Svein Tuft gaat naar waar zijn fiets hem brengt

Namen zijn soms net honden. Ze lijken op hun baasje. Neem Svein Tuft. Dat is geen naam die past bij een man die elke dag met zijn broodtrommel onder zijn arm naar kantoor gaat. Het is meer een naam voor een Zweedse houthakker of een Noorse zeehondenknuppelaar. Svein Tuft. Grrr. Maar Tuft is geen houthakker of zeehondenknuppelaar. Tuft is een Canadese zwerver op een fiets. Deze week is hij in Nederland: Tuft woont in het peloton van de Eneco Tour.

Svein Tuft heeft het lichaam dat je van een Svein Tuft verwacht. Hij is een kruising tussen een mens, een orang-oetan en een pantserwagen. Op zijn armen rossig haar zo dik als een hoogpolig tapijt, zijn schouders lijken te zijn bedekt met stalen platen. Tuft is geen normale. Alleen al vanwege zijn verleden. Vijftien was hij toen hij wegliep van huis en school. Tuft pakte zijn afgeragde mountainbike en vertrok richting de horizon. De daaropvolgende jaren fietste hij kriskras door Noord-Amerika heen. Tuft: ‘Net als veel tieners wilde ik me afzetten tegen oudere mensen. Die zeiden dat zwerven niet slim en verstandig was, en daarom deed ik het júíst. Ik wilde zonder geld zo veel mogelijk van de wereld zien. Fietsen was de goedkoopste manier om te reizen. Een doel had ik niet. Ik ging gewoon een kant op. Ik sliep onder de sterrenhemel, of onder een tentje. Ja, ook in de winter. Eten? Ik had een zak aardappelen bij me. Soms at ik wekenlang niets anders. Af en toe stopte ik ergens om te werken. Dat deed ik dan een paar weken – als ik het zat was, trok ik weer verder. Dat leven was zo simpel als je een leven kunt leiden. Ik had niks, maar ik hoefde ook niks.’

En dus reed Tuft door de Rocky Mountains. Van Vancouver naar Toronto. Van Alaska naar Mexico. En weer terug. Zijn enige gezelschap: zijn fiets, zijn zelfgebouwde aanhangwagentje, een zak aardappelen en zijn vijftig kilo zware hond Bear. (‘Die hond was wel handig. Had ik nodig om de grizzly’s op afstand te houden.’) Af en toe sprong hij op een goederentrein. Tuft: ‘De beste wagons waren de graanwagons. Daar zat een dak op. Zat je lekker droog. Het maakte me trouwens niet uit waar die trein naartoe ging. Naar het noorden was goed. Naar het zuiden was goed. En naar het oosten of westen ook.’ Langzaam maar zeker begon zijn fiets uit elkaar te vallen. Tuft nam een baantje bij een fietsenmaker – en daar kwam hij voor het eerst in aanraking met racefietsen. Hij sprokkelde het geld bij elkaar om er een te kopen en smokkelde zichzelf een wielerkoers binnen door te zeggen dat hij zijn licentie was vergeten. Tuft werd vijfde tussen een stel profs, kreeg een contract van een klein Canadees ploegje onder de neus geschoven en ziedaar: Tuft was wielrenner. Ook al blonk hij tijdens zijn eerste seizoenen vooral uit in lomp hard fietsen. Het heeft niet altijd veel zin om kilometerslang met een heel peloton in het wiel op je pedalen te stampen.

Pas na een break en een comeback bij het Canadese ploegje Symmetrics kwam er iets van lijn in zijn wielercarrière. Bij Symmetrics kreeg de zwervende pantserwagen zowaar enige begeleiding. De teambaas gaf Tuft een dak boven zijn hoofd (een camper in zijn achtertuin) en leerde hem dat er in wielrennen ook zoiets bestaat als tactiek. Het is inmiddels zes jaar later. Tuft is 33, en hij fietst nu bij de Amerikaanse ProTour-ploeg Garmin. Tactiek is nog altijd niet zijn sterkste kant: hij rijdt het liefst alleen. Vandaar dat hij vooral uitblinkt in tijdritten. Twee jaar geleden werd hij tweede op het WK tijdrijden, afgelopen week won hij de proloog van de Eneco Tour en droeg hij drie dagen de leiderstrui. Na de koninginnenrit van zondag staat hij vierde in het klassement. Uiteraard is hij een van de favorieten voor de afsluitende tijdrit van morgen. Maar Tuft denkt niet aan morgen. ‘Ik leef dag voor dag – al kan dat soms niet als wielrennen je beroep is. Als ik straks klaar ben met wielrennen ga ik weer rondtrekken. Ik wil nog een keer van Canada naar Argentinië fietsen. En nog een keer naar Rusland, via de Beringstraat. En als het ergens anders naartoe is, dan is het ook goed. Ergens Anders is ook een plek.’

22 augustus 2010