100

Meester Ster was zoo kwaad niet als hij er wel uitzag. Zijn gezicht stond meestal wel zeer ernstig en ook keken zijn oogen de menschen aan, of hij ze allemaal honderd regels wou laten schrijven, maar dit had hij zich onwillekeurig aangeleerd gedurende de vele jaren, dat hij onderwijzer was.

Meester ging zitten en zei, dat hij maar 's babbelen kwam over Pietje. Niet klagen over den jongen, och neen. Hij was wel eens lastig en ondeugend, maar meester Ster had nog nooit een leerling gehad, die zoo hartelijk met hem omging en hem zoo fi naal in z'n gezicht de waarheid zei.

De schoenmaker voelde dadelijk groote vriendschap voor den ouden meester. En toen meester aan 't vertellen!

Hij verhaalde van de vlieg, die 's avonds nòg op zijn hoofd lag, omdat hij ze niet eerder bemerkt had. En dat Pietje altijd 'n glas water voor hem haalde, maar eerst zelf een glas dronk, het tweede in 'n anders gezicht gooide en het derde naar meester bracht. En dat hij altijd 't eerste zijn werk afhad en dan 't een of ander verzon. Gisteren nog had hij een touw met een doode muis aan meesters jas gebonden, zoodat hij er wel een kwartier mee door de klasse liep, tot groot vermaak van de kinderen. Eindelijk had meester 't gemerkt en tot Pietje gezegd: Jou rekel, hoe durf je! En Pietje had heel leuk gezegd: Ja meester, dan moet u maar zorgen, dat ik 't niet kan doen. Maar toch had Pietje zijn straf gekregen. Hij moest vijftigmaal schrijven: Ik mag geen muizen met hun poot

Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen