Karina’s verhaal

“Hoe heeft ie het gedaan?” had Evelien de volgende ochtend gevraagd. Zij en Karina lagen al een tijdje wakker naast elkaar in het grote logeerbed van Sylvia.

“Met een jachtgeweer,” had Karina na een tijdje zacht geantwoord. Daarna had ze het verhaal verteld, met een fluisterende, droge stem die af en toe steun leek te zoeken in een klein, fluitend lachje. Te veel gerookt en gedronken die nacht.

Karina had geen weerstand kunnen bieden aan de verliefdheid van Eddy. Hij droeg haar op handen, hij adoreerde haar. Hij was goed in bed, attent, grappig; hij was alles wat Bert niet was, want Bert was sinds hij niet meer werkte steeds nadrukkelijker in een depressie terechtgekomen, iets waar hij zich niet eens tegen leek te verzetten, alsof hij recht had op die depressie, alsof hij straf had verdiend voor zij n succes. Zoals Bert niets aan zijn depressie kon doen, kon Karina er niets aan doen dat ze naar Eddy toe werd gezogen; een paar keer maakte ze het met hem uit, maar altijd lag ze een paar dagen later weer in zijn armen te fantaseren over een gezamenlijke toekomst. En ook met Bert namen de gesprekken een serieuze wending, ze hadden het over een scheiding.

Op een dag bracht ze de kleine Bert naar school, en daarna ging ze shoppen in Enschede. Ze had grote Bert in de auto nog aan de telefoon, om te vragen of hij iets nodig had uit de stad. Hij had redelijk vrolijk geklonken, “en zoiets blijft je dan bij, dat ie ergens om lachte. Ik weet alleen niet meer waar hij om lachte. Maar hij lachte, echt.” Karina haalde diep adem.

“Goed, ik kom om een uur of twee thuis. En ik wist het meteen. Hij lag in de garage. Normaal kwam ik daar nooit. Maar zijn Landrover stond op de oprit, en de Porsche had ie ook naar buiten gereden. Dat vond ik vreemd. Het eerst zag ik zijn voeten liggen. Hij had van die golfschoenen aan, met van die noppen.” Karina lachte, haar adem floot.

“Er was ook nog een briefje,” vervolgde ze. “‘Maak wat van het leven’, stond erop.”

“Verder niks?” vroeg Evelien.

“Ja. ‘Ik wil niet meer.’” Karina zweeg.

“Dames, opstaan!” klonk de stem van Sylvia. “Ik heb het ontbijt op tafel staan!” Ze gooide de slaapkamerdeur open en stak haar hoofd om de hoek. Sylvia was altijd bang dat ze iets miste.

“We komen eraan,” zei Karina streng.

Sylvia voelde meteen aan wat er aan de hand was en sloeg boos de deur dicht.

“Kom,” zei Karina en ze draaide zich op haar zij om Evelien te zoenen.

Het duurde te kort, het was bijna niets.

“Wij zijn dikke vriendinnen, dat voel ik,” had Karina daarna lachend uitgeroepen, en toen was ze uit bed gesprongen, groot en naakt en schaamteloos.

Een paar dagen later was het gevoel nog steeds niet weggeëbd. Evelien was allang terug in Amsterdam, en werd alweer helemaal in beslag genomen door de kinderen. Harko, de naderende Sinterklaas en een kapotte wasmachine die volgens de serviceafdeling van Miele op dinsdagochtend gerepareerd zou worden; tussen 8.30 en 12.30 zou de monteur langskomen. Maar mooi dat hij er om één uur nog niet was.

Ze belde Miele.

En werd door een vriendelijke jongeman doorverbonden met een antwoordapparaat waarop ze haar postcode, huisnummer en woonplaats moest inspreken. Via het sterretje kon ze terug naar de centrale, maar die bereikte ze niet, want ze werd in de wacht gezet. Omdat ze niet had ontbeten (de yoghurt voor de muesli was op en ze kon niet naar de winkel omdat de monteur kon komen, en ook het brood was op, Regina had onder protest de kapjes meegenomen in haar trommel) en alleen maar koffie had gedronken, ging ze van ergernis bijna van haar stokje. Toen kwam er een wisselgesprek binnen. Ze piepte er snel naar over.

“Met Karina! Hoe is het bij jou?!?”

Evelien vertelde dat ze met een kapotte wasmachine zat. Meteen daarna had ze het idee dat ze een faux pas maakte. Karina’s man was dood, en zij begon over een wasmachine.

Maar Karina zat er niet mee. “Zeg, Evelien, ik zat te denken. Ik heb jou zoveel verteld in Groningen. Ik weet eigenlijk niks van jou. Ik schaam me een beetj e dat ik je niets…”

“Joh, hou op!” riep Evelien uit. “Dat is helemaal niet erg. Dat komt toch nog wel een keertje?”

“Ja, maar van Sylvia kreeg ik de indruk dat jij ook van alles hebt en nou weet ik dat niet, dat zit me niet lekker.”

Evelien had het warm gekregen. Ze wist niet wat ze moest denken. Ze keek naar buiten. De bomen waren kaal en het regende.

“Stom ben ik, hè, Evelien, maar ja, zo zit ik in elkaar. Ik mag je zo graag namelijk.”

Evelien barstte in lachen uit. Wat lief van Karina. Maar waar moest ze beginnen? En wat had haar stomme zus allemaal verteld? Ze hoorde in de verte Karina ook lachen, opgelucht. Op dat moment klonk beneden de bel, en moest ze onverhoopt ophangen voor de monteur voor de wasmachine.