55
De familie van mijn beste vriend
-
My best friend’s family (A2)
Klaus: Wat wil je doen dit weekend?
Viviana: Ik weet het nog niet. Wat heb jij in gedachten?
Klaus: Ik ga een reisje maken met de familie van mijn vriend Adam.
Viviana: O, echt? Ben je gehecht aan zijn familie?
Klaus: Ja, ze zijn een soort van tweede familie voor me.
Viviana: Dat is leuk, zeg. Wat gaan jullie doen?
Klaus: Ze hebben een huis aan het meer. Dus daar gaan we heen.
Viviana: Cool! Hoelang ben je al bevriend met Adam?
Klaus: Ongeveer twaalf jaar. We hebben elkaar op de basisschool leren kennen.
Viviana: Ah. Heeft Adam broers of zussen?
Klaus: Ja. Hij heeft een jonger zusje.
Viviana: Hoe oud is zij dan?
Klaus: Zij is zestien. Ze zit nog op de middelbare school.
Viviana: Ik snap het. Gaat zij ook mee naar het meer?
Klaus: Ik denk het wel. Zij is goede vrienden met mijn zusje. Dus we zijn net een soort grote familie!
Viviana: O, wauw! Dat is super.
Klaus: Dat is het inderdaad.
Viviana: Gaat je zusje dit weekend ook mee?
Klaus: Nee, ze moet studeren voor haar toelatingsexamens.
Viviana: Oké, ik snap het.
Klaus: Ze is vet jaloers dat we zonder haar gaan .
Viviana: Nou, hopelijk haalt ze een goed cijfer en kunnen jullie families het samen vieren!
Klaus: Ja! Dat is een goed idee.