95

er een meester op de Zondagsschool was, die veel dikkere glazen in zijn bril had. Maar die had ook zulke bolle oogen, net koeie-oogen. Er kwam zoowaar een glimlach op het ernstige gezicht van den ouden schoolmeester.

Pietje wou nog even vertellen van de muis, die hij met zijn laars wou doodgooien,

maar de bel werd geluid en meester zei: houd je mond!

De oude onderwijzer leerde zoo langzamerhand zijn Pietje meer en meer kennen. De jongen babbelde graag met hem en vertelde al zijn avonturen. De andere kinderen waren een beetje bang voor de strengheid en de ernstige oogen van meester Ster. Pietje Bell trok zich daar weinig van aan. Hij drong zijn vriendschap en hulp aan den meester op, en 't kon hem weinig schelen, of deze daar al of niet van gediend was.

Bij het leeren deed hij in de nieuwe klasse wat hij kon. Hij had een vlug verstand en begreep de sommen eerder dan iemand van de anderen. Daarom was hij ook het eerste van de klasse er mee klaar; en teekende op zijn lei het welgelijkend portret van den meester met het onderschrift: dit is de lieve meester Ster.

De onderwijzer veegde het dadelijk uit, trok Pietje aan een oor en gaf hem een

goedkeuring in het boek.

Pietje raapte toen zijn griffel op van onder de bank en maakte van die gelegenheid gebruik om onder alle banken door te kruipen en iederen jongen met een speld een prik in de beenen te geven.

Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen