163

kreeg hij straf, en deed hij precies wat de hoofdonderwijzer gezegd had, dan was het ook weer niet goed.

Meester Ster stond natuurlijk al lang en breed weer voor de klasse, toen Pietje terugkwam. De hoofdonderwijzer wist er alles al van en zei, dat hij een onverbeterlijke deugniet was, die niet het minste respect had voor zijn ouders en onderwijzers. Maar meester Ster had nog nooit zoo iets verschrikkelijks meegemaakt en hij nam er Piet dan ook geducht over onderhanden. Gedurende den schooltijd paste Pietje braaf op. Hij ving een groote spin van den grond en stopte die in Meesters tabakspot, opdat meester straks een lekker pijpje rooken zou en dat bracht hem op het denkbeeld, om de tabak met nog eenige andere welriekende stoffen te vermengen. Hij wist wat kolengruis te bemachtigen, trok vervolgens zijn buurman een bosje haren uit het hoofd en mengde dat ook door de tabak. Toen meester een oogenblik later een pijp aanstak, verspeidde er zich een benauwde brandlucht door het lokaal en trok hij allerlei vieze gezichten tegen zijn pijp. Maar hij vermoedde in het geheel niet, wat daarvan toch de oorzaak was.

Het leek wel, of de vriendschap van Meester Ster voor Pietje Bell heelemaal uit was. Vroeger vond de meester het voldoende, om Pietje even aan een oor te trekken of hem een knip voor den neus te geven, als hij tot de orde moest geroepen worden, maar vandaag keek Pietje met angstig-verbaasde oogen naar

Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen