Partituur lezen met Frank Sinatra
Enige tijd geleden was ik te gast bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Zij speelden een stuk van Mahler (Symfonie nr. 9), onder leiding van onze eigen wereldberoemde dirigent Jaap van Zweden. Na afloop vertelde zijn echtgenote Aaltje dat zij iets héél merkwaardigs, iets echt opvallends, in ieder geval iets bijzonders had meegemaakt. Jaap was op een dag bezig met het bestuderen van een heel ingewikkelde hedendaagse partituur en op de achtergrond speelde... muziek van Frank Sinatra. Ze vroeg aan hem hoe dat kon, of dat wel de bedoeling was, waarop Jaap antwoordde: ‘Ik wil ook wel eens naar andere muziek luisteren tijdens mijn werk!’
Dat is toch speciaal? Zeker als je je realiseert dat in een studie is gevonden dat een dirigent/musicus die een partituur leest dat niet doet met zijn visuele schors. Dat zou je wel verwachten, want je kijkt en ‘leest’ de muzieknoten.117 Nee, tijdens het lezen van een partituur wordt de auditieve cortex, dus het gebied waar de klanken verwerkt worden, actief. Met andere woorden: de dirigent/musicus leest niet alleen de muzieknoten, de partituur, in letterlijke zin, hij hóórt die noten ook echt. In een studie vond men een de-activatie van de occipitale schors (visual cortex) en een verhoogde activiteit in de temporale schors (auditieve cortex).
Noten lezen
Tja, wat heb je daarvoor nodig? In een al wat ouder onderzoek werd het leren noten lezen gecombineerd met het leren spelen op een piano. Stewart en collega’s (2003) stelden de volgende vraag: welke hersengebieden moeten ingeschakeld worden om van het meer kunstmatige ‘van blad af spelen’ te komen tot een meer natuurlijk proces? De deelnemers kregen eenmaal per week muziekles, met onder andere noten lezen, gedurende vijftien weken. Iedere les duurde negentig minuten. Zij vonden een verhoogde activiteit in de superior pariëtale lob bij het expliciet noten lezen. Dus echt het bewust leren noten lezen. Gedurende de training, naarmate het aantal muzieklessen toeneemt, zal ‘expliciet’ noten leren lezen overgaan in meer ‘impliciet’ noten leren lezen. Nu vond men verhoogde activiteit in onder andere de linker gyrus supramarginalis (zie afbeelding 36). De superior pariëtale lob is belangrijk bij het coderen van ruimtelijke visuele stimuli (muzieknoten hebben een ruimtelijke relatie met elkaar). De gyrus surpramarginalis is betrokken bij ‘de intentie om te bewegen’. En dat past prima bij impliciet noten lezen, want je leest die noot en automatisch gaan de vingers naar de juiste toetsen.118
Afbeelding 35. Bij musici die een partituur ‘lezen’ vindt er een verschuiving plaats: van de visuele cortex (occipitaal) naar de auditieve cortex (temporaal).
Bij het lezen van muzieknoten gaat het echter niet alleen om de ruimtelijke posities van de noten ten opzichte van elkaar (superior pariëtale lob) of om de intentie om te bewegen (gyrus supramarginalis). Ook de visuele kenmerken van de muzieknoot zelf (1/4, 1/8), zeer bepalend voor het ritme, doen uiteraard de activiteit in hersengebieden toenemen, en wel in het bijzonder in de gyrus fusiformis (zie afbeelding 36).119 Dat letten op die details, op die specifieke kenmerken, heb je ook nodig bij het herkennen van een gezicht. Vandaar dat de gyrus fusiformis ook bij gezichtsherkenning nauw betrokken is.
Afbeelding 36. De superieure pariëtale lob toont verhoogde activiteit bij het expliciet noten leren lezen. De activiteit in de gyrus supramarginalis neemt toe bij het impliciet noten lezen (Stewart et al., 2003).
Het Mozart-effect. Bestaat dat nu wel of niet?
Op zoek naar literatuur over het effect van muziek op cognitieve processen stuitte ik op de vraag naar het al dan niet bestaan van het beroemde ‘Mozart-effect’. Om het maar meteen te zeggen: er is geen reden om aan te nemen dat het bestaat. In de vakliteratuur is er te weinig onderbouwing voor te vinden. Het idee komt voort uit de frequente herhaling van de melodielijn die zo kenmerkend is voor Mozart.120 Door deze herhaling wordt de luisteraar niet meer ‘verrast’ en daardoor niet meer afgeleid, waardoor alleen het effect van verhoogde arousal overblijft. Die (verhoogde) arousal (activiteit van de hersenschors) draagt dan bij aan aandacht en geheugenprocessen. Bijvoorbeeld het luisteren naar Mozarts pianosonate voor twee piano’s K448 gaf een activatie te zien in de dorsolaterale prefrontale cortex, het cerebellum (kleine hersenen) en de occipitale schors.121
Afbeelding 37. Activatie van de prefrontale cortex, occipitale cortex en het cerbellum bij het luisteren naar K448.
Deze gebieden spelen een belangrijke rol bij ruimtelijke informatieverwerking en bij informatieverwerking die achtereenvolgens, opeenvolgend in de tijd dus, plaatsvindt (temporeel). Typisch voor Mozarts K448 is de frequente herhaling van die melodielijnen dus. Deze gebieden spelen ook zo’n essentiele rol bij bijvoorbeeld de eerdergenoemde executieve functies. Verrusio en collega’s onderzochten het vermeende Mozart-effect in 2015 met behulp van EEG bij jonge en oude mensen zonder cognitieve beperking en bij ouderen met een milde cognitieve achteruitgang. In die studie werd de deelnemers zowel Mozart (K448) als Beethoven (‘Für Elise’) aangeboden. Alleen bij het luisteren naar Mozart werd een activiteit in die hersengolven gevonden die gerelateerd is aan verschillende cognitieve functies, zoals geheugen en probleemoplossend vermogen; niet bij ‘Für Elise’ dus. Dat onderbouwt niet het Mozart-effect; het zegt alleen maar dat het effect niet te zien was bij ‘Für Elise’. Maar laten we wel zijn: muziek van Mozart en van Beethoven is ook niet écht met elkaar te vergelijken.