Kleine Julia

“Kun je nou nooit meer baby’s krijgen?” informeerde Julia een paar dagen later bezorgd. In eerste instantie hadden de meiden laconiek gereageerd. Een dag na haar miskraam had ze het verteld, ze moest tenslotte ook uitleggen waarom ze zo somber in bed lag. De meiden hadden met pipse koppen geluisterd naar het verhaal van het zaadje en het eitje en de vrucht die zich nestelde tegen de baarmoederwand. “Nou ja, soms zit het er niet lekker,” had Evelien uitgelegd, “dan laat het los. Of je lichaam ziet het niet zitten, en stoot het af.”

“Waarom ziet je lichaam het niet zitten dan?” had Regina scherp gevraagd.

“Tsja,” had Evelien gezegd, en de onzekerheid had weer toegeslagen. Wat was er met haar aan de hand? Was ze te oud? Had ze iets verkeerd gedaan? Wilde ze het kind eigenlijk tóch niet? Was het een straf? Waarvoor dan? “Zulke dingen gebeuren.”

Regina had geknikt. Haar gedachten dwaalden alweer af. Wat dat betreft was het een lastig kind. Slim en snel, maar altijd onrustig.

Julia had niets gevraagd. Zij was van de twee de nuchterste, een kind dat de zaken aan kon kijken, maar ook een kind dat makkelijk wakker lag, een tobbertje. Meteen na mama’s uitleg was ze de slaapkamer uit gepiept.

Nu kwam ze erop terug.

“Ja, hoor, ik kan nog kinderen krijgen,” zei Evelien. Omdat ze behoorlijk wat bloed verloor, had Harko haar meteen nadat het was gebeurd naar de huisarts gebracht. Daar mocht ze weer eens met haar benen in de beugels liggen. Wanneer verzonnen ze nu eens iets op die vernederende beugels? Hij had zijn handschoenen aangetrokken en gekeken, en gevoeld.

“En?” vroeg ze na een tij dj e. Wat deed die man daar? Ze voelde zijn koude, plastic vingertoppen in haar lichaam.

“Je hebt veel bloed verloren,” mompelde hij in de verte. Als ze wat binnen handbereik had gehad, had ze hem ermee op zijn kop geslagen.

“Heb je het erg druk gehad de laatste tijd? Veel spanningen?” Hij keek haar van tussen haar benen aan.

“Niks bijzonders,” zei ze.

“Het kan gebeuren,” zei hij, “het zegt niet zoveel. Probeer het nog een keer.” Hij lachte, draaide zich om en begon zijn handschoenen af te pellen. Een naar, knappend geluid.

Even later zat ze woedend naast Harko in de auto. “Ik ga nooit meer naar die bal gehakt toe! Ik ga nooit meer naar die zak toe!”

Harko had het voor de dokter opgenomen. Dat deed hij altijd als zij kwaad was op iemand. Dan nam hij het voor het slachtoffer op. Het gevolg was dat ze kwaad werd op Harko. Waarom snapte haar man haar niet? Het was om gek van te worden. Ruziënd waren ze thuisgekomen, maar daar had Evelien zich maar overgegeven aan zij n zorgen en zich in bed laten stoppen. “Mama voelt zich niet lekker, jongens,” had ze hem later beneden horen uitleggen, en met dat in haar oren was ze in slaap gedoezeld.

“Maar wou je dan een baby, mam?” vroeg Julia nu. Ze zat op de rand van het bed. De balkondeuren stonden open, een koude lucht stroomde naar binnen. Ergens in de achtertuinen was iemand aan het timmeren.

“Mam…” drong Julia aan.

“Ja, papa en mama wilden een baby. Wat een verrassing was dat geweest, hè?”

Julia dacht na. Er kwam iets ernstigs aan. “Ik wil helemaal geen broertje of zusje.”

Het duurde even voor de woorden tot Evelien waren doorgedrongen, maar toen schaterde ze het uit. De tranen stroomden over haar wangen. Julia was eerst in paniek. “Mama! Mama! Hou op!” riep ze, maar na een tijdje raakte ze geërgerd, beschaamd om het rare gedrag van haar moeder. “Stop nou,” siste ze zelfs boos.

Evelien hield op. “Kom eens bij me,” zei ze tegen Julia.

Schoorvoetend kwam Julia dichterbij. Evelien sloeg haar armen om haar heen en begroef haar neus in het kinderhaar waar ze vorige week nog tientallen kleine vlechtjes in had gezet die nu rommelig en inde war op Juuls hoofd lagen. Ze snoof haar dochter op, en voelde hoe haar lijf zich in haar armen ontspande. Haar kleine Julia had de waarheid gezegd.

Een paar dagen later bracht ze de dames naar school. Regina was de straat al uit voor Evelien goed en wel op haar eigen fiets zat. Regina reed met een vriendinnetje naar school. Meestal haalde Evelien de meiden wel weer in. Maar vandaag had Julia geen zin om zelf te fietsen, dus ze mocht bij Evelien achterop. Ze waren net de hoek om toen de achterband klapte.

“Een lekke band, mam!” riep Julia.

Wat nu? Ze zette de fiets op slot bij Albert Heijn, niet ver van een fietsenmaker die nog niet open was. “We lopen wel naar school,” zei ze.

Een paar straten verderop zei Julia ineens: “We hebben wel steeds wat, hè?” Ze keek op naar haar moeder en grijnsde. “Doorlopen, mam, anders komen we te laat.”

Evelien lachte. Ze kon zich inderdaad niet heugen dat ze een jaar had meegemaakt waarin er zoveel was gebeurd. Een knobbeltje in haar borst, paniek. Harko’s infarct. De zomervakantie die in het water was gevallen. Een dronken oudejaarsavond. Haar moeder overleden. Een kind dat niet doorging. Een lekke band op weg naar school.

Zolang de kinderen maar niets overkomt, dacht ze, onwillekeurig even snel om zich heen kijkend of ergens hout was waar ze de gedachte tegen af kon kloppen. Ze kwamen langs een boom waar ze even met haar knokkels tegenaan tikte. Julia sprong vrolijk voor haar uit.