1

Mijn mobieltje begint een hoop herrie te maken en ik graai het snel van mijn nachtkastje. “Hallo?” murmel ik.

“Hé Appeltje!” loeit Femke, mijn beste vriendin, in mijn oor.

“Hé Framboos,” glimlach ik, terwijl ik me overeind duw. Ik wrijf de slaap uit mijn ogen. Ik kijk op de wekker. Het is halftwaalf. “Hoe is het daar in de City of Angels?”

“Ik bel je toch niet wakker, hè?” vraagt Fem als ze mijn slaperige stem hoort. “Ik had nog speciaal op het tijdsverschil gelet! Het is toch al bijna middag daar?” Fem lacht even. “Of heb ik je nu een preek van je lieve baas bespaard? Dan mag je me wel dankbaar zijn…”

“Ben ik ook!” Fem kent me goed genoeg om te weten dat ik eigenlijk iedere dag te laat kom. Ik weet dat het schandalig is, helemaal omdat ik op maar twee minuten afstand woon van de bioscoop waar ik werk. Maar als het een excuus is, ik heb gisteren wel veertien uur gewerkt, een dubbele dienst omdat mijn collega weer eens ‘ziek’ was.

“Hoe was je date met Banaan?” vraag ik nieuwsgierig, want Fem belt uiteraard niet voor niets. Bij haar is het midden in de nacht. “Brandon heet hij toch?”

“Ja! O, Julia, het was geweldig!” jubelt Fem en ze begint te ratelen over haar fantastische date. Ze is vanavond met een jongen van haar werk uit geweest en dat is blijkbaar goed bevallen. “Hij is zo leuk om te zien, Juul,” eindigt Fem, “ik zou zo een hapje uit hem willen nemen. Definitely fruit power!

“Klinkt alsof je weer helemaal goed in de vitamine C zit, Fem!” plaag ik haar. “De Soap of the Fruits wordt vervolgd!”

Fem lacht hard. “Hé, jij vindt vast ook snel een nieuwe Sinaasappel,” zegt ze vol overtuiging, “talking about that, hoe is het eigenlijk met die Mandarijn? Heb je hem nog gezien?”

“Hij heeft een vriendin,” zeg ik een beetje teleurgesteld, “ze waren van het weekend samen naar de bios.”

“Ik maak mandarijnensap van hem!” gromt Fem verontwaardigd. “En de pitjes doe ik in een blender, zodat hij geen mandarijnenkinderen kan maken!”

Ik onderdruk een giechel. “Dat zijn wel hele drastische maatregelen, Fem, ik heb hem maar één keer gesproken, hoor,” lach ik.

Fem snuift. Dan zucht ze diep. “Ik wil gewoon dat je weer iemand vindt na alle ellende met die zure Sinaasappel.”

Ik verzeker haar snel dat ik eraan werk. Dan moet ik ophangen, want anders kom ik alsnog te laat op mijn werk. Ik wens Fem welterusten en ik spring uit bed. Ik schiet een badjas aan op weg naar de badkamer. Nog lang niet wakker glip ik onder de douche. Ik realiseer me pas dat ik mijn handdoek vergeten ben, als ik er net helemaal onder sta.

“Verdorie!” vloek ik zachtjes. Dat is al de derde keer deze week! Ik haast me onder de douche uit en maak de hele overloop nat als ik naar mijn kamer hup om mijn handdoek te pakken. Nu kom ik zeker te laat, want ik kan niet weg zonder eerst die overloop aan te dweilen. Jeroen, mijn baas, gaat dat niet leuk vinden. Hij dreigde al met maatregelen vrijdag. Het is ook zo’n ouwe zeurpiet. Of eigenlijk een vrij jonge, knappe zeurpiet, met helaas een al even knappe vrouw en een knappe kleine onderweg. Maar ja, hij kan toch ook niet verwachten dat ik op het werk kom met ongewassen haar en slaap in mijn ogen? Hij heeft geen idee hoe ik eruitzie als ik net uit bed kom!

Ik was snel mijn haar en kom dan met tegenzin onder de heerlijke warme douche uit. Ik gris de handdoek van de wastafel, droog me af en poets mijn tanden. Als ik me wü aankleden, kan ik mijn nieuwe werkshirt nergens vinden. En het is al bijna twaalf uur! Ik moet om twaalf uur beginnen! Shit, shit, shit.

Ik ren weer naar de badkamer, spoel mijn mond en race dan terug naar mijn kamer om lukraak wat ondergoed aan te trekken. Dat zie je toch niet onder dat T-shirt, denk ik geërgerd. Het lelijke onding is veel te groot en slobbert onflatteus rond mijn lichaam. Ik kan me niet voorstellen dat dit de uitstraling is die Jeroen wil geven aan zijn bioscoop. Hij moet het zelf maar weten. Ik heb hem gewaarschuwd. Maar waar is dat shirt? Ik schiet een spijkerbroek aan en worstel met de knoopsluiting. Uiteindelijk krijg ik hem dicht door op mijn bed te gaan liggen. Ik moet echt stoppen met al dat fastfood. Maar ja, ik heb nou niet echt tijd om te koken wanneer ik op van die rare tijden moet beginnen; ik ben überhaupt niet zo’n keukenprinses. Dan zie ik een glimp van mijn shirt onder een stapel tijdschriften, half onder mijn bed. Hoe komt ie daar nou? Ik heb geen tijd om erover na te denken. Ik ruk hem onder het bed uit en mompel een verwensing als ik al de stofpluizen eraan zie hangen. Dat is waar ook, ik zou nog onder mijn bed stofzuigen. Snel klop ik het af en ik negeer de popcorngeur die uit het shirt komt. Ik moet echt aan Jeroen vragen of ik er niet een paar shirts bij mag hebben; ik zou niet weten waar de andere drie zijn gebleven.

Als ik mijn haar gedaan heb, mijn gezicht heb opgemaakt en vind dat ik er weer redelijk toonbaar uitzie, afgezien van mijn belachelijke turkooizen shirt, pak ik mijn jas en ga op weg naar mijn werk.

Bea kijkt vermanend als ik met knalrode wangen van het rennen de hal voor de kassa in schiet. Ze tikt demonstratief op haar horloge maar schudt tegelijkertijd lachend haar hoofd. Bea is een schat.

“Wordt het druk?” vraag ik, terwijl ik me hijgend tegen de kassabalie laat vallen. Ik moet weten hoe groot de schade is voordat ik Jeroen onder ogen kom. Het is maandagmiddag, dus waarschijnlijk zal het niet druk zijn, maar je weet maar nooit. Jeroen zou veel minder boos zijn als er niemand was.

“Nee hoor!” lacht Bea, haar stem een beetje vervormd door de intercom. “Er is helemaal niemand, ik denk dat we niet eens gaan draaien. Interessante manier van dragen trouwens, nieuwe mode?” Ik zie de pretlichtjes in haar ogen en kijk geschrokken naar beneden, om te constateren dat ik in mijn haast mijn shirt achterstevoren heb aangetrokken.

“Hoe kan je nou zien wat de voor- en de achterkant is van die stomme dingen,” sputter ik, en Bea schiet in de lach. Ze heeft er zelf ook een aan en vindt hem net zo lelijk als ik.

Haastig schuifel ik naar de binnendeur, driftig worstelend met mijn shirt, en ik ga naar binnen zodra Bea op de knop drukt om de deur open te doen. “Werk ze, Juul!” hoor ik haar nog roepen, terwijl ik het korte trapje naar de foyer op loop. Meteen valt mijn oog op Jeroen, die nonchalant tegen de bar leunt met een kopje koffie in zijn hand. Ik slik en steek in één beweging mijn beide armen weer door mijn mouwen. Verbeeld ik het me of kijkt hij geamuseerd? Is dat een goed teken? Ik kan Jeroens stemmingen nooit zo goed inschatten.

“Goedemorgen Julia,” zegt Jeroen, en zijn gezicht staat ondoorgrondelijk.

“Eh…het is eigenlijk goedemiddag al, denk ik,” mompel ik en ik vlucht achter de bar. “Het is niet zo druk vanmiddag, hè?” babbel ik snel verder om mijn nervositeit te verbloemen, al krijg ik na een snelle blik op Jeroen het idee dat het niet echt gaat werken.

“Nee, de eerste voorstellingen is er niemand, maar er staan wel wat kaartjes gereserveerd voor de tweede matinee,” zegt Jeroen op neutrale toon. Ik loop naar de popcornpan en zet hem aan. Ik doe mijn best om eruit te zien alsof ik bergen werk ga verzetten vandaag. “Tja, het is maandag, hè,” zeg ik en ik zie dat zijn kopje leeg is. “Wil je nog koffie?” Hoopvol kijk ik hem aan.

Jeroen glimlacht. Jeetje, wat boft die vrouw van hem toch! “Lekker,” zegt hij en hij overhandigt me het kopje, “of eigenlijk, geef me maar een grote mok mee. Ik ga me vanmiddag op de administratie storten. Zou jij straks willen kijken wat er besteld moet worden?” Ik doe altijd de bestellingen voor Jeroen. Ik ben het enige personeelslid achter de bar dat hier fulltime werkt en ik kan volgens Jeroen beter dan hij inschatten wat er verkocht wordt. Eigenlijk is hij best een toffe baas; hij geeft ons veel verantwoordelijkheid. Maar goed, na zeven jaar ken ik het klappen van de zweep dan ook wel. Ik geef Jeroen zijn mok met koffie. Hij verdwijnt ermee door een deur aan de linkerkant van de bar, die naar het kantoortje leidt.

Ik slaak een zucht van verlichting. Geen preek, geen maatregelen. Gelukkig! Ik dwing mezelf te ontspannen en besluit eerst maar eens een flinke kop thee te maken, voordat ik echt ga beginnen. Ik heb nog niet ontbeten, en zeggen ze niet altijd dat je de tijd moet nemen voor je ontbijt? Dat het de belangrijkste maaltijd is van de dag? Ik laat een kop vol lopen met heet water en hang er een zakje groene thee in. Misschien mag ik straks van Jeroen wel even weg om een broodje te halen. Of een hotdog.

Als ik rustig mijn thee genuttigd heb, begin ik popcorn te bakken. Dat is zo gebeurd, want het wordt toch niet druk, dus veel popcorn heb ik niet nodig. Ik sluit de tap aan en haal een doekje over de tafeltjes, omdat dat gisteren niet gedaan is. Dan ben ik klaar. Wachten op de klanten is nu alles wat me rest. Ik zet nog een keer thee, maar voor ik die opheb, verveel ik me al.

Ik mis Femke vreselijk. Fem heeft hier ook gewerkt, maar ze is een tijdje geleden naar Los Angeles verhuisd. Zij werkte altijd met mij op de maandagmiddag. Maar nu ze weg is, en ook omdat het al een tijdje niet zo druk is, sta ik alleen. Jeroen zei dat een extra persoon inroosteren meer geld kost dan het oplevert. Hij heeft wel gelijk, maar echt gezellig is het niet. Hij heeft zelf ook een dubbele functie, als bedrijfsleider en operateur.

Ik haat die maandagmiddagen. Er komen haast geen mensen naar de bioscoop, want meestal heeft de Amsterdamse bevolking nuttiger dingen te doen op een maandagmiddag. Af en toe komt er op een regenachtige dag nog een verdwaalde toerist. Alleen in de schoolvakanties is het druk. Als ik heel eerlijk ben, was het niet mijn carrièreplanning om fulltime in de bioscoop te eindigen, waar ik ooit met een bijbaantje naast mijn studie ben begonnen. Ik ben inmiddels een jaar afgestudeerd, maar het is echt onmogelijk om een fatsoenlijke baan te vinden. De economie is slecht, ik heb geen werkervaring en mijn opleiding is een beetje zweverig voor de meeste bedrijven. Ik heb namelijk Film- en Televisiewetenschap gestudeerd. Samen met Fem. De perfecte studie voor ons, dachten we als megafans van Luke Williams, de knapste acteur van de wereld volgens People, toen we zeventien waren en net klaar met school. Maar een echte baan vinden bleek nog niet zo makkelijk te zijn. Het gaat niet goed in de filmwereld dankzij dat rotinternet! En omdat ik nog steeds droom van een ontmoeting met Luke Williams kan ik me er niet toe zetten om iets bij de televisie te gaan doen. Fem ook niet. Daarom zijn we dus maar hele dagen bij de bioscoop gaan werken. Het was en is voor nu de ideale bijbaan. Ik kan alle nieuwe films van Luke Williams als eerste bekijken! En nog gratis ook! Een van de voordelen van in een bioscoop werken. Helaas betaalt het niet zo goed, maar het is wel bij mij om de hoek.

Ik kijk om me heen door de foyer. De geur van popcorn prikt in mijn neus. Ik voel me hier thuis. Het is een mooie bioscoop, hartje Amsterdam. We hebben een centrale foyer met een lange bar over de hele lengte van het pand. Daarachter liggen de voorraadhokken, het kantoor en zaal 1. Aan de linkerkant hebben we nog twee zalen, een grote en een kleintje. De vloerbedekking in de foyer is misschien een beetje versleten en de stoelen in de zaal zijn dan wel niet meer zo mooi rood als ze ooit waren, maar al met al ziet de bioscoop er gezellig uit. Er heerst een heerlijke ouderwetse sfeer, met veel rood pluche en lekker veel kitscherig goud. Absoluut het mooiste aan het pand vind ik het grote glas-in-loodraam dat over de hele lengte van de foyer is gemaakt om daglicht binnen te laten. Het zorgt voor haast een sprookjesachtige sfeer, alsof je een andere wereld binnenstapt, waar alles kan, waar al je dromen kunnen uitkomen. Ik voel me altijd erg op mijn gemak in de Plaza, al is het wel een beetje eenzaam zonder Femke.

Fem had er genoeg van om iedere dag in de bioscoop te werken. Ze gaat het nu in Amerika proberen. Ik wou dat ik met haar meekon, maar ik heb het geld niet. Fem woonde nog thuis bij haar ouders, omdat ze geen woonruimte kon vinden in Amsterdam. En aangezien haar ouders haar studie hebben betaald, hield ze al haar geld over om te sparen. Maar ik woon met twee meiden in een huis en daar gaat al mijn geld aan op. En aan etentjes en kleren natuurlijk, maar je moet toch iets aan? Dus nu is Fem naar Los Angeles verhuisd om als koerier bij een filmmaatschappij te gaan werken en zit ik hier in mijn eentje in de bioscoop, in afwachting van een betere baan. Veel hoop daarop heb ik niet: Jeroens baan is al bezet en al mijn sollicitaties bij andere bedrijven en filmmaatschappijen zijn tot nu toe op niets uitgelopen. Niet dat ik overal voor altijd wilde werken, maar ik moet ook eten. Op dit moment solliciteer ik even niet. Het is niet leuk om iedere keer mijn mail te lezen met alleen maar afwijzingen erin. Alsof niemand me wil.

Met een diepe zucht schud ik mezelf wakker uit mijn zelfbeklag. O, ik val in slaap als ik niet iets kan doen! Ik kijk zoekend om me heen of er niet iets valt op te ruimen en dan zie ik de spotjes boven de bar. Er is er al tijden eentje kapot en niemand heeft nog tijd gehad om het te vervangen. Ik weet wel niets van halogeenspotjes, maar zo moeilijk kan het toch niet zijn om een lampje te vervangen?

“Jeroen?” vraag ik, terwijl ik de deur van het kantoor opendoe. “Heb jij een lampje voor me?” Ik kijk neutraal, hopend dat hij dit opvat als een daad van goede wil om mijn te laat komen goed te maken. Maar hij hoort me niet eens. Hij zit aan de telefoon, zo te horen met zijn vrouw, want hij klinkt zwaar geïrriteerd. Ik weet dat zijn vrouw hopeloos emotioneel is nu ze zwanger is.

“Lieverd, ik zeg toch dat ze er waarschijnlijk niets van meent,” hoor ik hem met zijn diepe stem in de hoorn brommen, “en denk je dat ik hier soms niks over te zeggen heb? Ik ga mijn kind echt geen Tha…Wat was die naam ook alweer? Juist, zo ga ik mijn kind echt niet noemen, hoe vaak mijn moeder het ook voorstelt!” Ik zie hem een gezicht trekken en ik proest. Jeroen kijkt op als hij me hoort en rolt vervolgens dramatisch met zijn ogen, waardoor ik helemaal moet lachen.

“Lieverd, ik moet nu echt ophangen,” probeert Jeroen het gesprek voorzichtig af te kappen. “Ik moet nog bergen administratie wegwerken en het is nu eindelijk even rustig. Mijn moeder bedoelt het alleen maar goed, moet je maar denken.”

Haar reactie maakt dat hij de hoorn een meter van zijn oor houdt en verschrikt naar mij kijkt. O, dit werkt echt op mijn lachspieren! “Lieverd, maak je alsjeblieft niet zo druk, dat is niet goed voor de baby!” haast Jeroen zich nu te zeggen, en hij haalt een hand door zijn haar. “We hebben het er vanavond nog wel over, goed? En de enigen die bepalen hoe ons kindje gaat heten, zijn wij, hè?”

Hij luistert even, maar blijkbaar is zijn vrouw gerustgesteld en even later hangt hij op. Hij kijkt mij aan met een beduusde uitdrukking op zijn gezicht. “Mijn moeder heeft Marieke voorgesteld om de baby Thalia te noemen, naar een van de drie gratiën,” zegt hij hoofdschuddend, “maar ik geloof niet dat ze er erg warm voor liep.”

Ik barst in lachen uit.

“Wat een naam, hè? Ik hoop maar dat mijn moeder een grapje maakt!”

“En wat als het een jongen wordt?” vraag ik, terwijl ik wanhopig probeer om mijn lachen in te houden.

Jeroens ogen twinkelen verdacht. “Zo ver heeft Marieke waarschijnlijk niet doorgevraagd,” zegt hij grinnikend, “maar het zal ongetwijfeld iets zijn als Hercules of Cerberus!” Hij veegt de lachtranen uit zijn ogen. “Mijn moeder verheugt zich gewoon zo op haar eerste kleinkind. Ze is ons steeds een stap voor en daar wordt Marieke heel nerveus van. We hebben nog niet eens nagedacht over een naam! Maar goed, genoeg daarover. Wat kwam je vragen?”

Ik vertel hem over het spotje en hij haalt een schoenendoos vol met allerlei soorten lampjes uit de archiefkast. “Hier, kijk maar,” zegt hij, “er zit er vast wel een bij die het doet.”

Gewapend met de doos loop ik terug naar de foyer en dan ga ik de trap halen. Het plafond is erg hoog en ik hoop maar dat ik erbij kan, maar ik heb een trap gevonden met zes treden dus dat zal wel lukken.

Ik klap hem uit onder het spotje en klauter erop. Wanneer de trap angstvallig heen en weer wiebelt onder mijn voeten, begin ik zachtjes te steunen. Ik was even vergeten dat die trap zo gammel is als een flatgebouw na een aardbeving. Ik krijg hoogtevrees op wiebeltrappen. Maar ik heb me nu eenmaal voorgenomen om dat spotje te vervangen. Dus haal ik diep adem en verman me. Ik kan dit! Eerst maar kijken hoe dat allemaal in elkaar zit in het plafond. Ik ga op de hoogste tree staan en duw voorzichtig de plafondplaat omhoog. Ik zie niets, het is één groot donker gat. De stekker aan de achterkant van het spotje verdwijnt in het duister en ik hoor geritsel verderop. O nee, ik ga dus echt niet met mijn hoofd in dat plafond als er muizen zitten! No way! Mijn gezicht wordt vast zes tinten lichter en ik huiver onwillekeurig. Ik voel mijn maag opspelen, niet alleen door mijn angst voor muizen, maar ook vanwege de hoogte.

“Wat ben jij nou aan het doen?” hoor ik dan een verbaasde stem beneden me vragen. Bea staat onder aan de trap en kijkt naar me op. Ik grijns flauwtjes en probeer niet te bewegen omdat de trap anders weer gaat wiebelen. Ik durf nauwelijks adem te halen.

“Dat stomme lampje is kapot,” zeg ik ademloos. Ik klauter weer naar beneden en haal opgelucht adem zodra ik weer grond onder mijn voeten voel.

“Een goedmakertje?” merkt Bea plagerig op, terwijl ze naar het cappuccinoapparaat loopt. Ze weet dat ik een hekel aan dit soort klusjes heb. Ik ben er veel te onhandig voor en het resulteert meestal in een catastrofe van ongekende proporties. Tim, mijn altijd lollige collega, noemt me al de Terminatrix.

Bea zet haar kopje onder de machine en drukt op de knop. Ik volg haar achter de bar en pak een zaklamp om de muizen op afstand te houden met mijn enge lichtje, vastbesloten om het karwei af te maken.

“Prijs je maar gelukkig dat je iets kunt doen, ik val in slaap achter de kassa!” klaagt Bea. “Er belt niemand om te reserveren. En ik ben mijn boek vergeten.”

“Je mag mijn boek wel lenen,” zeg ik, hoewel ik weet dat ze mijn nieuwe Celebrity waarschijnlijk niet als boek zou betitelen. Er staat een artikeltje in over Luke Williams’ nieuwe film Damage to the Heart, die eind dit jaar uitkomt. Ik verzamel alles wat over Luke verschijnt en plak dat in een grote met aaibare gouden stof beklede map, mijn Luke-boek. Best creatief, al zeg ik het zelf, ik maak er veel werk van voor iemand die een hekel heeft aan knutselen. Maar ja, het gaat dan ook wel om Luke Williams. Mijn Luke-boek is mijn meest dierbare bezit. Maar Bea weet waarschijnlijk niet eens wie Luke Williams is. Ze interesseert zich eigenlijk niet zo voor films en werkt meer voor de gezelligheid bij ons.

Ze bedankt me. “Jeroen heeft me zijn krant al gegeven,” zegt ze, terwijl ze terugloopt richting kassa. “Succes met de lamp!”

“Thanks!” roep ik, terwijl ik de trap weer op klim. Verbeeld ik het me nu of zwaait die trap nog erger dan daarnet? Ik probeer me te vermannen en negeer mijn knikkende knieën. Ik verbeeld het me vast.

Ik duw de plafondplaat weer omhoog en moet even slikken voor ik mijn zaklamp aanklik en voorzichtig het plafond in tuur. Ik hoor niets meer, maar je weet het maar nooit. Ik schijn met de zaklamp in het rond. Geen muis te zien. Opgelucht haal ik adem. Nu kan ik me er tenminste volledig op concentreren niet van de trap af te vallen!

Ik moet op mijn tenen gaan staan om te kunnen zien waar de stekker van de lamp heen loopt, maar dan zie ik dat hij helemaal niet zo ver weg in het stopcontact zit en dat ik er zo bij kan. Ik trek de stekker los, trots op mezelf dat ik daaraan gedacht heb, en haal dan het kapotte lampje uit de fitting. Het zou echt iets voor mij zijn om mezelf te elektrocuteren!

Daarna ben ik ongeveer een halfuur bezig met de trap op en af klimmen om een lampje te vinden dat het doet.

In Jeroens schoenendoos zit niets wat levensvatbaar is. Ik vergeet op den duur zelfs mijn hoogtevrees en wis het zweet van mijn voorhoofd tijdens de achtste klim. Ik plug het laatste lampje dat ik heb erin en weer gebeurt er niets. Die doet het ook al niet! Verdorie! Met mijn handen in mijn zij staar ik moordlustig naar het bungelende halogeenlampje. Straks moet ik de stad in om een nieuw lampje te gaan kopen! Daar heb ik helemaal geen zin in. Dan blijft hij maar kapot. Jammer dan! We staan al maanden in het donker, niemand die het merkt, toch? Maar dan kan ik wel even een lekkere hotdog halen onderweg…Het water loopt me in de mond en mijn maag begint resoluut te knorren. Ik denk er nog wel even over na.

Met een zucht wil ik weer van de trap af gaan, als ik ineens het losse snoer met de stekker eraan voor mijn ogen zie bungelen. Wat ben ik toch een ongelofelijke sukkel! Hij zit helemaal niet in het stopcontact. Natuurlijk doen die lampjes het niet! Hoofdschuddend ga ik weer op de bovenste tree staan en steek mijn hoofd in het plafond, terwijl ik met de ene hand de zaklamp pak en de stekker met de andere.

Ik hoor de toegangsdeur van de foyer opengaan. Is het al zo laat? Ik frons, terwijl ik op mijn horloge probeer te kijken, wat niet meevalt, balancerend op de hoge trap en met mijn handen vol. Haastig ga ik op mijn tenen staan en reik naar boven, om snel de stekker in het stopcontact te steken. Nu maar hopen dat het lampje het doet, zodat ik mijn klant kan gaan helpen, maar net als het lampje knipperend aanflitst en me volledig verblindt, zie ik ook in een flits iets langs mijn hand schieten. Ik verstijf van afschuw en slaak een kreet van schrik – oké, goed, ik krijs het hele pand bij elkaar. Dan doe ik het domste wat ik in deze situatie maar kan doen…in een reflex stap ik achteruit.

Het volgende gebeurt in een flits. De trap wankelt en helt vervaarlijk over naar links. Ik probeer me vast te grijpen aan het systeemplafond, maar dat golft onder mijn vingers, en kan mijn gewicht nooit houden. En terwijl ik wanhopig probeer mijn evenwicht te hervinden, voel ik iets over mijn arm kriebelen. Ik ruk gillend mijn armen terug uit het plafond. Ik moet er niet aan denken dat zo’n gruwelijke muis aan mijn arm knaagt! Ik doe nooit meer iets om indruk te maken op Jeroen, nooit meer! Maar mijn overhaaste beweging is het toppunt en terwijl er iemand “Look out!” roept, valt de trap om en hang ik een afschuwelijk moment lang in het luchtledige, voordat ik definitief ter aarde stort. Ik sluit mijn ogen berustend. Dit is het, denk ik. Nu ga ik dood.

Maar terwijl de trap met een enorm kabaal op de grond klettert, voel ik plotseling twee sterke armen om me heen, die me moeiteloos opvangen en mijn val breken. Ik word hard tegen een brede borstkas getrokken, terwijl mijn redder wankelt om overeind te blijven. Genietend snuif ik een vleugje Hugo Boss Soul op, gemixt met een krachtige mannelijke geur die me doet huiveren. Het ruikt zalig. Ik ben niet dood, juicht mijn hart. Ik ben gered door de lekkerst ruikende sterke man die er bestaat. Ik open mijn ogen. Of ben ik toch in de hemel, denk ik dan overweldigd.

Ik verdwaal hopeloos in een paar heldere hemelsblauwe ogen, omkranst door een dichte haag van zwarte wimpers.

Maar dan voel ik een plofje op mijn buik en met een ruk kijk ik naar beneden, net als mijn redder. Een stomme dikke muis kijkt me verdwaasd aan met zijn ronde zwarte kraaloogjes. Mijn mond zakt onintelligent open. Ik kan niet geloven dat dit mij gebeurt! Hij zit gewoon op me! Op zijn kont en met zijn voorpootjes dom opgericht in de lucht. Het wordt me allemaal te veel. En ik krijg bijval uit onverwachte hoek. Mijn dappere redder heeft het blijkbaar ook niet zo op muizen.

A mouse!” gilt hij verschrikt en hij laat me bijna vallen. Niet dat ik niet meewerk, want ik spring zowat uit zijn armen om de muis van me af te schudden. In geen miljoen jaar zou ik zo’n beest ooit aanraken, zelfs niet om hem van me af te gooien. Die dingen bijten!

De muis ploft op de grond, terwijl ik op mijn voeten land, maar daar blijft hij niet. Mijn redder en ik springen allebei met een kreetje naar links, als het beestje blijkbaar opgeschrikt door zijn nieuwe val, als een razende op zoek gaat naar een schuilplaats, een beetje slingerend door zijn desoriëntatie. Hij rent recht op ons af. Ik gil weer en klamp me vast aan mijn redder, die me haastig aan de kant trekt. De muis passeert ons rakelings en verdwijnt dan gelukkig langs de plint achter de bar. Ik kijk geschrokken naar mijn redder. Hij kijkt met grote blauwe ogen terug.

Het is alsof de tijd stilstaat. Mijn adem stokt.

Hij is de knapste jongen die ik ooit heb gezien. Een jaar of achtentwintig. Hij heeft halflange donkere dreadlocks, al kan ik zien dat zijn eigen haarkleur lichter moet zijn, want er zitten highlights in zijn dreads. Ze zijn naar achteren bijeengebonden met een donker elastiek. Hij heeft donkere bakkebaarden en een baardje. Normaal haat ik dreads, maar bij hem, bij hem staat het sexy. Ik grijp zijn shirt nog wat steviger vast. Door die blauwe ogen kan ik me niet langer concentreren op zijn gezicht. Ik kan alleen nog maar voelen. Hij is lang, ik ben dol op lange mannen. Hij is niet slungelig en zijn lichaam is stevig en sterk. Hij heeft vast een wasbordje, denk ik nog met een draaierig gevoel in mijn buikstreek, voordat ik die blauwe ogen van hem weer ontmoet en alles vergeet.

De blik in zijn ogen is veranderd. Zijn ogen branden in de mijne. Onbewust houd ik mijn adem in. Zijn blik glijdt naar mijn lippen. Zou hij me kussen? Het is verbijsterend hoe graag ik wil dat hij me kust.

“Wat is er gebeurd? Wat is er gebeurd?” knalt Jeroens stem dan door de foyer.

De betovering is abrupt verbroken. Mijn redder doet een stap bij me vandaan. Ik maak onbewust een teleurgesteld geluidje. Ik wil hem niet loslaten, maar mijn benen beginnen ineens te trillen zodat ik nauwelijks kan blijven staan. Ik zie dat hij geamuseerd glimlacht – Heilige Kiwi, wat een glimlach! Het knikken van mijn knieën wordt er alleen maar erger door. Ik glimlach terug als ik merk dat zijn armen ook trillen. We zijn ook zo geschrokken. Stomme muis!

“Julia, is alles goed met je?” schreeuwt Bea nu, terwijl ze uit de kassa komt gestoven. “Ik zag je vallen! Heb je je pijn gedaan?”

WAT is er gebeurd? toetert Jeroen nu in mijn oren, terwijl zijn ogen onderzoekend over mij, mijn redder en de omgevallen trap flitsen. Hij ziet een beetje bleekjes en ik word rood als ik besef hoe het geklonken moet hebben. Alsof ik vermoord werd, waarschijnlijk.

“I-ik eh…viel van de trap,” hakkel ik en ik haat het dat mijn stem niet helemaal vast klinkt. Ik voel mijn onderlip beven en ik bijt er hard op. O nee, ik ga niet huilen! Niet als ik net in de armen lig van een betoverende man!

“O, lieverd!” zegt Bea en ze trekt me uit mijn redders armen voor een stevige omhelzing. Ik wil hem helemaal niet loslaten en mijn handen blijven zijn shirt beetgrijpen, maar ineens zwemmend in de waterlanders rol ik in Bea’s troostende armen. Nou moet ik toch nog huilen! “Stil maar, meisje, het is voorbij!” sust Bea, me heen en weer wiegend, terwijl ik mijn gezicht in haar armen verberg zodat ik hem niet hoef aan te kijken. Wat een afgang! Hij lacht me vast uit. Tot mijn grote schaamte beginnen mijn schouders ook nog te schokken van het huilen.

Maar dan voel ik ineens een warme hand op mijn schouder. Ik weet instinctief dat het zijn hand is. Ik begin weer te trillen, maar niet meer van schrik. Het overweldigt me. “Are you okay?” hoor ik hem zacht vragen en nu pas realiseer ik me dat hij Engels spreekt. Het is een buitenlander, een toerist waarschijnlijk. Een Australiër, of misschien een Amerikaan.

Ik kijk hem weer aan en boen de tranen van mijn wangen, terwijl ik mijn best doe om een waterig glimlachje te produceren. Ik hoop maar dat ik niet al te vlekkerig ben geworden in mijn gezicht. Ik kan alleen maar knikken, ik vertrouw mijn stem niet helemaal, laat staan mijn Engels. Maar ik zie dat hij zelf ook een beetje ontdaan is, hij ziet zelfs wat witjes. Mijn hart gaat naar hem uit.

“Wie is dat?” vraagt Jeroen aan Bea op een toon die aan een kruisverhoor doet denken. Blijkbaar zit de schrik ook hem nog in de benen.

“Een klant,” antwoordt ze snel. “Ik had hem net binnengelaten, toen Juul schrok van die muis en van de trap viel. Hij heeft haar opgevangen.”

Jeroen lijkt opgelucht als hij eindelijk begrijpt wat er gebeurd is. Zijn ongerustheid is op slag verdwenen. “Een echte held dus!” concludeert hij met een lach.

Bea en Jeroen staren mijn redder nu bewonderend aan, net als ik, en tot mijn grote plezier wordt hij verlegen van onze blikken. Een zachte blos kruipt naar zijn wangen en ik kan hem wel zoenen, zo adorable ziet hij eruit. Ik begin te blozen om mijn gedachten.

“Bedankt,” fluister ik zacht, terwijl ik me losmaak uit Bea’s omhelzing. Ze houdt me nog steeds vast, alsof ik van de aarde zal vallen als ze me loslaat. Wat lucht zou echter ook wel fijn zijn. Zijn blik vindt de mijne weer. Wat zijn die ogen ongelofelijk blauw! Hij glimlacht en mijn hart maakt opnieuw een sprongetje.

“Geen dank,” antwoordt hij in het Engels, “jij hebt me van die muis gered, dus ik denk dat we nu quitte staan.” Hij grinnikt en ik bedenk hoe we hebben gegild om die stomme muis, hij nog harder dan ik! Plotseling kan ik er wel de humor van inzien. Ik grinnik ook.

“Gelukkig is alles goed afgelopen,” verzucht Jeroen opgelucht, terwijl hij hoofdschuddend naar het uit het plafond bungelende brandende lampje kijkt, “en het was niet voor niets. Kan ik je iets te drinken aanbieden…?”

“Alex,” vult mijn redder haastig aan. Zijn blik gaat onderzoekend over mijn gezicht en ik word er een beetje verlegen van, maar dan glimlacht hij weer naar me en ik vergeet wie ik ben.

“Jeroen,” stelt Jeroen zich voor aan Alex, en ze schudden elkaar stevig de hand. Bea stelt zich ook voor, waarna ze zich verontschuldigt en teruggaat naar de kassa als de telefoon begint te rinkelen. Alex kijkt me vragend aan, nieuwsgierig.

“Julia,” mompel ik dan zachtjes, de kriebel die door mijn buik trekt negerend, “Julia Vermeer.” En ik schud zijn hand.

Even later ben ik heel wat wijzer geworden. Alex komt uit Amerika en hij heeft vakantie. Hij wil een paar steden in Europa bezoeken, maar heeft nog geen grote plannen gemaakt. Hij ziet wel hoe lang hij waar blijft. Amsterdam is zijn eerste stop. Echt cool. Ik zou dat nooit durven, zomaar op de bonnefooi naar een wildvreemd land gaan, ook nog eens helemaal aan de andere kant van een oceaan, en daar dan wel zien wat er gebeurt. Ik kan me nauwelijks een vakantie naar de costa’s veroorloven!

“Maar is het niet saai om in je eentje rond te reizen?” vraag ik nieuwsgierig.

Alex haalt zijn schouders op. “Ik vind het een uitdaging,” zegt hij, terwijl hij in zijn koffie roert, “het is heerlijk om even geen rekening met iemand te hoeven houden. En echt eenzaam zal ik niet worden, onderweg ontmoet je vanzelf interessante mensen.” Ik bloos als hij een veelbetekenende blik op mij werpt. Er spelen kleine lachrimpeltjes rond zijn ogen.

Ik probeer niet te veel van mijn interesse in hem te laten zien, maar ik vrees dat ik daar niet in slaag. Ik kan mijn ogen niet van hem afhouden, merk ik. Er is iets waardoor mijn blik als een magneet naar hem toe getrokken wordt. Ik zie zijn dreads niet eens of zijn donkerblauwe slobbersweater of zijn baardje. Ik zie alleen die prachtige blauwe ogen en zijn aantrekkelijke glimlach. Ik ben knettergek, denk ik als ik nog eens koffie voor ons beiden ga halen. Hij kan me onmogelijk leuk vinden. Ik heb een turkooizen hobbezak aan! Mijn buik kriebelt opnieuw als ik met een korte blik over mijn schouder zie dat hij nog steeds naar me kijkt.

“Welke film ga je kijken?” vraag ik om mijn verlegenheid te verbergen. Het is het eerste wat me te binnen schiet. Zo’n rare vraag is het niet eens, want Bea zei dat hij een klant was en dat betekent dat hij een kaartje voor een film heeft gekocht. Alex graait in zijn broekzak en diept een verfrommeld kaartje op. “Squabble,” zegt hij na een korte blik op het kaartje, “ik vergeet titels altijd, een erg vervelende gewoonte van me.”

Mijn gezicht licht op. Daar speelt Michael Chambers in mee, een van Luke Williams’ beste vrienden, daarom heb ik die film ook gezien. Hij is hilarisch en ik heb er erg van genoten, het is een van de betere komedies van het afgelopen jaar. “Goede keuze!” complimenteer ik hem. “Squabble is erg leuk.”

“Mooi,” zegt Alex, “ik heb hem in Amerika gemist omdat ik moest werken. Geen tijd gehad. Maar hij is dus wel goed?”

Ik knik enthousiast. “Michael Chambers is geweldig!” zeg ik en Alex’ grijns wordt breder. “De chemie tussen hem en Evelyn James is fantastisch en het script is goed geschreven. Ik heb zo gelachen. Ik had geen idee dat Michael Chambers zulke rare gezichten kon trekken!”

“Ja,” zegt Alex hoofdschuddend, “ik ben erg benieuwd. Mijn vrienden zeiden al dat ik ernaartoe moest, als ik de kans kreeg. En nu ben ik helemaal blij dat ik dat gedaan heb.” Ik voel mijn wangen gloeien. Alex kijkt plagend. Waarom zegt hij zulke dingen? Ziet hij dan niet hoe ik iedere keer zo rood als een tomaat word? Ik vloek bij mijn T-shirt!

“Tja, zo’n confronterende ontmoeting met Meneer Muis zit er waarschijnlijk niet iedere keer in wanneer je naar de bioscoop gaat,” mompel ik snel en Alex barst in lachen uit.

“Nee, gelukkig niet!” Hij trekt zo’n griezelend gezicht dat ik hard moet lachen. Maar dan buigt hij zich ineens naar me toe. Hij leunt met zijn ellebogen op de tafel en kijkt me aan. “Tot hoe laat moet je werken?” vraagt hij geïnteresseerd.

“Tot zes uur,” breng ik verbouwereerd uit.

Alex glimlacht. “Mooi! Zou je het leuk vinden om samen een hapje te gaan eten vanavond?” Hij kijkt me vragend aan.

Ik ben perplex. “Vraag je me mee uit?” fluister ik zachtjes, nauwelijks gelovend dat zo’n ongelofelijk leuke jongen als Alex de Amerikaan mij mee uit wil nemen. Niemand vraagt me ooit mee uit! Ik heb al in geen eeuwen een date gehad. Mijn laatste date was met mijn ex en dat is al zeven maanden geleden. En sinds hij me gedumpt heeft, dacht ik eerlijk gezegd dat ik nooit meer zou daten.

Alex glimlacht naar me. “Ja,” zegt hij met een warme blik in zijn ogen, “zeg je ja?” Hij houdt zijn hoofd een beetje schuin. Hoe kan ik zo iemand weigeren?

“Oké,” stem ik toe, en Alex’ mondhoeken krullen omhoog. Ik smelt op mijn stoel bij die lach.

“Geweldig!” zegt hij, en zijn blauwe ogen twinkelen, “op vanavond dan.” Hij houdt zijn koffiemok omhoog in een toost.

“Op vanavond!” We klinken met de mokken.