Drie

De avond met Huib was niet zo verlopen als Marte verwacht had. Tot nu toe waren hun gesprekken altijd vrolijk geweest en was ze lachend thuisgekomen. Deze keer was het anders uitgevallen, maar daar was ze juist erg blij om. Ze vond het geweldig dat Huib haar zijn grote verdriet toevertrouwd had en er zo open over was geweest. En diep van binnen, al zou ze dat nooit openlijk toegeven, vond ze het zelfs prettig dat hij ook zo’n groot verdriet had meegemaakt. Hij zou haar tenminste begrijpen als ze nog kon huilen om het overlijden van Ton. Ze was er inmiddels wel aan gewend om alleen te leven, althans zonder man, want alleen was ze nooit met vier kinderen. Als ze echter terugdacht aan hoe het allemaal gebeurd was, dan kon ze opnieuw in tranen uitbarsten. Het was zoals Huib gezegd had, veel te onverwachts, zonder waarschuwing vooraf, en die klap was haast te groot geweest om te dragen, laat staan te verwerken. Maar iedereen in haar omgeving zei dat ze er nou maar overheen moest zijn. Ze moest verder en niet stil blijven staan bij dat afschuwelijke ongeluk. Zelfs haar ouders wilden liever niet meer over Ton praten. “Het is nu zo lang geleden,” zei haar moeder dan zuchtend. “Hou er toch eens over op.”

Dat had ze dan ook gedaan. Met haar ouders praatte ze nooit meer over Ton. Tegen haar vriendinnen ook niet meer, want die dachten er net zo over. Alleen met de kinderen kwam hij nog regelmatig ter sprake en daar was ze erg blij om.

Natuurlijk was hun vader dood, maar hij leefde nog door in hun harten en alhoewel Meike en Carijn niet veel meer van hem wisten, omdat ze zo klein geweest waren op dat moment, konden ze toch zomaar het fotoalbum ophalen en vragen over hem stellen. Het was duidelijk dat ze hem niet wilden vergeten. Het was ook duidelijk dat ze graag een vader wilden hebben. De meeste kinderen in hun klas hadden een vader, maar zij niet. Vooral vaderdag was een moeilijk punt. Dan maakten alle kinderen iets moois voor hem en zij?

Zij maakten net zo ijverig een tekening of een handafdruk of wat de juf of meester ook maar bedacht had en brachten het dan op zondag naar de begraafplaats, legden de tekening op het graf van hun vader en waren een moment intens verdrietig. De afgelopen keer had Meike zelfs letterlijk om een nieuwe vader gevraagd. “Pien heeft ook een nieuwe vader, stiefvader noemt ze hem. Kan ik die niet krijgen?” Pien was haar vriendinnetje, Piens moeder was gescheiden en had een nieuwe man ontmoet.

Marte glimlachte. Zij ook. Zij had ook een nieuwe man ontmoet. Zonder te zoeken, zomaar gevonden! Een man die begreep hoe zwaar het leven kon zijn. Tegen wie ze nog wel over Ton mocht praten. Hij wilde immers zelf ook nog graag over Emiel praten, had hij gezegd. Ook zijn moeder vond dat hij er maar over op moest houden, maar hij vermoedde dat hij het verdriet zijn hele leven met zich mee zou dragen en dat hij elke dag wel over Emiel wilde praten. En daar had Marte dus begrip voor. Juist doordat ze allebei zoiets afschuwelijks hadden meegemaakt, kon het haast niet anders dan dat ze elkaar haarfijn zouden aanvoelen.

Oké, het was beslist een groot verschil of je je man verloor of je kind. Dat laatste was zo onnatuurlijk en veel moeilijker te accepteren. Als ouder verwachtte je immers dat jij als eerste zou gaan, niet dat jij je kind zou overleven. Je had toekomstplannen in gedachten voor je kind en die waren in een klap weg. Maar ook Marte had toekomstplannen gehad met Ton: lang en gelukkig samen zijn. Ook haar hele leven was op die ene dag veranderd van een gelukkig bestaan in een groot, zwart gat. Al had ze gemerkt dat het toch waar was: tijd heelt alle wonden. Het verdriet was niet meer zo intens als toen, de pijn werd zachter, het gemis kleiner, maar het verdriet en het gemis waren er nog wel.

Er was nog een verschil met Huibs situatie, bedacht ze. Het leek Marte logisch dat hij over zijn kind wilde praten, eventueel zelfs de rest van zijn leven. Maar als zij zo veel over Ton zou praten, kon Huib weleens denken dat ze Ton liever had dan hem en dat Huib altijd op de tweede plaats zou staan. Dat gevoel mocht ze hem beslist niet geven, wilde hun relatie bestaansrecht hebben. Als ze over Ton praatte, dan moest het niet zijn op een klaaglijke toon, omdat ze hem miste, maar gewoon als haar eerste man en de vader van de kinderen. Ze hoopte dat haar dat lukte, want ze vond Huib veel te leuk en bleef zich erover verbazen dat ze hem tegen het lijf gelopen was.

Ze glimlachte bij de woordspeling, want dat was dus letterlijk gebeurd.

Het verbaasde haar ook dat haar ouders nog steeds niets aan haar gemerkt hadden. Drie keer was ze van pilates thuisgekomen met glanzende ogen en rode wangen. Anders dan al die keren daarvoor. Toch hadden ze niets gevraagd, en haar ook niet onderzoekend aangekeken. Misschien dachten ze wel dat het door de les zelf kwam. Pilates was immers een soort yoga, erop gericht dat haar lichaam en haar geest in evenwicht kwamen, rustiger werden. Ze glimlachte. Alleen

Heleen wist het. Zij was haar beste vriendin. Haar had ze het nog diezelfde week verteld. Niet omdat Heleen ook op pilates zat en zich af zou vragen waar Marte telkens bleef, nee, gewoon omdat ze het iemand móést vertellen. “Ik snap niet, Heleen, wat hij met me doet, maar ik ben gewoon in de wolken. Het is alsof ik vleugels heb gekregen. Hij is zo…”

Heleen had gelachen, maar het was een warme, meelevende lach. “Wat heerlijk voor je. Je bent nu alweer zo lang alleen. Ik gun het je van harte! En als ik iets voor je kan doen, zeg je het maar.” Ja, Heleen had er alle begrip voor, maar Marte vroeg zich af of haar ouders dat ook zouden hebben en daarom had ze nog niets gezegd. Ze moesten echter eens weten! Dat ze achter hun rug om een man ontmoette! Maar vanaf nu zou dat niet meer gebeuren. Vanaf nu zou hij bij haar thuis komen. Ze was ook erg benieuwd naar hoe hij woonde. Ze wist nog niet hoe ze daarachter kon komen zonder de kinderen mee te nemen, maar dat was van later zorg.

Eerst Huib nog beter leren kennen, eerst zeker weten of ze écht met hem verder wilde. Hoewel…eigenlijk twijfelde ze daar al niet meer aan!

Ze zette de kopjes die ze net had afgewassen in het keukenkastje. Vanuit de huiskamer, die aan de keuken grensde, kwamen pruttelgeluidjes. Marte glimlachte. Als was Feiko al drie, hij praatte nog niet echt veel. Het leek of hij er de moeite niet voor overhad om woorden te leren en ze duidelijk uit te spreken. Op het consultatiebureau hadden ze gezegd dat dat wel vaker voorkwam bij het zoveelste kind in een gezin. De oudere broers en zusjes begrepen zo’n kind al snel en vaak vlogen ze ook voor hem, omdat ze het vertederend vonden als hij alleen maar halve woorden zei. Lui, noemden ze dat. Toch was Feiko bepaald niet lui. Hij kon zelfs vreselijk actief zijn en soms had ze haar handen vol aan hem, maar vanmorgen was hij al een hele poos rustig met de grote legoblokken op de vloer aan het spelen.

Ze pakte een sinaasappel van de schaal en perste die voor hem uit. Voor zichzelf schonk ze koffie in. Met de twee bekers liep ze naar de kamer en ging ze aan de tafel zitten.

“Mam, mam, kij!” riep Feiko enthousiast toen hij haar zag.

“Toto.”

“Auto,” verbeterde ze hem haast automatisch. “Je hebt een prachtige auto gemaakt, jongen. Echt knap.”

Feiko glunderde en kwam op haar af. Hij wist dat ze drinken voor hem had en daar had hij wel zin in. Tegelijkertijd ging de telefoon. “Oef, even wachten, jongen.” Marte nam de hoorn op en zei haar naam.

“Hoi, lieve vrouw, met Huib.”

Ze voelde dat ze direct kleurde en was blij dat alleen Feiko thuis was.

“Hallo, leuk dat je belt.”

“Ik moest even zeggen dat ik het gisteravond erg fijn vond. Het is echt heerlijk om met jou te praten, zelfs over trieste dingen.”

“Ik ben ook erg blij dat je het verteld hebt en als je wilt, mag je er altijd over praten.”

“Dat vermoeden had ik al en dat maakt het contact met jou extra fijn.”

“Misschien wil je me zelfs wel een keer foto’s van Emiel laten zien,” stelde ze toch wat aarzelend voor.

“Wil je dat? O, graag, natuurlijk. Heel graag.”

Ze zuchtte opgelucht. Gelukkig, dat was een goed voorstel geweest.

“De eerste keer dat we elkaar weer ontmoeten, heb ik ze bij me,” zei hij. “Maar om eerlijk te zijn bel ik voor wat anders.”

“O?”

“Mam, dikke!” Feiko trok aan haar hand, die in haar schoot lag.

“Ah, je bent niet alleen,” lachte Huib.

“We zouden juist iets gaan drinken en daar wacht hij op.”

“Dus ik stoor.”

“Tja, mij niet,” zei Marte, “maar Feiko wel.”

“Zal ik over tien minuten terugbellen?”

“Ben je gek. Hij moet maar leren dat niet altijd alles precies volgens plan verloopt. Wat is er? Waarvoor bel je?”

“Nou, ik zat nog wat te denken over het feit dat Luka zo graag een nieuwe broek en schoenen wil. Je zei dat hij haast niet meer buiten speelde en ik dacht: misschien voelt hij zich rot omdat hij niet de zogenaamde goede kleren draagt. Dat betekent dan dat het echt heel erg belangrijk voor hem is.”

“Daar lijkt het wel op, ja, maar hij zal toch moe…”

“Wacht even. Laat me eerst uitpraten, want ik weet misschien een mogelijkheid voor Luka om aan wat geld te komen, zodat hij zelf nieuwe kleren kan kopen.”

“O ja?” Marte ging rechtop zitten. Waar doelde Huib op? Het klonk in elk geval erg interessant.

Feiko begon tegen te sputteren. Marte trok hem met een hand op schoot en hij greep meteen met twee handen zijn bekertje beet. Ze wilde hem nog tegenhouden, maar kon niet voorkomen dat het sinaasappelsap over de rand klotste. Ze zei niets, maar zuchtte inwendig. Gelukkig was het meeste op de tafel terechtgekomen, maar ze zag ook spatjes op zijn mooie blauwe broekje.

“Ja, ik kan een kleine folderwijk voor hem versieren.”

“Folderwijk?”

“Dat is wat anders dan een krantenwijk. Niet ‘s morgens vroeg en ook niet elke dag, maar twee keer in de week, op dinsdag- en op vrijdagmiddag. Een uur tot anderhalf uur. Hij kan er tien tot vijftien euro mee verdienen. Het ligt eraan hoeveel folders er zijn. Dat varieert per week.”

“Tien tot vijftien euro? Dat is een vermogen voor hem.”

“Dat dacht ik al. Een paar weken werken en hij heeft een broek – of eh…zijn die erg duur? Merkbroeken?”

“Die zijn erg duur, ja, maar dat geeft toch niet? Huib, dit klinkt geweldig. Wat zal hij dat fantastisch vinden.”

“Denk je?”

“Dat denk ik wel. Hij is nooit te beroerd om iets te doen en als hij dit voor zichzelf doet, voor nieuwe kleren. Sjonge, wat een leuk idee. Hoe kom je daarop?” Maar opeens betrok haar gezicht en ze onderbrak hem midden in zijn antwoord.

“Huib, het kan niet. Ik krijg immers een uitkering. Volgens mij is Luka nog te jong om te verdienen. Dan komt het natuurlijk op mijn naam en ik moet een deel inleveren van wat ik verdien.”

“Dat had ik al bedacht.” Hij grinnikte zacht. “Daarom moet het ook tussen ons blijven. Bij mij in de straat worden de folders altijd door een heel gezin rondgebracht. De ene week zie ik de vader, de andere week de moeder, dan weer een van hun kinderen. Ik ken die mensen wel en heb hen vanmorgen gebeld of zij ook iets voor mij wisten. Ik heb jouw naam niet genoemd. Ze zeiden dat ze graag een paar straten wilden afgeven, want ze hadden gewoon te veel. Ze konden het amper nog aan. Ik geloof dat het hun enige bron van inkomsten is en ze hebben dus alles aangepakt wat ze krijgen konden. Maar als ik, zo zei ze dus, een paar straten van haar over wilde nemen, zou ze dat geweldig vinden.”

“Maar dan nog? Het levert geld op en dat kan in mijn situatie niet.”

“Ik heb haar gezegd dat het niet voor mij was, maar voor een kleine jongen, die zijn werk zeker heel serieus zou nemen. Ik heb ook gezegd dat die jongen wel zwart betaald wilde hebben en toen kwam ze met dit voorstel. Het is zo’n drie minuten fietsen bij jou vandaan, de eerste straat. Dus vlakbij, maar niet in je eigen straat. Zij betalen hem contant, maar het blijven wel hun straten. Ik vermoed dat zij er meer voor krijgen dan ze Luka bieden, dus zo heeft iedereen er voordeel van.”

“Huib, het is te gek voor woorden. Ik kan het gewoon niet geloven. Wat zal hij blij zijn. Zeg maar dat hij het doet!”

“Zonder met hem te overleggen?”

“Ja, als hij toch niet wil, doe ik het zelf wel. Voor mij is tien euro extra per week ook een boel geld.” In gedachten zag ze haar koffiezetapparaat dat zo oud was en de wasmachine, die misschien kapot zou gaan…

“En ik kan immers Feiko gewoon meenemen. Of eh…schaam jij je dan voor mij!”

“Marte, natuurlijk niet! Ik weet ook wel dat alles steeds duurder wordt en dat jij het al helemaal niet ruim hebt. Maar ik hoop dat Luka het wil doen. Je moet hem goed duidelijk maken dat hij moet zeggen dat hij het voor een ander doet, om die ander te helpen. Hij doet het niet voor jou. Begrijp je?”

“Ja, ik begrijp het. Huib, ontzettend bedankt. Wat lief van je dat je de moeite genomen hebt om Luka te helpen.”

“Graag gedaan, hoor. Zeg…” voegde hij aarzelend toe.

“Ja?”

“Kun je zondagmiddag niet met de kinderen in het park gaan wandelen? De eendjes voeren of zo.”

“Waarom?”

Hij lachte. “Ik heb zo’n zin om je te zien en ik wil die kinderen van jou ook weleens zien. Als ik dan toevallig ook in het park wandel…”

Lachend en met glanzende ogen legde Marte even later de hoorn weer neer. Ze tilde Feiko op en nam hem mee naar de keuken, waar ze hem zijn broek uittrok. Sinaasappelsap kon vervelende vlekken maken, maar haar dag kon niet meer stuk!

§

Meneer Koopman keek op zijn horloge. Gelukkig. Over tien minuten was de les afgelopen en begon het weekend. Hij verlangde ernaar om met pensioen te gaan. Hij was nu al zo veel jaren leraar, hij had er eigenlijk zijn buik behoorlijk vol van. Elk jaar opnieuw een groep kinderen en allemaal even luidruchtig. Hij was blij dat hij er de wind wat onder had, want anders was het helemaal niet vol te houden. “Ja, stoppen jullie maar. Kleurpotloden opruimen en tekening inleveren en tegelijkertijd je topografietoets bij mij ophalen en daarna rustig gaan zitten tot de bel gaat. Het weekend begint zo. Ik wens jullie alvast veel plezier, en ik wil géén gegil als de bel gaat.” Hij keek streng om zich heen en de kinderen hadden door dat ze hem maar beter konden gehoorzamen.

Hij had duidelijk weer zo’n bui van dat alles hem te veel was.

Zacht ruimden ze hun kleurpotloden op. Zelfs Julian knalde niet met het deksel van zijn kleurdoos. Vervolgens liep de een na de ander naar meester toe. Ook Luka bracht zijn tekening. Hij wachtte geduldig tot meester zijn toets tevoorschijn haalde, maar toen hij hem aanreikte, pakte Luka hem niet aan. Met ontzetting keek hij naar de grote nul die met een dikke viltstift boven aan het papier gezet was. Boven op de nul die er eerst al stond. “Ik heb alles goed!” protesteerde hij. “Ik wil geen nul.”

“Pak aan en ga zitten,” zei meester streng.

Luka greep het papier en haastte zich terug naar zijn plek.

Hij voelde de tranen komen en dat wilde hij niet. Als Cindy het weer zag, begon de hele klas te lachen. Hoewel, vanmiddag durfde ze er misschien niets van te zeggen, omdat meester in een kwade bui was.

Een nul, een nul. Hij wilde geen nul. Hij had ook helemaal geen nul verdiend! Hij sloeg zijn armen over elkaar, zoals meester van hem verwachtte en keek ondertussen naar het papier dat voor hem lag. Hij zag uitsluitend krullen. Alle antwoorden waren goed. Er hoorde een één voor de nul te staan, want hij had een tien. Onverwachts voelde hij een kin op zijn rechterschouder. Hij hoorde de ademhaling van Julian en hij wist dat de jongen over zijn schouder naar de test keek. “Ha, een nul,” fluisterde Julian. “Dat is tenminste iets. Dat is het begin van een mobielnummer. Nou de rest nog, joh!”

Luka kreeg een rood hoofd van woede, maar hij beheerste zich en bleef zitten.

“Wat gebeurt daar?” Meester keek van Luka naar Julian, maar ze zeiden geen van beiden iets. Op hetzelfde moment ging de bel en alle kinderen stonden op. Er werd zo rustig mogelijk met de stoelen over de vloer geschoven, want ze wisten dat ze na konden blijven als ze nu te veel lawaai zouden maken.

Ook Luka stond op, maar meester hield hem tegen. “Zitten, jij, Luka.”

Julian liep de klas uit en al zag Luka hem niet op de gang, omdat hij de andere kant opkeek, hij wist dat Julian voor het gangraam stond en hem voor gek zette. Hij hoorde kinderen lachen, Cindy’s heldere lach kwam boven alles uit.

“Wat was jij van plan?” Meneer Koopman stond op en sloot de deur. Hij draaide zich naar Luka om en keek hem kwaad aan.

“Hoe bedoelt u, meneer?”

“Wou jij weggaan?”

“Ja, meneer. De bel ging.”

“Maar niet voor jou. Met een nul kun je niet van deze school af, dus je zult er iets aan moeten doen. Geef me je mobiele telefoon en ik maak er een tien van, want je had inderdaad geen fout.”

“Ik heb geen mobiele telefoon.”

“Van wie was die dan? Ik hoorde hem toch duidelijk?”

Luka haalde zijn schouders op. “Niet van mij.”

“Normaal krijgt een leerling huiswerk als straf, maar dat hoef ik jou niet te geven,” zei meester. “Je kent de Europese hoofdsteden blijkbaar al. Je maakt maar ouderwetse strafregels. Pak je schrift en schrijf op ‘Ik mag mijn mobiele telefoon niet aan hebben in de klas’.”

“Ik heb geen mobiele telefoon,” hield Luka vol. Het huilen stond hem nader dan het lachen, maar hij vond dit zo gemeen, dat hij er moed uit putte om tegen te stribbelen.

“Schrijf op wat ik gezegd heb!” Meester kwam dreigend op hem af.

Snel haalde Luka een schrift tevoorschijn en schreef de regel op. Meester zag er zo woedend uit, dat hij er bang van werd. Meester had weliswaar nog nooit iemand geslagen, maar Luka wist niet of dat zo zou blijven.

Meneer Koopman keek toe en controleerde de opgeschreven zin. “Goed. En nu schrijf je die zin honderd keer over. Ik blijf hier nog wel even. Ik heb nog wat dingen te doen. Ik kom zo terug.”

Meester beende de klas uit en Luka keek hem perplex na.

Moest hij dit nu honderd keer overschrijven? Maar dat kon helemaal niet. Hij moest naar huis. Zijn moeder zat op hem te wachten. Ze had een leuk werkje voor hem, had ze hem tussen de middag verteld. Hij moest folders rondbrengen en hij zou er geld mee verdienen. De folders zouden vanmiddag bij hen thuis bezorgd worden en hij moest meteen thuiskomen uit school. Hij was zo uitgelaten geweest, toen ze het hem vertelde. Hij vond het geweldig. Tien euro per week in elk geval. Hoeveel weken moest hij werken voordat hij een broek kon kopen? Hij was zo blij, zo gelukkig. Hij vond het zo lief van zijn moeder, maar hij had wel moeten beloven dat hij het elke dinsdag en vrijdag zou doen. Het was zijn werk.

En nu mocht hij niet naar huis?

Hij merkte dat de angst in zijn binnenste verdween en plaatsmaakte voor grote woede. Hij pakte zijn pen en schreef ‘Ik heb geen mobieltje’. Deze zin was een stuk korter en bovendien was het waar. Hij schreef zo snel mogelijk een hele bladzijde vol en nog een.

Hij moest en wilde naar huis. Hij zou juist aan een volgende bladzijde beginnen, toen meester weer terugkwam.

“Ben je nog niet klaar?”

“Nee, meneer.”

“Dan doe je de rest thuis maar. Ik wil weg en hoewel ik jou het liefst hier voor het hele weekend opsluit, zal ik dat toch maar niet doen. Niet om jou een plezier te doen, alleen maar om zelf geen problemen te krijgen. Nou, wegwezen en volgende week wil ik honderd regels zien.”

Luka greep zijn rugtas, stopte het schrift en zijn toets erin en rende de klas uit.

Op het schoolplein stonden ze op hem te wachten. Julian en Pim en Karsten en Cindy en nog een paar. Hij zag ze meteen. Hij had ze ook verwacht. Ze hoefden immers niet meteen naar huis. Hun moeders waren er niet en kwamen er toch niet achter hoe laat ze thuiskwamen. Luka haalde diep adem. Niet huilen, dacht hij. Ik heb een baantje, dacht hij.

Ik ga geld verdienen, dacht hij. Hij hief zijn hoofd op om te laten zien dat hij niet bang was, maar het hart klopte hem in de keel. De vorige keer hadden ze net zo lang aan zijn jack getrokken tot hij languit in de modder gevallen was. Wat stond hem nu te wachten?

“Wat moet dat nog hier?” bulderde opeens meneer Koopman achter hem.

Luka schrok van de voor hem onverwachte stem, maar tot zijn verrassing zag hij dat iedereen wegrende en door de grote poort de straat op stoof. Dat gaf Luka de gelegenheid om snel om de school heen te lopen en door het zijpoortje het plein te verlaten. Via een paar omwegen kwam hij uiteindelijk toch thuis. Hij hijgde van het rennen.

“Jongen, waar kom je vandaan? Wat is er gebeurd?” riep zijn moeder uit.

“We moesten nablijven,” zei Luka. “Zijn dat de folders? Ik kom zo.” Hij rende naar boven, naar het kamertje van Feiko en hem. Haalde de toets uit zijn tas, pakte een rode stift en zette met een fel gebaar een dikke één voor de nul. Daarna stopte hij de toets weer in zijn tas. Het ging hem te ver om hem trots aan zijn moeder te laten zien, maar naar die nul wilde hij nooit meer kijken.