97

Pietje vond het vreeselijk onrechtvaardig, dat de heele buurt nu zooveel kwaad van hem sprak. Alsof het een misdaad was om iemands haar een beetje te knippen! Deed de barbier niet hetzelfde? De man had wel meer dan tienmaal zijn haar geknipt en niemand had er ooit wat van gezegd! Was het voor een kleine jongen om er razend van te worden? O, hij wou maar dat hij hier vandaan was en mee mocht met den orgeldraaier, die een aapje op zijn orgel had. Als hij zoo'n draaiorgel had en een aap, kon hij best zijn eigen brood verdienen en zou hij dan maar geen kapitein op een boot worden met alle dagen biefstuk. Ook zijn moeder was vreeselijk boos op hem en daarom meende Pietje, dat het wel goed was, haar weer wat vriendelijker te doen worden. Hij ging dan ook naar den bloemenwinkel en bestelde voor zijn lieve moeder een groote bouquet, die een uur later thuisbezorgd werd. Pietje hield zich stil en zei niet, dat hij de edele gever was. Moeder was vreeselijk in haar schik met den prachtigen ruiker, maar Vader niet. Want die kreeg na eenige dagen een rekening van drie gulden te betalen en nu kwam het ook uit, dat Pietje de boodschap gedaan had.

O, wat zijn de menschen toch ondankbaar!

Inplaats dat zij een aardig ventje, dat hen helpen wil en steeds op alle manieren van dienst wil zijn, beloonen met een doos borstplaat of een bokkenwagen of een mooien voetbal, schreeuwen zij moor den brand en schrijven in de kranten, dat Pietje Bell de schrik

Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen