Evelien bracht de kinderen naar school. Volgens de kalender was het lente, maar er zat nog maar weinig schot in de zaak. Het was koud en grijs, een Hollandse dag zoals ze er al duizenden had meegemaakt, en weer was ze verkeerd gekleed. Met het voorjaar was het iedere keer hetzelfde. Je keek er lang naar uit en als het dan eindelijk aanbrak, was het hobbelen – dan panty’s, dan blote benen, dan maar weer een korte broek. Gek genoeg hadden kinderen nergens last van.
Regina, de oudste, tien jaar, fietste voorop. Julia van acht zat bij Evelien achterop. Juul had net een nieuwe fiets, maar die wilde ze sparen. Als je ermee naar school ging, werd hij veel te snel oud, redeneerde ze. De fiets moest in haar kamer staan. Mama mocht hem op mooie woensdagmiddagen de trap af zeulen.
“Je moet die kinderen niet altijd hun zin geven,” had Harko gezegd toen ze het hem vertelde. Ze zaten tv te kijken.
“Het zijn ook jouw kinderen, hoor,” had ze meteen terug gebitst. Ze was er bijzonder gevoelig voor als hij het over ‘die’ kinderen had.
“Een fiets is om op te fietsen,” ging hij verder.
“Man, laat Juul lekker genieten van haar nieuwe fiets. Ze kan haar hele leven nog fietsen.” Dat had Evelien zelf gedaan, haar hele middelbareschooltijd lang. Van Hattem, waar ze woonde, naar Heerde, waar de school stond. Iedere dag twee keer langs dezelfde straatweg.
“Oké, oké,” had Harko gezegd en hij was van zender veranderd, want NOVA begon en Pim Fortuyn was te gast. Evelien zag het er nog van komen dat haar man ook zulke vreselijke overhemden ging dragen. Ze moest altijd aan theedoeken denken als ze Pim zag.
In de buurt van school begon Regina harder te fietsen. Uit een van de zijstraten kwam een vriendinnetje. Daar kwam ze liever mee aan op school dan met haar moeder en zusje. Evelien hield een beetje in om haar oudste wat meer voorsprong te geven. Laatst had Regina haar verrast met de mededeling dat ze Baantjer wilde zien, daar keek iedereen in haar klas naar. Ze keek naar de rug van haar oudste, die van haar weg fietste. Tien jaar. “We komen te laat, mam,” zei Julia prompt achter haar.
Op school bracht ze Julia naar haar klas. Zoals altijd waren ze een van de eersten. De juf was er nog niet eens. Evelien ging even aan Julia’s tafeltje zitten en trok zonder erbij na te denken haar laatje open. “Niet doen, mam, dat is van mij!” riep Julia meteen. Het was een enorme rommel in het laatje. Evelien schoof het weer dicht.
“Hé, wat leuk,” klonk ineens een bekende stem.
Jenny Smulders.
“Hé, goedemorgen,” zei Evelien zonder op te kijken. Ze hoopte dat het zou helpen. Ze had helemaal geen zin in Jenny Smulders, die de moeder van Brigita was, aan wie Julia een hekel had, wat Jenny weer compleet ontging. “Ze pikt altijd alles, mam, en ze liegt steeds,” had Julia toegelicht, “ik wil geen vriendinnen met haar worden.” Evelien wist genoeg. Iedere keer als Jenny aanbood Julia na school mee naar huis te nemen en na het eten met de auto thuis te brengen, wimpelde ze haar met een smoes af. Het was ook nooit gewoon een uurtje samen spelen wat Jenny hun dochters wilde laten doen; het was altijd meteen een uitje: ergens heen, of logeren, of blijven eten, patat dan ook, er zat een irritante overdrijving in alles wat de vrouw deed. Nu kwam ze ook nog aan het kleine tafeltje zitten.
Onmiddellijk voelde Evelien zich opgelaten. Dat deed een kindertafeltje nou met twee volwassenen, of in ieder geval met een van de twee. Jenny had natuurlijk nergens last van. Ze haalde een hand door haar lange, rode krullen. Ze droeg een blouse met ruches die iets te ver open stond. Haar bleke decolleté zat vol sproeten en ze droeg een zwarte, kanten bh waarvan de bovenkant goed te zien was. Een mooie blouse, dacht Evelien even, afgeleid. Een jaar of tien geleden kocht je ze voor een prikkie op het Waterlooplein en nu was het mode.
“Hoe is het?” vroeg Jenny.
“Goed hoor,” zei Evelien, “met jou?”
“Z’n gangetje,” antwoordde Jenny. Ze strekte haar lange benen, die in strakke jeans zaten, “Brigita en ik zijn deze week alleen. Herman is naar de States.”
Haar man heette Herman. Evelien had hem wel eens op tv gezien, een gladde advocaat. “Goh,” zei ze vlak.
“Hartstikke leuk, met z’n tweetjes. We slapen samen en we douchen samen en we koken samen, gezellig hè, Git…”
Brigita stond in een hoek van de klas en reageerde niet op haar moeder. Het was een sloom meisje met afhangende schouders. Ze had dezelfde bijna doorzichtige huid als haar moeder. Evelien keek snel om zich heen. Waar was Julia? Op de gang waarschijnlijk.
“Als ze baby zijn ben je heel close, maar daarna gaat het snel weg,” kwetterde Jenny door, “tenminste, dat gevoel heb ik. We tutten nu echt weer ‘s samen. Als Herman er is, ja, nou ja, die moet ook aandacht en…” Ze aarzelde.
“Julia!” riep Evelien. Ze hoorde ruzie op de gang.
Jenny legde ineens een hand op haar arm. Dunne blauwe adertjes lagen vlak onder Jenny’s huid, als het blauw in gorgonzola. Evelien huiverde ervan.
Julia kwam de klas binnen met een grote grijns op haar toet. “Wat is er, mam?” vroeg ze.
“Ik dacht dat ik Tommie hoorde.” Tommie was Julia’s kameraad als het op kattenkwaad aankwam.
“Wat een etter is dat, hè,” zei Jenny. Haar vingertoppen lagen nu op Eveliens pols.
Tommie kwam de klas binnen met zijn vader, een popgitarist op cowboylaarzen die iedere ochtend zijn kind naar school bracht, vaak zonder dat hij zelf naar bed was geweest, zo te zien.
Evelien wist niet zeker of ze nou gestreeld werd of niet. Ze keek er nadrukkelijk niet naar. Maar ze voelde Jenny’s warme vingertoppen over haar koude pols gaan. Ze stond abrupt op, en viel bijna om. “Kom, Juul, geef mama een kus,” zei ze tegen Julia. Haar wang voelde verhit.
“Moet je weg?” vroeg Jenny. “Of heb je tijd voor een kopje koffie?”
“Uhuh, nee, jammer,” zei Evelien zonder haar aan te kijken. Ze kuste Julia en struikelde bijna het lokaal uit.
Toen ze thuis was en haar fiets op slot zette, hoorde ze binnen de telefoon gaan. Ze haastte zich de trap op, maar was net te laat. Het antwoordapparaat was al aangesprongen en de stem van haar moeder schalde door de kamer: “Evelien, met je moeder! Waarom hoor ik nooit iets van jullie? Hoe is het met de kinderen? En met jou? Hier gaat alles z’n gangetje. Gert heeft een beetje griep. De tuin staat vol krokussen. We hadden eigenlijk een weekje naar de sneeuw gewild, maar het is niet gelukt. Gert had een recital en in die koude kerk heeft ie het te pakken gekregen…” De beschikbare ruimte was vol, het antwoordapparaat sloeg af.
Evelien overwoog of ze haar moeder terug zou bellen. Maar ze zag ervan af. In plaats daarvan ging ze onder de douche, haar benen ontharen en haar bikinilijn bijwerken. Misschien werd het dan sneller voorjaar. Het leven hing van kleine dingen aan elkaar en wie weet zou het haar dit jaar wel lukken om haar benen zonder stoppels en pukkels de zomer door te loodsen.
Puinhopen, bah!
Op de radio was het oorlog, maar wel een heel vreemde. Evelien was bezig haar keuken op te ruimen. Opgewonden stemmen hadden het over een grottencomplex in Afghanistan dat Tora-Bora heette. De gevreesde terroristenleider Osama bin Laden (“Het lijkt Jezus wel,” had Regina een keer ui tgeroepen toen de man met zijn baard weer eens op tv kwam, en waar ze het vandaan had, geen idee, maar Evelien moest toegeven dat er iets in zat, de man had dat uitgestrekene, zelfingenomene dat de Messias op oude schilderijen en prenten ook had) reed rond op een wit paard.
Laat me niet lachen, dacht Evelien, Tora-Bora!
Ze schoot toch in de lach. Altijd leuk was dat, alleen lachen.
Omdat het nu eenmaal logisch was van boven naar beneden te werken, had ze eerst de kastjes boven het aanrecht leeggehaald. Het grootste obstakel dat ze tegenkwam, was het Italiaanse espressoapparaat dat ze een keer van Harko had gekregen en dat het na een paar cappuccino’s had begeven. In plaats van de machine meteen terug te brengen, had Harko het tijdelijk in een kastje gezet, anders stond het zo in de weg en zodra hij tijd had zou hij het laten repareren, maar daar was het dus nooit van gekomen. Evelien viel bijna ruggelings van de stoel waar ze op stond toen ze het apparaat uit de kast tilde. Ze kon het kreng uit haar handen laten vallen, dan was het probleem opgelost, maar op het laatste moment zag ze ineens helder voor zich hoe een rand van haar marmeren aanrecht af zou slaan, dan was ze nog verder van huis. Met pijn en moeite kreeg ze het veilig op de grond.
“Weg met dat kutding,” zei ze tegen zichzelf. Sinds de zaterdagochtend dat het apparaat dienst weigerde en Harko het in de kast had gezet, had ze hem nooit meer over echte cappuccino gehoord en dronk hij gewoon weer haar koffie met hand-opgeklopte melk. Ze vroeg zich af waarom hij het destijds eigenlijk had gekocht. “Cadeautje, schat,” had hij gezegd, maar of hij zich ergens schuldig over voelde, had ze nooit ontdekt. Waarschijnlijk had hij het gewoon in het voorbijgaan gekocht, zoals hij ook wel eens ineens voor zichzelf een fancy zakmes of een piepklein zaklantarentje kocht dat ze dan later in de kinderkamers tegenkwam. Mannen en hun dingen, dat zou het wel geweest zijn. Hij was ook wel eens thuisgekomen met een hightech frituurpan die geen luchtjes zou vrijlaten. Mooi dat de hele keuken meteen blauw stond en Julia en Regina wekenlang zeurden om patat.
Waar was die pan eigenlijk gebleven?
Ze vond hem een uur later in een van de benedenkastjes, verstopt achter een berg lege, haastig verfrommelde plastic tassen van Albert Heijn, een woeste kluwen keukenrollen, de stoffer en blik, de schoonmaakmiddelen en een sixpack Kronenbourg-bier uit Frankrijk. Toen ze de pan opende, sloeg haar een nare lucht tegemoet. In het gestolde frituurvet lag een dode muis. Het diertje had letterlijk zijn eigen graf gegraven. Hoe een muis in een hermetisch afgesloten frituurpan kon komen, was iets waar Evelien maar liever niet over nadacht. Ze zette de pan op het terras.
Ze ontruimde de andere kastjes onder het aanrecht, maakte een emmer sop en net toen ze van plan was de boel schoon te maken, ging de telefoon. Ze keek op de klok. Het was halfeen. Op school hadden de kinderen pauze. Regina had net griep gehad, maar voelde zich vanochtend goed. Julia ging vanmiddag met een vriendinnetje mee naar huis. Evelien liep naar de huiskamer en nam de telefoon op.
“Met mij,” zei Harko.
Waarom zei een man dat toch? “Met mij.” Evelien werd er prompt chagrijnig van. Het was al niet zo leuk om keukenkastjes uit te soppen.
“Wat is er, schat?” vroeg ze. Een beetje kribbig. Opbellen en dan niks zeggen, daar had ze een hekel aan. En zeker als ze natte handen had.
“Niets. Ik wou je even bellen. Zomaar. Zullen we vanavond uit eten gaan?”
Evelien zuchtte. “Hoezo?” vroeg ze.
“Nou, zomaar. Waarom niet?”
Ze begreep niet waarom haar man zo onhandig deed. Hij hoorde dat ze uit haar humeur was, en maakte een einde aan het gesprek. Opgelucht omdat hij had opgehangen, maar ongerust omdat hij had gebeld, ging Evelien verder in de keuken. De laatste tijd liet ze haar man erg aan zijn lot over. Het was een fase, ongetwijfeld, zoals het hele leven uit fases bestond, om gek van te worden. Maar hoe ze het ook probeerde, ze kwam niet echt verder. Niet dat ze niet geïnteresseerd was in Harko, ze was gewoon méér geïnteresseerd in zichzelf. En er hoefde maar di’t te gebeuren of ze voelde zich schuldig.
Weer ging de telefoon.
Ze nam op. Het was Jenny Smulders: of Julia morgen met haar dochter Brigita mee naar huis wilde komen. Brigita had een nieuwe cavia en die wilde ze dolgraag aan Julia laten zien.
“Hoe heet ie?” vroeg Evelien om tijd te winnen.
Jenny begreep haar niet.
“De cavia,” zei Evelien. Het was inderdaad een stomme vraag. Ze kreeg het er warm van.
“Pim,” zei Jenny met een giechel.
“Ik zal het aan Julia vragen,” zei Evelien laf. Pim, wat een naam zeg, voor een cavia!
Jenny aarzelde. “Zullen wij eens samen een glaasje wijn gaan drinken?” vroeg ze toen. “Een keertje ‘s avonds…”
Evelien zei dat ze nu druk bezig was en niet in de buurt van haar agenda. Ze beloofde terug te bellen. Ze ging terug naar de keuken. De ravage die daarnet nog bijna aan kant leek, zag er ineens angstwekkend groot uit.
Op de radio had Tora-Bora plaatsgemaakt voor Pim Fortuyn, die er naar hartelust op los kakelde over de puinhopen van Paars, ook zo’n begrip dat ineens overal was. Zo had je jarenlang niets, dan ineens waren het puinhopen.
Ze deed de radio uit. Puinhopen, bah! Ze bekeek haar handen. De vingertoppen waren roze en frommelig van het warme sopwater. Ze dacht aan haar moeder, die altijd huishoudhandschoenen gebruikte, wanneer nam ze nou eindelijk die goeie gewoonte eens over?