‘Vertelt u maar wat er gebeurd is.’ Een lange vrouw, gekleed in een bruin politieuniform, zat aan de overkant van de tafel. Alex zat naast Sam en klopte haar even bemoedigend op haar schouder.
‘Ik ... Ik ...’ Sams stem sloeg over, ze kwam niet verder dan “ik”. Haar hart klopte in haar keel, en haar longen verschrompelden weer tot rozijnen. En die stoel waar ze op zat piepte nog steeds net zo erg. ‘Ik krijg geen lucht!’
‘Sam!’ Alex trok Sam schuin op haar stoel en legde zijn handen om haar gezicht. ‘Sam, luister naar me.’
Help me toch, het gebeurt weer, help me toch!
‘Kijk naar me.’ Alex’ groene ogen boorden zich in de hare. ‘Kijk naar me en luister naar me, het is maar paniek. Je kunt dit zelf stoppen. Je moet kalmeren. Rustig maar. Je kunt gewoon ademen, als je maar rustig doet.’
Alex nam een grote hap zuurstof en pufte hem daarna langzaam uit. Sam probeerde hem na te doen. Tranen sprongen in haar ogen. Lucht – ze had lucht nodig!
‘Sam!’ Alex kneep in haar wangen. ‘In ...’ Sam hapte. ‘En uit ...’ Puffend blies ze het kleine beetje lucht weer uit haar longen. ‘Goed zo. Nog een keer.’ Alex nam weer een grote teug, Sam deed hem na. Ze voelde de paniek zakken en pufte weer uit. Nog een keer. Hap, puf, puf. En nog een keer. Net zo lang tot haar hart weer naar haar borst zakte en haar longen weer vergrootten.
Daarna kon ze met wat begeleiding van Alex eindelijk haar verhaal vertellen, al was het met horten en stoten.
‘Ga hem maar weer halen,’ concludeerde de agente uiteindelijk. Ze drukte een arrestatieformulier in de handen van de andere agent in het kamertje en stuurde hem op pad om Hunter te zoeken. Ze wendde zich tot Alex en Sam. ‘Jullie kunnen hier blijven tot we hem hebben.’
Alex bedankte de vrouw, sloeg zijn arm om Sam heen en nam haar mee naar de hal, waar ze plaatsnamen op een paar plastic stoelen.
‘Dat was heel dapper van je,’ merkte hij op.
Zijn handen rustten gevouwen in zijn schoot. Sam staarde ernaar. De blik in zijn ogen toen ze hem vertelde dat Hunter haar aan wilde rijden, haar tegen de vlakte sloeg en bedreigde, vergat ze nooit meer. Hij had eigenhandig Hunter de nek om gedraaid als hij geen advocaat was geweest. En dat allemaal voor haar.
‘Willen jullie koffie?’ Een stevige agente hield twee bekers voor hun neus.
‘Lekker, dank u wel.’ Alex pakte ze aan en stopte er één in Sams handen.
Zou het leven hier anders geweest zijn, als ze zichzelf niet omhoog had willen slijmen? Als ze gewoon braaf tussen de niemanden had willen leven, geen status als prinses had willen hebben? Had ze deze ellende allemaal over zichzelf uitgeroepen?
Ze had Hunter getriggerd, hem hiertoe aangezet. Zonder haar was hij de prins van de school gebleven, had hij een kroon gekregen op het bal, zou hij een bloeiende carrière krijgen als baseballheld. Ze had zijn leven verpest. Kon ze alles maar terugdraaien.
‘Het is allemaal mijn schuld,’ fluisterde ze, zich totaal onbewust van de wereld om zich heen.
‘Ho.’ Alex sprong haast op van zijn stoel. ‘Dit is niet jouw schuld, praat jezelf geen gekke dingen aan!’
Sam liet haar hoofd zakken. ‘Ik heb hem verleid, weggeduwd, van zijn troon gestoten.’
Alex schudde zijn hoofd. ‘Nee, Sam. Aanranding en poging tot doodslag hebben geen excuus. Dat is een bewuste keus van hem geweest, dat zijn misdrijven. Hij heeft dit over zichzelf uitgeroepen.’
En toen hoorde ze de stem die ze nooit meer hoopte te horen.
‘Jij!’ snerpte het door de gang.
Sam dook dodelijk geschrokken achter Alex’ rug.
‘Ik krijg jou nog wel! Hoer!’ Hunter werd door twee agenten naar binnen gesleept, zijn handen in de boeien, zijn lichaam woest bewegend.
Alex stond op en liep op Hunter af. ‘Ik zou een beetje dimmen, jongen, als je niet nog meer problemen wilt.’
‘Is dat je nieuwe vriendje?’ schreeuwde Hunter over de schouder van Alex naar haar. ‘Beetje oud, hè?’ Toen richtte hij zijn blik weer op Alex. ‘Ik zou maar oppassen, ze zorgt er voor dat al haar vriendjes achter de tralies verdwijnen! Een hoer is het! Een vuile, Hollandse hoer!’
Zijn stem werd gedempt zodra de klapdeuren achter hem dichtvielen. Hij schreeuwde nog steeds, Sam kon hem alleen niet meer verstaan.
In... uit... puf... puf...
Ze moest hier weg. Naar de toiletten.
‘Ik moet even...’ Ze gebaarde naar het bordje met “restroom”.
‘Ga maar,’ zei Alex. ‘Ik wacht hier op je. En als je over vijf minuten niet terug bent, dan kom ik je zoeken,’ zei hij met een plagende glimlach.
***
‘Je ziet er niet uit, Samantha de Vriesch.’ Een verwilderde blondine, zonder make-up, met ongekamd haar, staarde haar met rode ogen aan in de spiegel. Een wrak, dat was ze geworden. Er was niets meer over van haar ooit zo statige voorkomen. Zelfs de niemanden zouden haar nu links laten liggen.
Sam plonste wat water in haar gezicht. Hunter zou vast komen te zitten, en Alex had haar beloofd dat hij de aankomende jaren niet meer vrij kwam. Het stelde haar gerust, maar het vrat ook aan haar. Alex kon wel zeggen dat het haar schuld niet was, toch voelde het wel zo. Ze had Hunters jeugd verpest, zijn toekomst, zijn kansen in het leven.
Hou toch op medelijden te hebben met dat monster, mopperde haar boze stemmetje.
Haar innerlijke prinses wees naar de boze stem: wat zij zegt.
Sam gooide nog een plons water in haar gezicht. Ze moest nu al haar energie steken in Scott. Als ze hem terug had, dan zag het leven er vast zonniger uit.
***
Toen ze weer naar buiten stapte – binnen de vijf minuten die Alex haar had gegeven, gelukkig – heerste er paniek in de hal van het bureau. Agenten renden door elkaar heen en schreeuwden door hun portofoons. In rap tempo scheurden er vier politiewagens weg van het terrein. Waarom was er zo’n paniek?
‘Wat is er aan de hand?’ wilde ze weten.
Alex haalde zijn schouders op. ‘Geen idee.’
‘Alle agenten naar de supermarkt. Code 211S,’ galmde een stem door het bureau.
Sam staarde Alex aan. Wist hij wat die mysterieuze code betekende?
‘Een gewapende overval,’ verklaarde hij.
Wat? Overval? Wie... zou het... zou het dezelfde overvaller kunnen zijn van een jaar terug? De échte dader?
Alex leek hetzelfde te denken. ‘Ik denk dat we maar eens een kijkje moeten gaan nemen. Kun je dat aan, denk je? Anders breng ik je eerst thuis.’
‘Nee, ik kan het wel aan, ik wil mee.’ Sam liet geen enkele kans om Scott vrij te krijgen schieten.
***
Een grote groep omstanders drong zich op rond de supermarkt. Iedereen werd op een flinke afstand tegengehouden. Sam schoof aan tussen de menigte en vroeg aan een oudere vrouw naast haar wat er allemaal aan de hand was. ‘Een gewapende overval, met gijzelaars!’ zei ze, haar stem vol sensatie alsof ze het over een keiharde actiefilm had.
Sams hart maakt een raar sprongetje; dit moest wel dezelfde overvaller zijn! Ze had nooit gedacht nog eens blij te zijn met een gewapende overval, maar nu was het toch echt zo.
De politie schreeuwde met een megafoon naar binnen, dwong de overvaller zich over te geven. Ze verscholen zich gehurkt achter hun wagens, zou het zo gevaarlijk zijn? Zou de overvaller zomaar mensen neerschieten? Stond ze hier wel veilig?
Alex sloeg zijn arm om haar heen. ‘Weet je zeker dat je dit trekt, Sam?’
Sam zoog haar longen vol lucht. ‘Ja, ik red het wel.’ Dit was een hele andere soort situatie. Dit was geen verlammende angst die ze voelde. Dit voelde alsof het moest gebeuren, alsof er een oplossing zou komen.
Een jonge vrouw kwam met een kind in haar armen huilend naar buiten rennen. Eén van de agenten ving haar op en liep met haar naar een ambulance die verderop al klaar stond. Eén gijzelaar was inmiddels vrij. Hoeveel mensen zouden er nog binnen zitten?
De schemering maakte het plaatje nog duisterder. Het zou eigenlijk alleen nog moeten gaan regenen en onweren om het echt eng te maken. Sam kroop tegen Alex aan. Ze stonden hier al een tijdje en de overvaller wilde zich duidelijk niet overgeven. De nieuwsgierige omstanders dropen af, alleen een groepje diehard ramptoeristen bleef staan omdat ze wilden weten hoe het afliep. Alex belde geregeld met zijn advocatenkantoor om ervoor te zorgen dat er mensen klaar zaten, mocht hij ze nodig hebben.
Sam bad, wenste, hoopte met heel haar hart dat dit iets te maken had met de overvallen van vorig jaar. Het zou wel heel toevallig zijn als er in dit kleine stadje nu een ander de boel overviel, toch? Toch had Alex haar op het hart gedrukt niet te veel te hopen. Er waren gekken genoeg op de wereld die hiertoe in staat waren. Het kon heel goed een ander zijn, een copycat, een radeloze man, een dronkaard.
Alex blikte op zijn horloge. ‘Het is al laat. Zal ik je thuis brengen? Het kan nog wel uren gaan duren.’
Sam wilde heel graag naar huis, naar haar moeder, naar haar bed. Maar ze wilde nog liever Scott helpen.
Alex zag in haar ogen waar ze aan dacht. ‘Als het om dezelfde dader gaat, weten we dat toch niet meteen. Daar gaan nog uren, misschien wel dagen overheen.’
Sam zuchtte. ‘Oké, dan wil ik graag naar huis.’
Maar op dat moment stormde een groep agenten eindelijk naar buiten met een man tussen hen in, die ze in bedwang hielden. Verdorie, ze kon hem niet goed zien; zou ze hem kennen? Ze drukten zijn hoofd laag en werkten hem met het nodige geweld één van de politiewagens in.
Alex pakte haar hand. ‘Ze hebben hem. Het is goed afgelopen. Kom, je moet echt naar bed. Zodra jij thuis ben, ga ik naar het bureau. Ik blijf daar desnoods de hele nacht, maar jij moet echt rusten.’
Sam knikte en liet zich door Alex naar huis brengen.
***
‘Ze hebben hem, mam!’ Sam rende het huis binnen nadat Alex haar voor de deur had afgezet. ‘Mam?’
Met een kwast in haar linkerhand en een pot verf in haar andere kwam mevrouw de Groot de trap af.
‘Jemig, ben je nu nóg aan het schilderen?’
‘Ik kon niet slapen,’ zei haar moeder vermoeid. ‘Jullie bleven zolang weg. Hebben ze Hunter?’
Sams hersenen moesten even omschakelen. Oh ja, Hunter. Daarom was ze naar het politiebureau gegaan. ‘Ja, hem ook. Maar ook die gewapende overvaller!’
Haar moeder trok een verward gezicht, dus Sam legde haar de situatie uit. ‘Misschien is het wel dezelfde, mam! Misschien komt Scott wel vrij!’
Mevrouw de Groot knipperde even met haar ogen. ‘Dat zou mooi zijn,’ zei ze zacht. ‘Heel mooi.’ Ze keek om zich heen. ‘Waar is Alex eigenlijk?’
Sams mond krulde op in een stiekeme glimlach. Dus haar moeder miste Alex? Dat was ook heel mooi. ‘Op het bureau. Hij houdt ons op de hoogte.’ Ze gaapte hartgrondig. ‘Maar nu moet ik echt slapen. Morgen praten we verder.’