De blinde pianist
Alweer jaren geleden werd ik gevraagd om bij een man langs te gaan die in een verpleeghuis zat om te kijken of er bij hem sprake was van dementie of een depressie. Die twee ziektebeelden zijn vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden omdat 1. een depressie samen kan gaan met cognitieve stoornissen, bijvoorbeeld een achteruitgang van het geheugen, en 2. dementie samen kan gaan met een depressie. Enfin, ik had een tweetal ‘depressie’-vragenlijsten bij me en klopte aan. Zoals u weet is de deur van de kamer in het verpleeghuis ook echt de ‘voordeur’. Na herhaald kloppen, riep iemand van binnen: ‘Ja!’ Via een klein keukentje kwam ik in de woonkamer, waar rechts achter een muur het bed stond. Wat me opviel was dat er niets aan de muren hing, de ruimte was echt helemaal kaal. Op het tafeltje naast het bed stond een radio waarvan de toetsen afgeplakt waren, behalve dan de aan-uitknop. En er stond een piano.
De man zat op de rand van het bed, in zijn ondergoed, met zijn broek op zijn enkels. Op zijn schoot hield hij een bord vast, met vier boterhammen erop. Ik stelde me aan hem voor en vroeg of ik er een stoel bij mocht trekken. ‘Ga uw gang,’ zei hij met sombere stem. Ik ging zitten en probeerde een beetje het ijs te breken. ‘Ik zie dat u geen beleg meer heeft op uw boterhammen, alleen een beetje boter, zal ik nog wat beleg voor u halen?’ ‘Nee.’ Hij vervolgde: ‘Ziet u dat glas thee staan op het tafeltje?’ ‘Ja,’ zei ik. En toen drong plotseling tot me door dat hij blind was; vandaar die kale muren en die afgeplakte knoppen op de radio. Ik schoof de thee dichter naar hem toe, naar het hoekje van de tafel. Hij pakte voorzichtig het glas op en doopte alle vier de boterhammen in zijn thee! Nooit gedacht dat er vier boterhammen in één glas thee kunnen! Hij haalde de boterhammen eruit en at ze op. Wat maakte dit alles een troosteloze en trieste indruk. Zeker geen goede atmosfeer om de depressie-vragenlijsten af te nemen. Ik probeerde een gesprekje op gang te brengen. Hoe hij het maakte? ‘Slecht.’ Of hij wel eens bezoek kreeg? ‘Heel weinig.’ Of er vrijwilligers waren die af en toe met hem naar buiten gingen? ‘Nooit.’ Ik kon het niet laten om naar de piano te vragen. Speelde hij nog? ‘Nee.’ Was pianospelen een hobby van hem geweest? Het bleek veel méér te zijn geweest dan een hobby, in ieder geval toen hij nog jong was.
Conservatorium
Ik maakte uit zijn verhaal op dat hij een heel talentvolle musicus was en piano studeerde aan het conservatorium. Tijdens zijn studie ging door een ziekte zijn gezichtsvermogen steeds verder achteruit. Het proces verliep zelfs zo progressief dat hij blind werd. Wat een ramp voor hem, zó bepalend voor heel zijn verdere leven. Voor zover ik begreep, speelde hij later in horecagelegenheden, uiteraard op een heel ander niveau dan ooit de bedoeling was – een heel ander leven dan hij ooit voor ogen had gehad. Hij schetste het beeld van een triest bestaan waarin dromen niet langer kónden uitkomen. Denkt u overigens niet dat hij heel spraakzaam was (dat blijkt ook wel uit het voorgaande), of dat hij veel emoties toonde. Nee, hij vertelde zijn hele verhaal zakelijk, meer als een verzameling mededelingen. Wel vroeg hij nog waarvoor ik eigenlijk kwam. Ik vertelde hem dat ik een paar vragenlijsten bij me had om een beeld te krijgen van zijn stemming. Maar dat ik daar graag een keertje voor terugkwam. Of hij dat goed vond? ‘Oké,’ zei hij.
Nog één keer pianospelen?
Een paar dagen later, ik weet het niet precies meer, ging ik weer bij hem langs. ‘O ja, die man met die depressieschalen,’ zei hij toen ik binnenkwam. Ik schoof weer een stoel bij en probeerde het gesprek op gang te brengen. Maar als iemand niets meer meemaakt, valt er ook niet zoveel te bespreken. Ik bracht het gesprek nog eens op de piano, die daar nog altijd in een hoekje in de kamer stond. Of hij nog wel eens speelde? ‘Nee, nooit meer, en ik ga het ook nooit meer doen.’ ‘Maar waarom dan niet?’ hield ik aan. ‘Het gaat al heel lang niet meer, en dus doe ik het niet meer.’ Het was duidelijk dat hij er liever niet meer over wilde praten – terwijl ik een steeds grotere drive voelde om hem over te halen nog één keer te spelen. Misschien viel het hem wel mee, kreeg hij er weer plezier in, verrijkte de muziek weer een beetje zijn leven, ging hij weer meer uit zichzelf spelen. Dat idee werd steeds manifester in mijn gedachten... Ik kwam vaker langs, niet vanwege die piano, maar gewoon om de man wat ‘gezelschap’ te bieden. De depressieschalen bleven telkens onaangeroerd in mijn tas.
Op een goede middag kwam het er dan toch van. Ik was er weer eens over begonnen en hij gaf toe. Ik weet het nog precies. Arm in arm liepen we naar de piano. Hij ging zitten. Ik ook, links van hem. Zijn handen begonnen over de toetsen te bewegen en er kwam een hele mooie melodie uit, ik weet niet meer welke. Hij speelde! Maar ik zag wel dat zijn linkerhand iets minder soepel bewoog, een beetje haperde, ofschoon in het geheel niet storend, vond ik. Maar hij wel! Hij werd boos en riep: ‘Zie je mijn linkerhand niet? Die doet het niet, het lijkt nergens meer op!’ ‘Maar u speelt echt geweldig, u heeft zo lang niet meer gespeeld, de linkerhand moet misschien nog een beetje op gang komen.’ ‘Nee!’ riep hij, nu wat luider. ‘Ik stop ermee. Ik had er nooit aan moeten beginnen!’ Arm in arm liepen we terug naar zijn bed. Dat was geen goed idee geweest van mij. In een leven dat al zo triest is nog een teleurstelling erbij...
Verrijkte omgeving
Ik bleef hem bezoeken. Omdat hij altijd alleen was, stelde ik hem voor een paar dagen per week in de huiskamer door te brengen, tussen andere mensen. Een beetje aanspraak zou hem misschien goeddoen. Hij ging niet uit zijn dak van enthousiasme, sterker nog hij voelde er niets voor. Maar ik ben nu eenmaal sterk overtuigd van de waarde van ‘verrijkte omgeving’. Méér prikkels krijgen uit de omgeving, interactie mét de omgeving, elke dag weer een beetje anders, dat is écht goed voor je hersenen. ‘Probeert u het toch eens, als het niets voor u is, stoppen we er uiteraard weer meteen mee.’ Ik weet niet meer na hoeveel keer ‘zeuren’... maar uiteindelijk deed hij het. Van één naar enkele dagen per week.
‘En, bevalt het u?’ ‘Nee! Niemand zegt iets, en als ze al iets zeggen is het allemaal onzin. Haal me hier weg.’ En dat deed ik natuurlijk ook. Een paar weken later bleek hij overgeplaatst te zijn naar een ander huis en ben ik hem uit het oog verloren...