105

worden, weet ik er een goed middeltje voor. Hij liep snel het huis in en herinnerde zich, dat hij op zolder nog een paar voetzoekers had liggen. Hij nam ook een doosje lucifers mee uit de keuken en spoedde zich weer naar het paard.

Juist was de man op den bok gesprongen en nam de teugels. Pietje stak het lontje van den voetzoeker aan, wierp hem toen tusschen de pooten van het paard dat plotseling in galop er vandoor ging.

Zóó'n voetzoeker had Pietje nog nooit gehad: psch-zsch-ssszzz-pang!! bom! krak! boem! boem! Práchtig ging die. De heele straat stond ervan overeind. Maar direct had de andere man Pietje bij den kraag gepakt, och arme! De wreedaard had toevallig een veedrijvers-stok in de hand en daarmee sloeg hij Pietje links en rechts op den rug. En nu zat hij in de kamer met het strenge verbod, vóór twaalf uur op straat te gaan.

En waarom? Alleen omdat hij het luie paard wat aangevuurd had. Seldrement,

wat had de knol geloopen!

Vader had hem gezegd, dat de voerman 't zóó niet bedoeld had. Nou ja, wist hij

dat vooruit?

Intusschen vond Pietje het in de kamer vrij vervelend en daar er hier weinig voor hem te doen viel, dacht hij er over, of het niet beter zou zijn, zich op den zolder wat te vermaken. Hij stopte echter eerst de kat, die vreeselijk aan 't miauwen was, in den broodtrommel en stapte toen naar boven.

Hee, dat was grappig! Toen hij een stapel oude

Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen