“Stapje in?”
Daar was hij, Mike. Hij stond naast zijn auto toen Evelien in de Cornelis Schuy tstraat de bloemenzaak uit kwam. Ze had een vaas gekocht, veel te duur, maar erg mooi.
“Wat denk je?” vroeg ze.
“Ik denk dat je wel wilt, maar het niet doet,” zei hij. Zijn lachje gleed langs zijn dunne mond.
“Je denktdat je verstand van vrouwen hebt, hè,” beet ze hem toe. Iets te fel.
Hij haalde zijn schouders op. Hij droeg een donkerblauw pak dat strak, maar toch ook soepel om zijn compacte lichaam stak. Zijn das was roze, zijn overhemd oogverblindend wit. Hij keek om zich heen. “Koffie?” vroeg hij. “Of heb je geen tijd?”
“Niet veel,” zei ze lachend.
“Waarom lach je?”
“Ik moest aan knakworsten denken.” Ze had Julia beloofd dat ze vandaag knakworstjes zou kopen. Het was vrijdag. De kinderen maakten op zaterdagochtend zelf croissantjes, uit een blikje, en ze rolden er knakworstjes in. Maar de laatste weken vergat hun moeder die steeds te kopen.
“Leuk,” zei Mike droog. “Kom.”
Ze liepen naar Joffers, iets verderop. Het was er druk, maaibij de deur, langs de muur, was een tafeltje. Ze gingen ongemakkelijk tegenover elkaar zitten. Evelien herkende om haar heen wat gezichten uit de buurt, geen moeders van school.
“Ik ben niet erg aardig voor je geweest,” zei Mike.
“Nee. Had je dat willen zijn dan?”
Hij leek verbaasd over die vraag. Een juffrouw kwam vragen wat ze wilden. Evelien bestelde espresso, Mike ook. Het ging een heel korte ontmoeting worden.
“Ik ben best aardig, hoor,” mompelde Mike. Hij friemelde aan zij n manchetten, die moesten op de juiste lengte onder zij n mouwen uitsteken.
“Dat geloof ik graag,” zei Evelien, “maar ik vond het niet vervelenddat je onaardig tegen me deed.”
Zijn ogen lichtten op. “Echt niet?”
Ze lachte.
“Je lacht me uit,” zei hij streng.
“Nee, hoor, ik dachtdat je ‘goed zo’ zou zeggen.”
De koffie kwam. Ze dronken zwijgend. Hij zat op het puntje van zijn stoel, gebogen over de tafel. Als ze zich ook voorover zou buigen, konden hun hoofden botsen. Ze deed het niet. In plaats daarvan keek ze hem van een afstandje aan. Hij blies in zijn hete koffie, en dronk het in korte, snelle slokjes op. Ze was op slag opgewonden toen hij daarna met de punt van zijn tong het bruine espressoschuim van zij n bovenlip likte.
“Wat doen we nu?” vroeg hij.
“Niks,” zei Evelien, “of wou je weer naar die vieze boot?”
“Dat was een vergissing, hè.”
Ze knikte. “Ik heb een miskraam gehad,” zei ze.
“Je kan niet van…”
“Dat weet ik, dat zei ik ook niet.”
“Nee.”
Ze zwegen. Evelien stond op en nam haar vaas onder de arm. “Ik ga. Zie ik je nog eens?”
“Ik denk het wel,” zei Mike.
“Goed zo,” zei ze en ze liet hem achter.
Buiten zag ze een busje van parkeerbeheer naast zijn glimmende Mercedes staan. Twee mannen zaten bij een achterwiel gehurkt om een wielklem te monteren. Ze overwoog even om terug te gaan en hem te waarschuwen, maar haalde toen haar fiets van het slot en ging knakworsten kopen.
“Mevrouw, mag ik u iets vragen?” Een klein jongetje dat ze wel eens eerder had gezien, maar dat nooit indruk op haar had gemaakt, keek haar ernstig aan. Hij zat in de groep van Regina, die verderop bezig was haar fiets van het slot te halen. Het jongetje keek angstig over zijn schouder.
“Tuurlijk,” zei Evelien. Jesse heette hij. Zijn moeder was een lange vrouw met dikke, rode krullen die op ouderavonden en commissievergaderingen onverbeterlijk streed voor het hoogbegaafde kind.
“Mag ik een keer met Regina mee?”
Evelien schoot bijna in de lach. Als Jesse met Regina wilde spelen, moest hij bij Regina zijn en niet bij haar. Toen realiseerde ze zich wat er aan de hand was. “Heb je dat wel eens aan Regina gevraagd?”
Jesse bloosde.
“Of durf je dat niet?”
Hij haalde zijn schouders op, en keek om. Regina was nog steeds met haar fiets bezig. Evelien wilde haar roepen.
“Niet doen,” zei Jesse.
Evelien keek hem aan. Het was een ernstig kereltje, maar hij zag erg bleek. Hij had een veel te grote, zakkige broek aan, maar dat hadden alle jongens. Er hing een ketting aan, dat had Regina ook. “Ben je een beetje verliefd op Regina?” vroeg ze.
Jesse aarzelde. “Ja, mevrouw,” zei hij toen zacht.
“Je hoeft geen mevrouw te zeggen, hoor,” lachte Evelien. “Maar goed, wat zullen we doen? Moet ik Regina roepen? Moet ik het er vanavond met haar over hebben? Wil je dat?”
Hij knikte. “Ze is ook op mij, volgens mij,” zei hij.
“Mama!” Daar was Regina.
Jesse holde weg.
Even later, onderweg naar huis, kon Evelien het niet laten, natuurlijk. “Jesse is verliefd op je,” zei ze langs haar neus weg.
“Nietes!” riep Regina meteen.
“Jawel, hoor, mam,” zei Julia, die bij Evelien achterop zat, “hij heeft het zelf tegen mij gezegd. Iedereen weet het!”
Regina begon hard te fietsen. Ze wilde het er niet over hebben. Pas elf. Evelien voelde zich ineens moe, en oud. Ze dacht aan Mike, die net zo’n kwetsbaar mannetje was als alle anderen. Ze fietste stevig door om haar oudste dochter bij te houden, maar het lukte niet. Regina was als eerste thuis.