210

Negentiende Hoofdstuk. Verdrietige dagen.

M eester Ster, die al een eind over de zestig was, deed altijd nog met ijver en toewijding zijn werk.

Soms gebeurde het wel, dat hij, wanneer hij voor de klasse juist iets aan het uitleggen was, opeens door een hoestbui werd overvallen. En dan voelde hij een brandende pijn op de borst. Maar dan weer had meester er weken lang geen hinder van en was hij weer blij, dat alles weer zijn gewonen gang kon gaan.

Maar nu December in het land was en een gure najaarswind verkillend door de

straten blies, kwamen de hoestbuien zoowat elken dag terug.

De goede man trachtte dat hoesten zooveel mogelijk te bedwingen, maar dat

veroorzaakte hem weer groote en langdurige benauwdheden.

Chr. van Abkoude, Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen