“Dag allemaal. Ik ben juf Els. Meneer Koopman is ziek en ik kom hem vervangen.”
Er klonk een gejuich op uit de klas en Els keek onderzoekend de klas rond. Waren ze echt zo blij dat hun meester ziek was of was dit de normale reactie van kinderen, die weleens wat anders wilden? In elk geval was het duidelijk dat ze haar meteen begonnen uit te testen, want ze hielden niet meer op. Els zag een jongen opstaan en door de klas lopen. Een ander begon propjes te schieten met een elastiekje en weer een ander begon met zijn telefoon te spelen. Ze bleef een paar minuten rustig zitten wachten, maar de klas lette totaal niet meer op haar. Slechts een enkeling bleef kalm, maar de meeste kinderen waren met elkaar in gesprek, hadden plezier en maakten herrie.
Ze stond op en pakte demonstratief haar tas van de vloer. “Ik denk,” zei ze met luide stem, “dat ik in het verkeerde klaslokaal ben terechtgekomen. Ze hadden me verteld dat meester Koopman groep 8 had, maar ik geloof dat ik per ongeluk bij groep 1 naar binnen ben gestapt.” Ze maakte duidelijk aanstalten om te vertrekken.
Haar opmerking had echter resultaat. Ze vonden de belediging te groot. De meesten gingen zitten en keken haar nieuwsgierig aan.
Els keek naar de jongen die als eerste was opgestaan. “Of?” vroeg ze hem. “Is dit toch groep 8?”
Julian keek terug. Hij zei niets. Hun blikken ontmoetten elkaar en hij was niet van plan als eerste weg te kijken. Maar Els ook niet en zij was degene die won.
“Toch wel,” zei hij uiteindelijk en voelde zich afgaan, maar tegen haar kon hij niet op. Ze straalde iets uit, waartegen hij zich niet wist te verzetten. Ze had duidelijk macht over hem als ze dat wilde. Haar ogen zeiden genoeg.
Els ging weer zitten en had het vermoeden dat ze de populairste jongen van de klas meteen te pakken had en dat was natuurlijk prettig. Ze was normaal gesproken niet zo dominant, maar het voelde goed aan dat ze dit gewonnen had. Meneer Koopman had gezegd dat het een moeilijke klas was, hij was niet voor niets overspannen. Het zou haar moeite kosten de klas onder de duim te houden, had hij verteld. Misschien had ze in een keer succes? Ze hoopte het, want ze hield ervan om het gezellig te hebben in de klas.
Ze hield van kinderen, maar wilde ze vooral iets leren en ze zeker niet voortdurend op de kop zitten. Ze ging weer zitten en keek opnieuw de hele klas rond. “Ik ben dus juf Els. Hoe jullie allemaal heten, weet ik nog niet, maar daar kom ik wel achter. Het lijkt me leuk als we eerst eens met elkaar praten, zodat we elkaar wat beter leren kennen. Wat vinden jullie een leuk onderwerp om over te praten?”
Niemand zei iets, maar Els had ook niet anders verwacht.
“Ik heb een paar onderwerpen in gedachten. Jullie mogen er eentje uitkiezen. Huisdieren, mobiele telefoons, de regering, het milieu. Welk onderwerp wordt het?”
Nog steeds zei niemand iets. Het leek wel alsof de jongen, die voor de stoere jongen zat, iets wilde zeggen, maar hij durfde blijkbaar niet. Els keek de stoere jongen aan. “Hoe heet jij?”
“Julian.”
“Julian, waar zou jij over willen praten en waarom?”
Julian ging er eens voor zitten. Hij vond het toch wel leuk dat hij als eerste gevraagd werd. Hij glunderde. Hij wist wel dat hij deze juf om zijn vingers kon winden, ze had in elk geval meteen door wie de populairste jongen van de klas was, hij dus! “Niet over de regering. Mijn vader moppert er elke dag op, dat vind ik geen leuk onderwerp. Het milieu kan me gestolen worden. Wat kan mij het schelen of er straks nog ijsberen zijn. Mijn hond is ziek, dus blijft over: mobieltjes.”
Hij keek triomfantelijk om zich heen. Hij vond dat hij een prima antwoord had gegeven. De anderen lachten naar hem en dat gaf Julian een nog beter gevoel.
“We kunnen het ook combineren,” zei Els. “Als je hond ziek is, kun je mooi met je mobiele telefoon de dierenarts bellen. Of niet soms?”
Luka ging rechtop zitten. Dit vond hij een goed antwoord.
Het werd namelijk echt de hoogste tijd dat er iets met Julians hond ging gebeuren. “Hij loopt al weken kreupel,” flapte Luka eruit.
“Al weken?” Els keek geschokt. “Maar Julian, waarom heb je daar nog niets aan gedaan?”
Julian kreeg een rood hoofd, maar zijn blik bleef uit de hoogte. “Mijn vader vindt dat we ons geld wel beter kunnen besteden.”
“Wat gemeen!” zei Laura spontaan.
Julian keek kwaad opzij. “Hou je kop, ja. Koop jij eerst maar eens leuke kleren. Dan pas kun je meepraten.”
Els had in een klap door dat er een tweestrijd in de klas heerste. Dat er kinderen waren die gepest werden om hun kleren en dat er kinderen waren die wel de kleren hadden die zogenaamd de juiste waren.
“Wat mankeert er aan haar kleren?” vroeg Els. “Hoe heet je trouwens?”
“Laura, juf.”
“Oké. Wat mankeert er aan Laura’s kleren?”
“Zeg, we zouden het over mobieltjes hebben,” protesteerde Julian. “Ik mocht toch kiezen?” Hij keek haar fel aan.
“Julian, je hebt gelijk, maar een mobiele telefoon is een ding. Een hond is een dier. Een ding kan geen pijn lijden, een hond wel. Dat mag niet, weet je. Dat is verboden bij de wet. En weet je wat ook verboden is? Discriminatie.”
“Discriwat?” riep Julian perplex uit.
“Als je dat woord nog niet kent, hoor je niet in groep 8 te zitten.”
Julian werd woest. Hij kwam overeind en keek haar woedend aan. Als blikken konden doden… “U hebt hier niets te zeggen. U bent maar invalster. Ik ben de stoerste jongen uit de klas en iedereen wil dezelfde kleren als ik.” Hij voelde zich enorm aangevallen en was als de dood dat hij af zou gaan.
“Ga zitten,” zei Els zacht.
Julian gehoorzaamde ogenblikkelijk.
“Pakken jullie maar een papier. We gaan het anders doen. Schrijf de volgende twee woorden over van het bord en ga dan maar uitzoeken wat ze betekenen. Er liggen woordenboeken in de klas, maar misschien heb je die niet nodig en weet je het zo ook wel.” Ze draaide zich om en schreef op het bord ‘discriminatie’ en ‘tolerantie’.
De kinderen keken naar de woorden en toen naar Julian.
Els begreep dat het van zijn reactie afhing of de anderen wat met de woorden gingen doen. Hij had het duidelijk goed voor elkaar. Hij was de aanvoerder. Ze wilde hem dat niet afnemen. Ze wilde hem zeker niet echt af laten gaan, maar hij moest wel weten dat het leven uit meer bestond dan alleen maar de baas spelen over anderen en bepalen wie wel en wie niet de juiste kleren aanhad. Ze keek hem dwingend aan en opnieuw wist Julian dat hij zou verliezen.
Hij pakte een papier en schreef de woorden over. Els zuchtte inwendig van opluchting. Ze zag de andere kinderen ook pen en papier pakken. Luka begon een verhaal te schrijven.
Een meisje haalde een woordenboek op. Sommigen begonnen met elkaar te praten, maar op gedempte toon.
Na een kwartier vroeg Els wie van de leerlingen wilde uitleggen wat de woorden betekenden. Een tiental kinderen stak hun vinger op. Julian niet. Ze zou hem dan ook met rust laten om hem een eventuele afgang te besparen. “Jij. Hoe heet jij?”
“Karsten.”
“Karsten, wat is discriminatie?”
“Dat iemand er niet echt bij hoort als hij niet genoeg merkkleren heeft.”
Het antwoord deed Els pijn, want ze vermoedde dat het op hem zelf sloeg. Ze begreep niet dat meneer Koopman het zo ver had kunnen laten komen. Dat hij dat niet had opgemerkt.
Of interesseerde het hem niet meer? Ze knikte. “Dat is een goed antwoord. En tolerantie?”
“Dat je er wel bij mag horen, al heb je maar één merkbroek.”
“Je hebt het uitstekend verwoord. Kort maar krachtig. Zijn er kinderen die een ander antwoord hebben?”
Luka stak zijn vinger op.
“Hoe heet jij?”
“Luka. Ik vind het discriminatie dat een hond niet naar de dierenarts mag en een mens wel naar de dokter.”
“Bemoei je met je eigen zaken,” zei Julian kwaad. Hij gaf Luka een por in zijn rug.
Luka draaide zich net zo kwaad om. Door deze juf had hij moed gekregen. “Het is dierenmishandeling,” zei hij luid.
“Als je van een dier houdt, mag het ook geld kosten.”
Els begreep dat dit op ruzie zou uitlopen.
“Luka, je hebt zelf al antwoord gegeven. Dit is geen discriminatie, maar dierenmishandeling.”
Julian begon weer te glunderen. “Je hebt het fout,” siste hij.
“Laat ik het zo zeggen,” zei Els. “Niemand kan meer geld uitgeven dan hij of zij heeft. Als je geen geld hebt om twee merkbroeken te kopen, is dat misschien jammer, maar het is zo. Daarom kan zo iemand nog best een leuke jongen of een leuk meisje zijn! Of iemand stoer of leuk is, heeft niets met kleren te maken. Verder weet ik uit eigen ervaring dat een bezoek aan de dierenarts duur kan zijn. Als daar geen geld voor is, is dat ook vreselijk jammer voor het dier, maar daar kun je iemand niet op aankijken. Tegenwoordig is alles zo duur, dat we tolerant moeten zijn – zelfs als iemand niet naar de dierenarts gaat.”
“Maar Julian heeft best geld,” riep Luka uit.
“Luka, Julian en zijn ouders mogen zelf weten waar ze hun geld aan uitgeven.”
Julian gaf Luka opnieuw een por. “Hoor je dat?” zei hij stralend.
“En Julian, de ouders van Laura mogen ook zelf weten waar ze hun geld aan uitgeven. Dus jij hebt het recht niet om haar om haar kleren aan te vallen.”
Julians gezicht betrok. Hij werd gepakt op zijn eigen woorden. Daar had hij niet op gerekend. “We zouden het over mobieltjes hebben,” zei hij nors.
“Je hebt gelijk,” zei Els. “Laat die van jou eens zien. Wat voor merk heb je en wat kun je er allemaal mee doen?” Ze vond dat er nu wel genoeg gezegd was. De woorden moesten eerst maar eens doordringen. Ze zou deze klas een aantal weken hebben. Als het nodig was, kon ze hen nog genoeg wijzen op hun gedrag.
Julian was helemaal overdonderd door dit verzoek. Hij keek de juf verrast aan, haalde toen enthousiast zijn telefoon tevoorschijn. “Ik vind het zelf ook wel erg dat ik niet naar de dierenarts mag,” zei hij zacht, “want ik hou best van mijn hond en dit is mijn telefoon. Ik heb er zelfs internet op!” Hij hervond zich snel en liet het toestel stralend aan Els zien.
§
Vrijdagmiddag was Luka weer druk bezig met zijn folders.
Hij voelde zich een stuk opgewekter dan de afgelopen weken. Het was al leuk dat Laura meer tegen hem durfde te zeggen op school – en hij tegen haar. Nu ze echter een nieuwe juf hadden, was het helemaal weer leuk op school. Ze lette heel goed op of er gepest werd en dat had ze haarfijn door. Zodra de stemming een beetje omsloeg, wist ze dat er weer iets gebeurd was. En steeds opnieuw had ze het over onderwerpen als discriminatie, tolerantie of over alle nieuwe maatregelen van de regering, waardoor veel gezinnen de broekriem aan moesten trekken, zoals ze dat genoemd had.
Luka vond het heel interessant. Hij begreep nu ook opeens waarom ze thuis niet veel geld konden uitgeven aan extra dingen en hij had gemerkt dat er best meer kinderen bij hem in de klas waren met hetzelfde probleem. Alleen had nooit iemand dat hardop durven zeggen. Toch deed Julian nog steeds pogingen om stoer te zijn en de baas over iedereen te spelen, al waren meestal de scherpe kantjes er wat van af. Het was duidelijk dat hij begreep dat hij deze juf niet zo om zijn vingers kon winden als hij meneer Koopman had gedaan.
Luka had zich voorgenomen om zo meteen aan te bellen als hij bij Julians huis was. Hij had uiteindelijk besloten dat hij zijn geld aan hem zou aanbieden voor de hond. Luka had inmiddels zo’n medelijden met het dier. Het leek er wel op dat de hond minder pijn had tegenwoordig, maar lopen kon hij bijna helemaal niet meer.
Op de hoek van de straat zag hij Julian opeens staan. Met Rob, de hond. Luka liep direct op hem af. “Hoi,” zei hij vrolijk. Hij bukte zich en aaide Rob over de kop. “Hoe is het?” vroeg hij zacht.
“Dacht je nou echt dat hij antwoord gaf,” zei Julian smalend.
“Nee, maar hij vindt het wel leuk als je vriendelijk tegen hem bent.”
“Vertel mij wat. Nou, geef mij die folders voor mijn moeder, dat scheelt je weer een deur en rot verder maar op.”
Luka bleef echter staan. “Julian,” zei hij moedig. Hij was erop voorbereid dat hij uitgelachen zou worden, maar dat had hij voor Rob wel over. “Ik heb nu al aardig wat geld verdiend met die folders.”
“Mooi zo, dan kun je nu een mobiel gaan kopen.”
“Die hoef ik niet. Ik wilde er wat anders mee doen.”
Julian keek hem opeens geïnteresseerd aan. “Wat is er nou mooier dan een mobiel?”
“Een hond die niet kreupel is,” zei Luka plompverloren.
Julians ogen schoten vuur. “Begin je weer? Je zou je er buiten houden. Het gaat jou niets aan hoe mijn ouders hun geld uitgeven.”
“En het gaat jou niets aan hoe ik mijn geld uitgeef,” zei Luka net zo venijnig terug. “En ik wilde het voor Rob uitgeven aan de dierenarts.”
Julians mond viel open. Even wist hij niets terug te zeggen, maar toen werd hij zo boos, dat hij Luka een flinke duw gaf.
Die viel met fiets en al om en kwam zo raar terecht, dat zijn hiel tussen de spaken zat.
“Denk je dat wij geld van jou aannemen? Wij hebben jouw geld heus niet nodig, hoor!”
Luka probeerde ondertussen overeind te komen, maar dat lukte niet echt. Het leek wel of zijn voet dubbel zat en het deed behoorlijk pijn.
“Help me eens,” zei hij smekend.
“Ha, dacht je dat nou echt! Stomme armoedzaaier! Jouw geld stinkt en dat hebben wij niet nodig!” Julian trok woest aan de lijn en sleurde de hond mee, die geen poot verzette, maar zich over de straat mee liet slepen. Luka zag het en kreeg tranen in zijn ogen. Hij wist niet zeker of het van zijn eigen pijn was of van de pijn die de hond moest hebben. “Ik bedoel het goed, hoor!” riep Luka hem nog na, maar Julian draaide zich niet meer om.
Beteuterd krabbelde hij ten slotte toch overeind. Gelukkig was er niets stuk, al deed zijn voet goed pijn. Hij was al bijna klaar met de folders. Dat kleine stukje moest nog lukken.
Hij had erop gerekend dat hij uitgelachen zou worden, maar uitgescholden, dat kwam hard aan. Armoedzaaier, had Julian durven zeggen. Wat kon je eraan doen als je weinig geld had? Maar Julian was een dierenmishandelaar en dat deed hij zelf. Dat was Julians eigen schuld en daar was wél wat aan te doen. Hij dacht terug aan de oude vrouw in de stad.
Hij kon de politie bellen, had ze gezegd. Luka voelde er veel voor om dat te doen!
§
“Wat is er met jou?” Marte keek haar zoon onderzoekend aan. “Heb je pijn?”
“Ik ben gevallen, mijn voet doet zeer.”
“Hoe kan dat nou?”
“De fiets was te zwaar. Ik bedoel, ik ging te schuin door de bocht.”
Marte lachte. “Nou ja, als er maar niets kapot is. Moet ik je voet even bekijken?”
“Die zal wel blauw zijn, verder niets. Zeg, mam, is er hier ook een dierenarts in de buurt?”
“Een dierenarts?”
“Ja.”
“Geen idee, Luka, maar je zou in de telefoongids kunnen kijken.” Ze begreep er niets van dat hij nu alweer over een dierenarts begon.
“Hoe werkt dat?” Maar Luka wachtte het antwoord niet af.
Hij wist dat dat boek bij de telefoon lag en haalde het vast op. Zijn moeder was bezig het eten klaar te maken, dus hij moest zichzelf helpen. Toch liep hij met de gids weer terug naar de keuken. Hij belde heus weleens iemand, maar die telefoonnummers stonden in de telefoon voorgeprogrammeerd. Zoals het nummer van oma en opa en andere oma.
Maar uit een telefoonboek had hij nog nooit iemand gebeld.
“Kijk, hier bovenaan staan de plaatsnamen. Dus je moet eerst onze stad opzoeken en dan ga je bij de ‘d’ naar ‘dierenarts’ zoeken,” legde Marte uit.
“Oké.” Hij nam de gids mee naar de huiskamer. Het was misschien belachelijk, maar hij had besloten om toch niet de politie te bellen. Op school klikte hij ook nooit, anders had hij bijvoorbeeld nooit die strafregels hoeven schrijven. Dus buiten school zou hij dat ook niet doen. En als hij de politie belde, werd Julian misschien opgepakt en dat was niet de bedoeling. Tenslotte was Julian, ondanks alles, zijn klasgenoot en die verlinkte je niet.
“Lukt het?”
Luka knikte. “Ik heb hier wel vier dierenartsen, maar ik weet niet welke bij ons in de buurt is.”
“Laat mij dan maar even kijken.” Marte boog zich over de gids. “Die, die woont hier niet ver vandaan.” Ze legde hem uit waar de straat was en dat was inderdaad niet ver.
“Maar wat moet je daar? We hebben toch geen huisdieren of heb jij opeens last van luizen?” Marte lachte en haalde haar hand door Luka’s haar. “Grapje, hoor!” Maar ze keek hem vragend aan.
Luka wist geen goede smoes te bedenken en de waarheid wilde hij ook niet zeggen, want dan zou zijn moeder hem vast tegenhouden.
“Nou?”
Hij haalde zijn schouders op. “De hond van Julian is ziek. Ik wou gaan vragen wat dat kost,” zei hij. Daar was tenslotte geen woord van gelogen.
“Jij?”
“Ja, Julian mag niet naar de dierenarts met de hond, maar het wordt steeds erger. Nu kan hij helemaal niet meer lopen.”
“Dat is zielig, zeg. Help je me even de tafel te dekken? De dierenarts is nu toch dicht, denk ik. Het is al half-zes geweest. Hij moet ook eten!”
Marte haalde borden op en Luka pakte messen en vorken.
“Maar waarom moet jij vragen wat dat kost?” Ze begreep het nog niet.
“Omdat Julian dat niet doet.”
“Het gaat jou toch niets aan?”
Luka knikte, maar was het niet met haar eens, al wilde hij het daar nu niet over hebben, want dan zou hij zichzelf misschien verraden en dan ging zijn plan niet door. Hij liep gauw naar de keuken om de onderzetters voor de pannen op te halen. Gelukkig kwamen Meike en Carijn door de achterdeur naar binnen. Luka hoopte dat het onderwerp nu vergeten kon worden.
Zelf kon hij het echter niet vergeten en meteen na het eten trok hij zijn jack aan. “Ik ga nog even buiten spelen.”
“Maak het niet te laat, Luka. Het is al donker!”
Luka zei niets meer. Hij was zenuwachtig en bang dat zijn moeder nog meer vragen zou gaan stellen. Snel ging hij naar buiten. Hij wist dat Julian na het eten nog vaak op straat rondzwierf. Meestal vergezeld van zijn hond. Dat wil zeggen, de hond lag ergens in een hoekje. Met de riem vastgemaakt aan een regenpijp of iets anders, zodat Julian zijn handen vrij had. Luka liep zo onopvallend mogelijk naar Julians straat. Zijn voet deed zeer, maar als hij aan Rob dacht, voelde hij het nauwelijks nog. Julian was nergens te zien.
Verdraaid. Waarom nou? Luka had alle moed bij elkaar verzameld om actie te ondernemen, nu moest Julian wel meewerken!
Opeens zag hij de hond liggen. Verstopt onder een struik, vlak tegen een muurtje aan. Luka keek om zich heen, maar Julian was nergens te zien. Dit was zijn kans. Hij liep op het dier af, maar toen hij zich bukte, hoorde hij geschreeuw.
“Blijf met je poten van mijn hond af!”
Luka schrok. Waar kwam Julian zo snel vandaan? Hij bleef staan en draaide zich om.
“Wat moet je?”
Luka besloot open kaart te spelen. “Hij moet naar de dierenarts. Ik heb het geld bij me.”
“Laat zien.”
Luka greep in zijn zak en haalde er een paar bankbiljetten uit. Julian greep het uit zijn handen en telde het. “Zo, je hebt je best gedaan,” zei hij smalend. “75 euro. Niet mis. Nou, bedankt, daar koop ik een paar telefoonkaarten voor.” Hij stopte het geld in zijn binnenzak.
“Dief!” riep Luka. “Gemene, smerige dief.”
Julian keek hem zwijgend aan, maar met zo’n minachtende blik in de ogen dat Luka het voelde in zijn hart. Waarom moest het toch altijd zo? Waarom kon Julian de baas over hem spelen en werd hij dan weer bang? Waarom toch? “Geef terug dat geld,” zei hij zacht.
“Wat zeg je?” riep Julian spottend. “Ik versta je niet.” Hij bukte zich en tilde de hond op. “Jij blijft van mijn hond af, weet je. Het is mijn hond!”
“Natuurlijk is het jouw hond. Ik wil hem niet eens. Ik wil alleen maar dat hij goed behandeld wordt.”
“Daar heb jij niets mee te maken.”
“Wel waar!” riep Luka uit. “Een hond kan zich niet verweren en daarom moeten mensen voor de dieren opkomen en dat doe ik. Ik betaal er toch zelf voor!”
“Heb je geld dan?” Julian moest zo hard lachen, dat hij bijna niet rechtop kon blijven staan met de grote hond in zijn armen. Opeens veranderde echter zijn gelaatsuitdrukking.
“Het is mijn hond!” siste hij. “Ik zorg er zelf wel voor.” Hij draaide zich om en liep met grote passen weg. Luka rende achter hem aan, greep hem bij de arm. “Mijn geld. Ik wil mijn geld terug!”
Julian draaide zich woest om en gaf Luka zo’n duw dat hij languit op de straat viel, waar hij een moment versuft bleef liggen. Julian lachte en liep, zeulend met Rob, verder.
Luka zag dat hij niet naar zijn eigen huis ging. Hij wilde hem het liefst volgen om te zien wat hij met Rob zou doen, maar hij voelde zich zo ellendig en zijn voet deed zo zeer.
Met moeite strompelde hij terug naar huis, waar hij meteen zijn schoenen uittrok.
“Laat mij eens kijken,” zei Marte.
Tot hun beider schrik was de voet niet alleen blauw, maar ook ontzettend dik geworden.
“Dat betekent dat je morgen niet kunt voetballen, jongen. Je moet maar een poosje rustig met je voet omhoog op de bank gaan zitten.”