143

en dan de rijdende leeuwenkooi en een heele stoet clowns en domme augusten en heeren met hooge hoeden. O, Pietje was er heelemaal van vervuld! Hij had geprobeerd, of hij met zijn erwtenblazer zoo hoog kon schieten als de kop van de giraffe. En 't was mooi raak geweest ook, maar de oppasser, die naast het dier liep en 't gezien had, gaf Pietje met zijn rotting een tik voor zijn broek, dien hij den volgenden dag nog voelde.

Op een groot plein in de stad werden de tenten opgeslagen. Pietje had fl ink meegeholpen met aandragen van planken en palen en tentzeilen, hij was er doodmoe van! Er werd hard gewerkt door wel tweehonderd mannen, want denzelfden avond moest de eerste voorstelling gegeven worden.

Maar het had thuis aardig gespannen, toen Pietje om zijn boterham kwam. Vader vond alles goed en wel, maar uit school wegblijven kwam heelemaal niet te pas. Wie niet werkt zal ook niet eten, zei de schoenmaker en Pietje's boterhammen werden aan een arm kind gegeven. Zwaarder straf kon men voor Pietje niet bedenken en natuurlijk vond hij het vreeselijk onrechtvaardig. Wat, had hij niet gewerkt? GesjoĆ¹wd had hij in de heete zon met palen en balken en tot belooning kreeg hij niets te eten! Hij liep weer naar het circusterrein en vertelde aan de mannen, die juist te eten zaten op stapels latten en binten, dat hij toch zoo'n ongelukkig jongetje was en altijd ondank tot loon kreeg! Dat hij thuis niet te eten kreeg en heelemaal uitgehongerd was.

Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen