Hij heette Mike en hij was op het eerste gezicht onaantrekkelijk; een klein, kalend kereltje in een strak maatpak, een gesteven overhemd met grote gouden manchetknopen, een brede, roze stropdas met een knoeperd van een knoop erin en bruine schoenen met kwastjes. Maar hij had bruine ogen die overal dwars doorheen leken te kijken, heel dwingende ogen.
Evelien kwam hem tegen op de stoep van de Albert Heijn in de Emmastraat. Zij wilde naar binnen en hij kwam naar buiten met een pakje kauwgum. Ze kende hem vaag, ze had hem wel eens eerder in de buurt gezien, en toen hij haar ineens met die ogen aankeek, bloosde ze. Dat was haar al jaren niet meer overkomen.
“Zozo,” zei Mike. Hij stak een stukje kauwgum in zijn mond. “Jij kan blozen.” Hij lachte niet.
Ze trilde op haar benen en begon als een bakvis uit de doeken te doen dat ze ook niet wist hoe het kwam en dat ze al jaren niet meer zo gebloosd had, sorry.
“Uhuh.” Hij keek haar aan.
Ze aarzelde, liet het hoofd een beetje hangen en keek hem vanonder haar haar koket aan. Het was een manoeuvre die ze ook al jaren niet meer had toegepast.
“Oké,” zei Mike, “waar gaan we heen?” Hij hield haar gevangen in zijn blik. Hij kauwde langzaam op zijn kauwgum. Op zijn onderlip glinsterde een piepklein druppeltje speeksel.
Zo waren ze bij haar thuis terechtgekomen. Het was de slechtst denkbare plek. Evelien had er al spijt van toen ze het voorstelde. Ze stotterde nog ook, verdomme. Maar Mike had haar bij de elleboog gepakt en was met haar naar huis gelopen.
Nu stond hij midden in haar huiskamer. Hij keek om zich heen. “Netjes,” zei hij.
Wat een opmerking! Evelien voelde zich week, vernederd.
Hij had geen last van verlegenheid, of schroom. Hij leek het normaal te vinden, het veranderde hem in ieder geval niet. Zijn borst ging rustig onder zijn overhemd op en neer. Zijn mond kauwde, nauwelijks zichtbaar, maar toch.
“Wil je wat drinken?” vroeg ze. Wat een belachelijke vraag. Maar zelf had ze ontzettend dorst. Niet alleen haar tong was droog, niet alleen haar mond, tot diep in haar keel schrijnde de dorst. Haar benen waren week van opwinding. Dat ze nog tekst kon uitbrengen.
“Wil ik wat drinken?” herhaalde Mike. Hij had een nasale, wat plagerige stem. “Ik wil wat anders,” zei hij toen, na een korte pauze.
Wat moest ze doen? Hij was geen man die ze in de armen kon vallen. Hij was er te klein voor, om te beginnen. Hij was helemaal het type niet om tegen de borst te drukken. Hij had er wel het hoofd voor. Hij was ook geen man die haar romantisch het hof zou maken. Hij was een man die leek te verwachten dat ze voor hem knielde. Evelien aarzelde. Ze was ineens in een gebied waar ze nog nooit was geweest. “Ik wil wel wat drinken,” zei ze toen, “ik heb ontzettend dorst.” Ze draaide zich om om naar de keuken te lopen.
“Je bent bang voor me.” Ineens was hij vlak bij haar, achter haar. Hij sloeg een arm om haar middel. Zijn stem was zacht, vlak bij haar oor. “Of niet?” Ze durfde niet te kijken of hij misschien op zijn tenen stond. Ze hield haar adem in. Zijn hand rustte op haar linkerborst. Dwars door haar bh heen grepen zijn sterke vingers haar tepel.
“Niet hier,” zei ze schor.
“Of niet?” herhaalde hij, en hij kneep hard.
Ze had hem een elleboog moeten geven, of achteruit moeten trappen. In plaats daarvan slaakte ze een theatraal gilletje. “Niet hier,” herhaalde ze.
Hij liet haar borst los, kuste haar in haar hals. Zijn bekken duwde tegen haar kont. Ze voelde hoe hard hij was. Ze draaide zich om en kuste zijn mond. Hij stond het even toe, en deinsde toen terug. “Je bent bang voor me,” zei hij opnieuw. Zijn donkere ogen glinsterden.
“Een beetje,” zei Evelien. Misschien was het wel waar.
“Goed zo,” zei hij, en hij trok de manchetten van zijn overhemd recht. “Daar hou ik van.”
Hij meent het, realiseerde Evelien zich.
Hij streelde even met een vinger over de gulp van haar jeans. “Ik neem contact met je op,” zei hij, “geef me je nummer.” Hij hield zijn hand op.
Ik geef hem een draai om zij n oren, de flapdrol, dacht ze. In plaats daarvan schreef ze haar 06-nummer op een Post-It.
“Wil je echt niet iets drinken?” vroeg ze machteloos.
“Ik bel je,” zei hij, en hij deed een stap naar voren om haar te kussen. Maar in plaats daarvan beet hij haar, hard, in haar onderlip. Daarna draaide hij zich om en liep hij de kamer uit, de trap af. Beneden begon hij te fluiten, en stil deed hij de deur achter zich dicht.
Zo liet hij haar achter, beschadigd – zo voelde ze zich even later, maar ook ontsnapt, vrij, hoewel ze wist dat het verder zou gaan met deze Mike, van wie ze niets wist, behalve dat hij haar gebeten had – ze proefde het bloed in haar mond – en dat hij wilde dat ze bang voor hem was, en dat was ze ook, tot haar eigen verbijstering.
Bloedgeil, dacht ze even later, toen ze in de badkamer voor de spiegel stond. Haar lip was al aan het opzwellen, druppeltjes bloed liepen langs haar kin. Ze schaamde zich. Ze moest meteen een ander telefoonnummer aanvragen. Deze man was gevaarlijk, een spelletjesspeler.
Ze spetterde haar gezicht nat. Goed dat er altijd koud water was. Ze dronk zo uit de kraan, diepe teugen. Het ging al beter, ze voelde de opwinding uit haar wegzakken. Ze moest zich wel vasthouden aan de wastafel, anders was ze omgevallen. Na een kwartier had ze zichzelf onder controle en begon ze aan wat ze zich had voorgenomen voor die dag. Het inpakken van de vakantiespullen. Nog een week en het gezin vertrok naar Toscane. Als ze haar telefoon niet meenam, was ze sowieso van die Mike af, nam ze zich voor. Aan goede voornemens ontbrak het haar nooit. Eerst de bedden, dat was een van haar favorieten.
Regina had een groot bord aan de deur van haar kamer hangen. VERBODEN TOEGANG VOOR ONBEVOEGDEN stond er in grote, strenge letters op. Tien jaar en ze begon haar eigen territorium af te bakenen. Van haar zakgeld had ze vorige week voor het eerst een Hitweek gekocht en nu hing de kamer vol posters van halfnaakte zangeressen waar Evelien nog nooit van had gehoord, Sita, Ashanti en ene Shakira van wie Regina ook een cd had, die ze regelmatig keihard draaide.
Om het bed op te maken, moest Evelien een laddertje op. Regina sliep in een hoogslaper. Daaronder had ze een soort kantoortje ingericht, met een oude pc van Harko, een berg knuffels en foto’s van haar vriendinnen. Boven in de hoogslaper rook het beddengoed zo intens naar slaap dat Evelien zich even oprolde in de donsdeken.
Waarom ook niet?
Ze voelde zich intens moe, niet vermoeid zoals na een lange fietstocht of drie keer de trap op met de boodschappen na een lange dag met de kinderen, maar loom en tevreden, als een poes die wil spinnen of een vrouw die bemind is. Ze dommelde moeiteloos weg, en hoorde in de verte vogels kwetteren. Ze probeerde zich voor te stellen wat haar dochters nu aan het doen waren op kamp in de Kennemerduinen. Ongetwijfeld holden ze rond door de modder. Ze kwamen iedere avond ongelofelijk smerig thuis. Regina had het makkelijk, zij had een paar vriendinnen van school bij zich Julia vermaakte zich door dicht bij de leiding rond te hangen, en goed op te letten. Typisch zo’n kind dat alles zag, geen piekeraar, maar zo’n kind dat zichzelf genoeg is. Tenminste, dat hoopte haar moeder.
De telefoon ging in de huiskamer.
Ze liet hem overgaan. Ze schrok even, Mike!, maar ontspande toen; hij had alleen haar mobiele nummer. Het vergeefse rinkelen had iets intiems wat ze niet wilde missen. Een wereld die haar wilde aanraken, en zij die heerlijk warm onder de Disney-dekens van haar dochter lag. Toen het geluid was weggestorven, klom ze het laddertje van de hoogslaper af en ging ze aan de slag.