijn gsm en begon haastig te bellen. ‘We hebben problemen,’ begon hij. ‘Locatie Sheffield moet acuut ontmanteld. Doelen zijn ontsnapt en voortvluchtig. Ik heb onmiddellijk een interventieteam en een veegteam nodig.’

We zijn verdomme de FBI niet. Wat denk je je wel! Je hebt het verkloot. Gelukkig hebben we wat mensen in de buurt. Binnen een half uur hebben we wat mensen ter plekke. Binnen tien minuten word je gebeld over de exacte locatie van de doelen. Wat valt er op te ruimen op de locatie?’

Alle sporen moeten volledig worden uitgewist, vingerafdrukken, alles, inclusief een aantal lijken.’

Aan de andere kant van de lijn werd de verbinding zonder verdere plichtplegingen verbroken.

Dmitri liep terug naar de kas. Hij pakte een doek en veegde zijn gezicht af. Het was inmiddels gestopt met bloeden, maar zijn handen en gezicht zaten nog vol. Daarna viel zijn oog op een kruiwagen die tussen twee rekken stond. Hij tilde hem bij de handvaten op en zette hem naast de chauffeur neer die met zijn gebroken been boven aan de trap zat. Hij hees hem in de kruiwagen en reed hem zo naar buiten.

Ineens hoorde hij een auto aankomen. Hij liet de kruiwagen vallen en dook weg.

Dat zal de tuinman zijn,’ zei de chauffeur met een pijnlijk gezicht.

De zwarte wagen paste net tussen de opening van de coniferen en reed tot aan de deur van de kas. De tuinman stapte uit en keek Dmitri aan. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat je ze hebt laten ontsnappen?’

Dmitri knikte van wel.

De tuinman keek met een geamuseerde blik naar het been van de chauffeur. ‘Dat ziet er vakkundig uit. Kon wel werk van mij zijn.’

Dmitri reed de chauffeur naar de auto en samen met de tuinman tilden ze hem op de achterbank. De gsm van Dmitri ging af en hij antwoordde met een kort ‘Ja?’

Waar zitten de doelen?’

Ze zijn aan de westkant over het hek van het terrein gevlucht. Zo snel mogelijk elimineren en laten verdwijnen. Het tweede team kan helpen met het uitwissen van wat sporen. Voor vingerafdrukken en dergelijke is het misschien te laat, maar we moeten deze rotzooi zo snel mogelijk tot een overzienbaar probleem minimaliseren. In ieder geval is deze locatie niet meer te gebruiken.’

De verbinding werd verbroken en hij stopte de gsm weer in zijn zak. De tuinman was met de kruiwagen naar Sigmund gelopen en was al bezig hem in de kruiwagen te hijsen. Dmitri maakte de kofferbak open van de wagen en samen dumpten ze Sigmund er in. ‘Wegwezen nu. Iedere minuut dat we hier nog blijven is te lang. We vertrekken.’ Zwijgend nam hij plaats achter het stuur.

De tuinman reed de kruiwagen weer de kas in en zette hem in een onopvallende hoek neer tussen wat andere rommel zodat het leek alsof hij nooit van zijn plaats was geweest, waarna hij snel aan de bijrijderskant instapte.

Zonder veel sporen te maken, reed Dmitri richting de oprijlaan van het terrein. Eenmaal op de oprijlaan gekomen, gaf hij meer gas en reed richting de poort.

Verdomd jammer van deze locatie. Die Sigmund was een makkelijke, maar in die twee hebben we ons toch vergist,’ zei de tuinman.

Aan het einde van de oprit moest Dmitri fors remmen voor een zwarte Audi die de oprijlaan op kwam, die naast hen stopte. De raampjes zoefden open en een in zwarte kleding gehulde man vroeg aan hem: ‘Wat zijn de speerpunten?’

De kas, en wat tekenen van recente bewoning in het huis.’

De man knikte en reed weg. In een oogwenk was de wagen weer uit het zicht.

Dmitri trok op en reed met forse snelheid naar de openbare weg. De chauffeur lag stil op de achterbank. Om niet op te vallen schakelde hij terug naar een normale snelheid en draaide in noordelijke richting de openbare weg op. Hij schrok op toen zijn gsm over ging. Hij wurmde hem uit zijn jaszak en drukte op de groene hoorn. ‘Ja?’

Twee man zijn in het bos op zoek naar de doelen, maar volgens mij heb ik ze zojuist langs zien komen in een Mini. Ik ga in de aanval.’

Alle getuigen elimineren,’ beval Dmitri.

Duidelijk,’ was het antwoord, waarna werd opgehangen.

 

Na krap een half uur stonden Ruud en Rachel op het terrein van het politiebureau. Een van de rechercheurs stapte in een onopvallende wagen en gebaarde dat Rachel naast hem moest komen zitten. De andere rechercheur ging op de achterbank naast Ruud zitten.

We hebben een huiszoekingsbevel,’ zei de rechercheur enigszins overbodig. Een zestal politieagenten in uniform stapten in drie opvallende wagens en reden achter hen aan het terrein af.

Rachel stuurde de colonne de stad uit richting het landgoed, maar tot twee keer toe moesten ze keren, omdat ze zich had vergist. Vlakbij vergiste ze zich nog een keer totdat ze de ingang van het grote landgoed vonden. Het hek was dicht en op slot. De tweede rechercheur stapte uit, nam wat gereedschap uit de kofferbak en liep naar het hek. Na een halve minuut had hij het hek open en liep triomfantelijk terug naar de auto. Ze reden in stilte het terrein op, waarbij de laatste politiewagen de uitgang blokkeerde.

Zijn er nog meer uitgangen?’ vroeg de rechercheur.

Ik heb geen idee,’ antwoordde Rachel.

De rechercheur op de achterbank was druk aan het bellen met het bureau, waarbij hij het adres doorgaf en verzocht om meer gegevens van het landgoed. Met zijn andere hand haalde hij zijn dienstpistool te voorschijn. De wagen stopte langs de kant en liet de twee andere politiewagens voorbijgaan. Ze parkeerden voor hen en de chauffeurs stapten uit. Ze overlegden kort. De rechercheur kwam terug naar de wagen waar Ruud en Rachel in zaten en zei: ‘Jullie blijven in de auto en stappen onder geen voorwaarde uit, tenzij jullie daar toe bevel krijgen.’

Een van de politieagenten stapte bij hen in en ging achter het stuur zitten. De rest van de groep stapte in de twee opvallende politiewagens. Ze scheurden weg en lieten hen achter naast het pad.

Nu missen we alle actie,’ zei Ruud.

Rachel draaide zich om en zei: ‘Ik heb voorlopig genoeg actie gehad, dank je.’

De politieagent achter het stuur had inmiddels de wagen gestart en liet de wagen met draaiende motor staan, klaar om weg te rijden. Minuten verstreken zonder dat er iets gebeurde. De spanning was te snijden in de wagen, maar de bebossing langs de oprijlaan liet geen enkel overzicht toe.

Zonder waarschuwing begon de radio van de wagen te kraken.

Wagen 24 kom maar het terrein op, richting de kas. Alles is veilig. Wagen aan de poort blijft in positie.’ Daarop schakelde de politieman de wagen in de eerste versnelling en trok langzaam op. Hij reed voorbij het bosgedeelte. Het terrein lag er vredig bij. Buiten de politieagenten was er niemand te zien.

Waar is de kas?’ vroeg de politie agent.

Daar achter de coniferenhaag,’ antwoordde Rachel.

De politieman reed naar de uiterste punt van het pad en liet de wagen daar staan. Alle drie stapten ze uit en liepen in de richting van de kas.

De rillingen liepen over de rug van Ruud en Rachel toen ze richting de kas liepen. De beelden van Sigmund die viel, de langs fluitende kogels en de ellende van de opsluiting in de kille kelder, alles kwam weer terug. Vooral het beeld van Sigmund achtervolgde haar. Het vertwijfelde gezicht op het moment dat de kogel zijn lichaam doorboorde zou ze nooit meer vergeten. Maar nu lag de kas er rustig bij. Twee politieagenten en een rechercheur wachtten hen op in de kas.

En waar zou nu het lijk van Sigmund moeten liggen?’ vroeg de rechercheur.

Ze keek rond en snapte er niets van. Het was een grote rotzooi in de kas. Rekken lagen om, bloempotten waren kapot gegooid en een deel van de planten lag over de vloer.

Ongeveer daar heeft hij gelegen,’ wees Rachel.

Op de plek waar ze naar toe wees lag een groot omgevallen rek. Alles wat op het rek had gestaan, was over de vloer verspreid. Ze schoven de rommel aan de kant. Toen de vloer weer wat zichtbaar was, bleek dat een gedeelte van de houten vloerdelen weg was. Uit nader onderzoek bleek dat er meerdere vloerdelen ontbraken en sommige waren met grof geweld van hun plaats gerukt.

Ruud schudde zijn hoofd. ‘Volgens mij hebben ze de sporen opgeruimd.’ Hij liep naar de plek waar de trap naar de kelder was, maar ook daar lag een hoop rommel. Zuchtend gooide hij alles aan de kant. Al snel kreeg hij hulp van een van de twee politiemannen.

Na een kwartier hadden ze het trapgat open. De trap naar beneden lag vol met compost en planten. De rechercheur keek naar beneden en zei: ‘Is dat de kelder?’

Ja,’ antwoordde Ruud en maakte aanstalten om naar beneden te lopen.

Als we nog wat sporen vinden, dan moet het daar zijn. Jij blijft dus boven.’ Hij draaide zich om en zei tegen Rachel: ‘Weinig lijken hier. Ik zou eerder zeggen sporen van vandalisme, maar geen moord of ontvoering. Hier is meer sporenonderzoek nodig. Wij keren terug naar het bureau.’ De rechercheur liep naar de politieagent die in wagen 24 had gereden voor de auto sleutel, waarna hij samen met Ruud en Rachel naar de wagen liep.

Ik begrijp het niet,’ zei Rachel. ‘Alles ziet er anders uit.’

De rechercheur keek haar taxerend aan maar zei niets. De rit terug naar het politiebureau verliep bijna in stilte. De rechercheur vroeg niets en Ruud en Rachel wisten eigenlijk niet goed wat ze nog moesten zeggen. Het was een vreemde situatie. De tot in de puntjes verzorgde kas zag er nu uit alsof hij langere tijd was verwaarloosd. Van hun worsteling op de trap waren geen sporen meer te zien en alles wat op de trappen lag zou het sporenonderzoek zeker bemoeilijken en vertragen. De kelder zou waarschijnlijk een vergelijkbaar beeld geven.

 

Op het politie bureau namen ze weer plaats in dezelfde ruimte waar ze eerder hadden gezeten. Een politieagent meldde zich met een dossiermap, overhandigde deze aan de rechercheur en ging met een plof in een van de stoelen zitten. Hij deed zijn armen over elkaar en keek Ruud en Rachel demonstratief aan. De rechercheur las aandachtig in de map, zonder te kennen te geven waar het over ging. Dit bracht Ruud en Rachel in verwarring. Waarom zei de rechercheur nu niets? Waren ze nu ineens verdachten? De stilte maakte hen bijzonder onrustig en gaf hen een slecht voorgevoel.

Na enige tijd deed de rechercheur de map dicht en vroeg: ‘Jullie logeerden in de Old Crown Inn?’

Ja,’ zei Ruud.

Het hotel heeft verklaard dat de man die jullie heeft opgehaald ook jullie spullen heeft meegenomen. Het hotel is betaald en de kamer is leeg. Het hotel bedankte nog voor de fooi. Vervolgens blijkt dat jullie gisteravond laat op de ferry zijn gestapt naar Nederland, als ik de douanegegevens mag geloven. Helaas is die ferry al aangekomen en zijn jullie dus in Nederland van boord gegaan. De ferrymaatschappij heeft bevestigd dat jullie aan boord zijn geweest.’

Hun monden vielen open van verbazing.

Ferry? Gisteravond? Hoe kan dat nu?’ vroeg Rachel. ‘We zijn toch echt hier.’

We hebben jullie paspoort en gsm gegevens nagetrokken. Jullie hebben Engeland verlaten. Dus wie hebben we hier dan? Twee figuren die ervoor zorgen dat we een inval doen op een landgoed wat volgens de beheerders al maanden leeg staat en als ik mag geloven wat ik met mijn eigen ogen heb gezien is dat ook zo. Conclusie: Ik trek jullie verhaal in twijfel. Ik werk op basis van bewijzen en die heb ik tot nu toe nog nauwelijks gezien. We wachten af wat er uit het sporenonderzoek komt, maar ik hoop voor jullie dat jullie verhaal bevestigd wordt.’ Hij keek eens van de een naar de ander. De politieagent in uniform keek hen met een stomme grijns aan. Ze bekeek de man vol afgrijzen. Dit zag er echt niet goed uit. Werden ze vastgezet? Wat was er gebeurd in de tussentijd? Haar blik kruiste die van Ruud, maar hij zag er al even verslagen uit.

We hebben van begin tot eind de waarheid verteld,’ zei Ruud. Waar zijn we dan gebleven in Nederland? We hebben u verteld dat we in de kelder van onze spullen zijn beroofd. Als ze daarbij het hotel hebben leeggehaald, dan hebben ze ook de beschikking gehad over onze paspoorten.’

En dan gaan ze zo ver dat ze twee personen daadwerkelijk met jullie mobiele telefoons naar Nederland laten reizen? Dat heb ik nog niet vaak gezien,’ zei de rechercheur ongelovig. Hij hield met zijn hand zijn kin vast en keek hen fronsend aan. ‘Misschien zijn jullie wel heel iemand anders. Misschien hebben jullie zelf wel die rotzooi in de kas gemaakt en zijn jullie betrapt door de beheerder of de tuinman. In ieder geval blijven jullie nog even hier op het bureau. Morgen krijg ik resultaten van het sporenonderzoek. Als jullie gelijk hebben, dan kunnen jullie beter hier blijven voor jullie eigen veiligheid. Als jullie verhaal niet klopt, zal er een aanklacht tegen jullie worden ingediend.’ Hij klapte de map dicht en knikte tegen de politieagent in uniform die zich duidelijk zichtbaar kostelijk zat te amuseren. ‘Ze mogen zo mee, geen boeien.’

Ik wil een advocaat bellen,’ zei Rachel.

Dat mag uiteraard. Maar op dit moment zijn jullie nog niet in staat van beschuldiging gesteld. Jullie worden voor jullie eigen bestwil beschermd tegen verdere acties van jullie mogelijke ontvoerders. In principe zijn jullie vrij om te gaan, maar dat zal jullie geen goed doen in deze zaak. Dan zijn jullie blijkbaar niet bang voor de ontvoerders. Nee, het lijkt me helemaal niet verstandig als jullie willen vertrekken. Als we jullie dan weer moeten oppakken, is dat niet gunstig voor jullie. En we zouden wellicht heel snel kunnen beslissen om jullie te arresteren. Zo vlak voordat jullie de deur uit zijn, bijvoorbeeld.’

Ruud en Rachel keken elkaar verschrikt aan. De dreiging in de woorden van de man was niet mis te verstaan. Rachel haalde haar schouders op. ‘Dan blijven we maar hier. Ik zou graag wel iemand willen bellen, maar geen advocaat. Mag dat?’

De rechercheur maakte een weids gebaar in de trant van “je mag alles,” en wees haar een telefoon.

Ik moet het nummer opzoeken. Het stond in mijn gsm, maar ik ken het niet uit mijn hoofd. Mag ik even gebruik maken van internet?’

De rechercheur keek haar even wantrouwend aan, maar antwoordde daarna: ‘Prima.’

Hij wees haar een pc waar ze het nummer kon opzoeken, maar hij keek wel mee. Ruud bleef met de grijnzende politieagent achter.

Na een vijftal minuten stonden ze op de gang van de verhoorkamer. De rechercheur wenkte Ruud en samen met de politieagent stond hij op. De rechercheur liep hen voor naar het cellenblok.

Ik zal zorgen voor wat te eten en te drinken voor jullie. Beschouw dit verblijf maar als zijnde voor jullie eigen bestwil,’ voegde hij er bijna verontschuldigend aan toe.

Ze namen plaats in de cel.

Ik moet zeggen dat we deze vakantie wat aparte hotels aandoen. We zouden naar Spanje gaan, maar inmiddels heb ik al half Europa gezien. Maar dit hotel is wel zeer bijzonder,’ zei Ruud.

Maar het kost niets. En ik hoop toch dat het maar een nacht is.’

Wiens nummer moest je nu opzoeken en heb je gebeld?’

Rachel glimlachte, knipoogde eens naar hem en zei: ‘Het werd tijd wat hulptroepen in te schakelen.’

Hij keek haar verbaasd aan, maar Rachel zei niets meer.

 

De volgende morgen werden ze al vroeg wakker van de bedrijvigheid op het bureau. Midden in de nacht waren ze nog wakker geschrokken door een dronkenlap die hardhandig binnen werd gebracht en het daar niet helemaal mee eens was, maar verder was de nacht rustig verlopen. Na een karig ontbijt werden ze opgehaald door de rechercheur. Dit keer werden ze echter naar een van de kantoren gebracht.

Ik zal het maar direct vertellen. Jullie worden niet meer als verdachten gezien, maar als getuigen. De technische recherche heeft bloedsporen op de trap gevonden en ook spetters in de kas. Maar met name de bloedsporen op de trap waren van dien aard dat het onwaarschijnlijk is dat een tuinman zich heeft bezeerd. Tevens is er een vers kogelgat gevonden in de muur beneden. Helaas geen hulzen. We kunnen wel stellen dat ze duidelijk hebben getracht zoveel mogelijk bewijs te laten verdwijnen. Sigmund is nog steeds vermist, maar naar aanleiding van jullie verhaal nemen we nu aan dat we een lijk zoeken. We willen wel nog even van jullie wat bloed afnemen voor DNA verificatie van de bloedsporen. Opgelucht?’

Dat kun je wel stellen ja,’ zei Ruud.

Dan zijn we daarna vrij om te gaan?’

Ja. Ik zal jullie wat documenten meegeven zodat jullie op de ambassade in Londen zonder problemen een vervangend paspoort kunnen krijgen. Dan zijn jullie vrij om het land te verlaten. Wel wil ik graag jullie nieuwe telefoonnummer weten zodra jullie er weer een hebben. In het kader van het lopend onderzoek wil ik jullie vragen contact te houden. Ik moet trouwens zeggen dat jullie invloedrijke vrienden hebben. Hier is mijn kaartje.’

Ze stonden verbaasd van deze plotselinge ommekeer, maar Ruud begreep er niets van. Invloedrijke vrienden? Na het afnemen van het bloed liepen ze het bureau uit en gingen een paar straten verder op een bankje zitten.

Wat nu? En wie zijn onze invloedrijke vrienden?’ vroeg Ruud.

Ik heb Jean-Paul Maret in Parijs gebeld dat we vast zaten met het verzoek of hij kon helpen. Hij zei dat hij zich niet ging bemoeien met het Engelse onderzoek, maar dat de vrienden van Antoine zouden kijken wat ze konden doen.’

De vrienden van Antoine?’ Ruud begreep er nog steeds niets van.

Ze draaide triomfantelijk haar hoofd, sloeg een arm om hem heen en zei: ‘De vrienden van Antoine waren de vrijmetselaars.’

Maar hebben de vrijmetselaars ons dan geholpen of was het een actie van Jean-Paul zelf?’

Rachel haalde onverschillig haar schouders op. ‘We zijn vrij en dat is wat telt.’