27

botste ongelukkig juist tegen het ei, dat brak en waarvan de spatten de meid in het gezicht vlogen. Maar de dienstmeid liet het rommeltje even liggen en snelde de straat op, waar zij Pietje, die heelemaal niet op een achtervolging gerekend had, bij den kraag greep. Ofschoon Piet erg spartelde, het hielp hem bitter weinig, want de stevige dienstmeid trok hem het huis in, waar zij hem met den neus door het eigeel op den grond wreef.

Pietje vond dat lang niet aardig van de meid, vooral omdat hij het heusch niet vooruit geweten had, dat zij met een ei in de hand voor het open raam zou komen. Hij veegde het eigeel zoo goed en zoo kwaad dat ging met zijn mouw over zijn gezicht en ging regelrecht naar school. Dat wil zeggen, hij

Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen