5.

––––––––

‘Oh, wat ben ik blij om jou weer te zien.’ Hanna sloeg haar armen om Sams schouders en drukte haar tegen haar kleine lichaam aan. ‘Wat is er in godsnaam allemaal gebeurd? Er gaan allemaal wilde indianenverhalen door de school. Ik heb je geprobeerd te bellen, maar je mobiel staat uitgeschakeld. Is het waar? Is Scott opgepakt? Zit hij vast? Voor vijf jaar? En Hunter? Wat is er met Hunter? Heb je hem aangegeven? Is hij alweer vrij? Ben je niet bang?’

‘Who! Rustig aan.’ Sam wreef over haar voorhoofd en probeerde zich het hele spervuur van Hannah’s vragen te herinneren. ‘Er is heel veel gebeurd, zoveel zelfs dat ik het zelf niet allemaal meer weet. Scott zit inderdaad vast en die eikel van een Hunter loopt inderdaad weer vrij rond.’

Hanna gooide zwijgend haar tas over haar schouder en haakte haar arm door die van Sam. Samen stapten ze de school in. Sam werd vriendelijk begroet door Pete, Sue, Sharon, Kiki en vele andere mensen die ze niet zo heel lang geleden niet eens zag staan. Best trots dat ze ze nu met hun naam kon aanspreken, stapte ze door de brede hal van de school. Ondanks de sappige roddels lieten de meesten haar met rust. En als ze het toch waagden te dicht in de buurt te komen, dan viel Hanna hen aan met haar boze oog. Ze beschermde Sam als een pitbull. ‘Vind je het niet eng?’ vroeg ze nogmaals. ‘Dat Hunter weer vrij is? Doordat hij nu een strafblad heeft, kan hij zijn baseballcarrière wel vergeten. Hij is echt heel kwaad, hoorde ik.’

Sam haalde haar schouders op. ‘Het zal wel loslopen.’ Ze lachte naar Hannah, maar vanbinnen huilde haar innerlijke prinses tranen met tuiten. Die zat daar samen met het boze stemmetje in een donker hoekje, en het boze stemmetje brulde net zo hard mee.

Natuurlijk liep het niet los. Natuurljk was ze bang. Doodsbang zelfs. Nu Scott er niet was om haar te beschermen, wist ze niet of ze wel veilig was. Zou hij haar echt nog eens wat aan willen doen? Misschien had haar moeder gelijk gehad. Aan de andere kant: ze was wel opgeknapt van weer onder de mensen komen.

‘Ik bescherm je met mijn leven.’ Hanna gaf Sam een por en trok haar met zich mee naar het leslokaal.

‘Dat weet ik.’ Sam stak haar arm door die van Hannah en wenste met heel haar hart dat Hunter zich voorlopig niet liet zien.

***

Sam had zichzelf met pijn en moeite door de dag heen geworsteld. Ondanks dat het fijn was dat ze haar gedachten kon verzetten in de lessen en ze alle vakken steeds beter ging begrijpen, bleef Scott door haar hoofd razen als een tornado door de woestijn. Hij slokte al haar andere gedachten op. Het idee dat hij alleen in een cel zat en zij gewoon doorging met leven stak haar. Zou hij het haar kwalijk nemen? Zou hij het erg vinden dat ze vandaag gewoon naar school was gegaan? Zou ze niet voor hem moeten vechten, net zo lang tot hij vrij was? Zichzelf voor het bureau aan een hek moeten ketenen en net zo lang gillen tot ze hem loslieten? De bank overvallen en alle schuld van de vorige overvallen op zichzelf nemen zodat ze hem vrij lieten?

Stom idee, je woonde hier niet eens.

Haar boze stemmetje had gelijk. Sam zuchtte, schopte tegen een losse steen en liep schoorvoetend het stuk niemandsland in wat zich voor haar huis uitstrekte. Haar huis, waarin nu andere mannen werkten, de taken van Scott overnamen. Vreemde mannen die de logeerkamers aanpakten, de vloeren op de benedenverdieping legden, van de bouwval een echt huis maakten. Straks bleef er niets meer voor Scott over, dan hadden ze alles al gedaan.

What the f...’ Sam slaakte een schreeuw en dook de berm in. Een rode sportwagen raakte haar op een haar na. Het was een sportwagen die ze herkende. Snel krabbelde ze overeind. ‘Hunter.’

De wagen remde, kwam achteruit, recht op haar af. Sam rende, de velden in, weg van haar belager. Wilde hij haar doodrijden? Was hij zo kwaad dat hij tot moord in staat was? Sam schopte haar pumps uit, liet ze eenzaam achter en rende op blote voeten verder. De harde stenen sneden in haar voetzolen. Ze negeerde de pijn, ze moest hier weg. Hunter liet zich niet uit het veld slaan, draaide zijn wagen en stuurde hem achter Sam aan, van de weg af. Het geloei van de motor liet duidelijk merken dat hij hier niet voor gemaakt was, hortend en stotend kwam het rode monster achter Sam aan.

Ze kon zichzelf nergens verstoppen, de open vlakte bood nergens beschutting. Dus rende ze, zo hard als haar benen haar konden dragen.

In één klap werd het stil. Te plotseling. Moest ze achterom kijken? Moest ze doorrennen? Al rennend draaide Sam haar gezicht en keek over haar schouder. De wagen was gestopt, Hunter stond ernaast en schopte kwaad tegen het linker voorwiel. Waarschijnlijk had hij een lekke band gehaald op de stenen in het veld. ‘Ik krijg jou nog wel!’ schreeuwde hij.

Bang als een haas rende Sam door, wetend dat hij haar uiteindelijk echt een keer te pakken kreeg. Ze had zijn leven verwoest, zijn toekomst, zijn dromen. Hij zou haar nooit zomaar laten gaan.

***

Er was niemand thuis, zelfs geen werklui. Sam rende direct naar boven en sloot zich op in haar kamer. Moest ze aangifte doen? Maar zouden ze hem dan oppakken? Ze had geen enkel bewijs. Er waren geen getuigen van wat er gebeurd was.

Beneden rinkelde de telefoon. Zo snel als ze haar kamer in was gevlogen, zo snel stond ze weer beneden. Haar stem bibberde nog na van alle angst die Hunter haar aangejaagd had. ‘Met Sam,’ nam ze op.

‘Sam, met Alex.’ Hij klonk verontrust. ‘Gaat het wel met je?’

‘Nee,’ piepte ze.

‘Is je moeder er niet?’ Alex zweeg een paar seconden. ‘Sam? Ben je alleen?’

Alle spanning barstte via haar ogen haar lijf uit. Tranen stroomden als wilde rivieren over haar wangen. ‘Ze is er niet, maar ze zal zo wel komen,’ snotterde Sam.

‘Ik kom nu naar je toe. Blijf waar je bent.’

Een schel gepiep klonk aan de andere kant van de lijn. Hij had opgehangen. Verloren bleef Sam staan, starend naar de telefoon in haar hand. Door haar tranen heen zag ze hem maar half, net als alles om zich heen. Ze liet zich op de grond zakken en sloeg haar handen voor haar ogen. Waren ze maar nooit uit Nederland vertrokken. Was haar vader maar nooit vreemd gegaan. Was haar moeder er maar nooit achter gekomen. Dan zat ze hier nu niet in deze ellende.

De voordeur vloog open. Was Alex er nu al?

Nee, het was Alex niet. ‘Waar zit je, vuile hoer!’ hoorde ze een schorre stem schreeuwen.

Hunter! Wat moest ze in godsnaam doen? Sam schoof zichzelf tegen de muur. Doodstil bleef ze zitten, bang om zelfs maar te ademen. Kwam hij haar vermoorden? Slachten als een stuk vee? Of kwam hij afmaken waar hij de laatste keer niet in geslaagd was?

‘Ik vind je heus wel, hoor, denk maar niet dat je me deze keer ontkomt.’ Met grote passen baande hij zich een weg door haar huis. In de woonkamer leek hij alles kort en klein te slaan, te oordelen naar de geluiden die er vandaan kwamen.

Sam greep haar kans, glipte uit de keuken en rende de gang in. Waar moest ze heen? Moest ze rennen, zichzelf verstoppen?

Het schuurtje. Natuurlijk. Ze moest naar het schuurtje, daar zou hij niet zo snel kijken.

Ze had nog geen aanloop gemaakt naar de schuur of Hunter dook onverwachts op haar rug en sloeg haar tegen de vlakte. ‘Denk je nou echt dat ik jou mijn leven laat verpesten?’ Hij draaide Sam op haar rug en ging schrijlings op haar zitten. Met zijn grote handen drukte hij haar polsen in het zand, ze kon geen kant op.

‘Laat me los!’ Sam huilde. Schreeuwde. Ze was bang, zo bang was ze nog nooit geweest.

Zijn gezicht vertrok in een ziekelijke grijns. ‘Ik ben beschuldigd van een poging tot verkrachting, Jammer dat het nooit echt gebeurd is, vind je niet? Oh, het had zo mooi kunnen zijn tussen ons. Jij en ik, samen op de troon bij prom. Maar nee, mevrouw moest per se verliefd worden op die smerige crimineel.’ De walging was van zijn gezicht af te lezen.

Spartelen deed Sam al niet meer. Verstijfd van angst lag ze onder hem. Bang voor wat er komen ging.

‘Weet je wat ik met jou ga doen?’ Zijn blik boorde zich in de hare. Ze wist het niet, en ze wilde het niet weten. ‘Nou?’ Hij trok Sam een stuk van de grond en liet haar weer vallen. ‘Wat denk je dat ik ga doen? Zeg het dan. Zeg dan wat ik met je ga doen!’

Hortend en stotend hapte ze naar adem.

‘Zeg het!’ schreeuwde hij vlak bij haar gezicht. Ze voelde druppels speeksel tegen haar wangen vliegen.

‘Ver... vermoorden?’ zei ze bibberig.

Een bulderende lach galmde uit zijn borst. ‘Denk je dat ik een moordenaar ben, Hollandia?’ zei hij op dreigende toon, nu zo zachtjes dat het veel beangstigender was dan toen hij geschreeuwd had.

Sam slikte. Ze wist niet wat hij was. Niets goeds in elk geval. Haar tranen waren op, ze stroomden niet meer. Met haar ogen wijd opengesperd staarde ze hem aan.

‘Nee, ik ben geen moordenaar. Raad nog maar eens.’ Hij drukte zijn neus in haar hals en snoof haar angst op. ‘Nou?’

‘Alsjeblieft, Hunter,’ smeekte Sam.

Hij rechtte zijn rug en keek haar weer doordringend aan. ‘Wat alsjeblieft? Alsjeblieft, laat me los, Hunter?’

Sam knikte, zo hard dat haar hoofd ruw over de harde aarde schuurde.

‘Of: alsjeblieft Hunter, sla me tot moes?’

Haar hoofd stopte direct met de instemmende beweging.

‘Pijn zal je hebben, kreng!’ Hij liet één van haar polsen los en sloeg haar met zijn vrije hand in haar gezicht. ‘Pijn! Ik sla dat mooie gezichtje van je helemaal kapot. Zodat je geen enkele kerel meer kan verleiden, dat is wat ik met jou ga doen!’

Haar wang brandde, tranen van pijn blusten de striemen op haar gezicht. ‘Ah, je vriendje is er nu niet om je te redden. Wat jammer nou.’ Hij trok een sip gezicht, wat direct daarna weer overging in de ziekelijke grijns. ‘Hij rot weg in de cel, vijf jaar lang. Dat is wat er gebeurt met criminelen.’

Op dat moment scheurde er met gierende banden iemand het terrein op aan de voorkant. Hunter keek op, sloeg Sam nog een keer hard in haar gezicht, sprong overeind en zette het op een lopen. De lafaard.

Sam kon zichzelf nog steeds niet bewegen. Verlamd van alle angst lag ze alleen in het zand, achtergelaten als een half verslonden prooi van een roofdier.

‘Sam?’

Alex was in haar huis, zijn stem galmde vanuit het woonkamerraam naar buiten. ‘Jezus, wat is hier gebeurd? Sam!’

Ze wilde hem roepen, hem laten weten waar ze was. Ze opende haar mond en schreeuwde. Niets. Er kwam geen geluid uit haar keel. Haar buik schudde, haar longen schreeuwden om zuurstof en namen dat met grote stoten tot zich. Rillingen trokken als stroomstoten door haar lichaam. Alex verscheen voor het raam en hij zag haar. Zij zag hem ook; vanuit haar ooghoek kon ze net zijn schim voor het raam weg zien rennen. Toen was hij buiten en bij haar.

‘Sam!’ Alex viel op zijn knieën naast haar. ‘Wat is er gebeurd, ben je gevallen? Heb je pijn?’

Het lukte Sam haar hoofd te schudden.

‘Moet ik een dokter bellen?’

Weer schudde ze haar hoofd. Alex trok haar voorzichtig overeind en droeg haar naar binnen, de woonkamer in. Er was geen plek om haar neer te leggen, alles lag overhoop of was kapot geslagen, net als zij. 

‘Ik breng je naar boven, goed?’ Hij wachtte op haar toestemming. Sam knikte.

Met voorzichtige passen nam hij haar mee naar boven, tree voor tree en legde haar in haar kamer op haar bed. Daar trok hij zijn telefoon uit zijn zak, toetste een nummer in en hield de mobiel aan zijn oor. Met zijn andere hand hield hij de hare vast en streelde met zijn duim over haar vingers.

Scott was niet gekomen om haar te redden, maar Alex wel. Met een opgeluchte zucht deed Sam haar ogen dicht. Ze was veilig... voor even dan.