188

wien hij daarop tracteeren zou. Toen kwam er weer een melkboer.

Mellòk! Mellòk! riep de man.

Pietje, behulpzaam als immer, trok alvast aan de bel van 't huis. Tot zijn verbazing werd bijna onmiddellijk daarop de deur geopend, maar slechts op een kier, en toen kwam een hand te voorschijn met een melkkan. Alleen maar een hand met een melkkan. Pietje keek naar den melkboer, maar die stond nog twee huizen verder. Toen nam hij de melkkan aan, deed den sneeuwbal erin en gaf ze toen weer in de hand terug. Nog grooter werd zijn verbazing, toen dezelfde hand hem acht centen toereikte, die hij dankbaar aannam.

Zeer tevreden met dit geschenk liep hij naar het kerkplein, waar men al bezig was, kramen en tentjes op te slaan voor de markt. Een paar groote lummels waren daar bezig een ouden koopman te sarren en met harde sneeuwkogels te gooien. Pietje had medelijden met den armen stumper, maar begreep, dat hij er weinig aan doen kon. Hij kon niets uitrichten tegen die groote lummels. Ja, toch wel. Pietje kneedde een stevigen bal, verschanste zich achter een wagen, mikte op den grootsten lummel en rrrrrt... daar ging de sneeuwkogel... pats! den langen jongen precies in 't gezicht. Och, och, wat keek die raar! Zelfs al zijn kornuiten waren ervan onthutst. Waar kwam die bal vandaan? Wie gooide daar? De lummels gingen aan het zoeken en vergaten den ouden koopman, maar dat was juist Pietje's bedoeling geweest. Hij zorgde

Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen