Sociale ervaring

De jongen van de foto’s kon elk moment aanbellen. Misschien zou hij zelfs gewoon onze keuken binnenlopen zonder aan te bellen. Hoe minder ik op hem wachtte, hoe sneller hij zou komen. Toch wachtte ik. Ik kon niet anders.

Ik kwam niets meer te weten over de ruzie tussen Ulrike en Pat.

Ulrike bleef vaak in bed liggen tot halverwege de middag. Ik liet haar maar. Soms zelfs als er voor haar werd gebeld.

“Met mevrouw Vanstricht?”

Het was iemand van een enquêtebureau, Florianne, of een andere Franse naam die je op een heel erg Hollandse manier kon uitspreken. Voor het reclamebureau waar Pat als copywriter werkte, had Ulrike ook nog enquêtes afgenomen. Het was dat Pat zo’n hippe collega’s had, anders had niemand haar ooit tot zoiets kunnen overhalen.

“Ja, daar spreekt u mee,” zei ik vriendelijk. Linus lag aan mijn voeten op een pakje zakdoeken te kauwen.

“Ik wilde het even met u hebben over bouillonblokjes,” zei ze. Ik kon niet wachten om volwassen te zijn.

“En de rol die ze spelen in uw huishouden,” ging ze verder. “Mag ik eerst nog even weten hoeveel leden uw gezin telt.”

“Vijf,” zei ik. “Ik en mijn man, en drie kinderen, eentje van vijf maanden, een zoon van twaalf en een dochter van zestien.”

Typisch voor Ulrike om met zichzelf te beginnen, dacht ik zelfvoldaan.

“Een mooi gezin, mevrouw Vanstricht. Maar wel druk, drie kinderen. Veel werk ook. Ik kan me inbeelden dat bouillonblokjes handig zijn. In de keuken bedoel ik.”

“Euh, ja? Ik veronderstel van wel.”

“Zou u kunnen uitdrukken welke rol bouillonblokjes spelen in uw huishouden, op een schaal van één tot vijf?” Jezus, het mens ging er wel voor.

“Waarbij één staat voor totaal verwaarloosbaar en vijf voor zeer belangrijk.”

“Doe maar vier,” zei ik, en na een seconde of twee stilte: “of neen, vijf.” Van die vijf werd Josianne heel erg opgewonden.

Ondertussen was Ulrike naar beneden gekomen. Ze stond vragend te kijken, voelde dat er een Ulrike te veel was in de kamer.

“Dus ik mag hier noteren dat bouillonblokjes een belangrijke tot zeer belangrijke rol spelen in het leven van mevrouw…”

“Vanstricht. Ja, dat mag u.”

Van mij zou Ulrike niet te horen krijgen hoezeer ze afhankelijk was van Knorr voor haar geluk. Het stond ergens genoteerd in Juliannes grote bouillonboek, dat was genoeg. Dat we de volgende maanden zouden worden bestookt met kortingsbonnen voor alles wat kon doorgaan voor een bouillonblokje, was een onschuldig neveneffect.

“Heel erg bedankt voor uw kostbare tijd, mevrouw Vanstricht, en ik wens u nog een prettige voortzetting van de dag.”

Zou ze dat van een blaadje aflezen of kende ze die zin uit het hoofd? Zou ze mensen die maar één of twee hadden gekozen op de schaal van vijf ook een prettige voortzetting van de dag wensen of paste ze haar afscheidsformule aan, afhankelijk van hoe bouillonblokgezind haar gesprekspartner was?

“Wie was het?” vroeg Ulrike toen ik had opgelegd.

“Gewoon, een enquêtebureau, je kent het wel,” zei ik luchtig. Ik nam Linus op mijn heup en liet haar alleen.

“Draag eens een andere broek,” riep ze me na. “Deze flatteert je echt niet.”

Linus sliep ondertussen nog altijd bij mij in bed, zonder dat dat echt was afgesproken. Zijn eigen bedje in zijn eigen kamer was maar voor de vorm. Ik sliep op een tweepersoonsmatras die op de grond lag. Tegen de muur had Linus zijn plekje. Het was er veel gezelliger met hem erbij. Dat hij ‘s-nachts nog vaak wakker werd, was minder erg dan Ulrike ‘s-ochtends te horen uithalen naar iedereen die in haar buurt kwam. Ze kon niet tegen de onderbroken nachten. Aan borstvoeding was ze niet begonnen, daar had ze hele nare herinneringen aan.

“Jullie hebben me leeggezogen,” had ze geantwoord toen ik haar vroeg of borstvoeding niet beter was voor Linus. Ze trok een grappige kop met ingetrokken wangen en grote, holle ogen.

Maarten en ik lachten, maar ik wist dat ze gewoon bang was dat haar borsten zouden gaan hangen.

Ik praatte meer tegen Linus dan tegen Ulrike. Er was tijd zat tijdens onze wandelingen.

Zal ik over tien jaar weten wie ik ben? Volgend jaar? Over twintig jaar?

Is het de moeite waard om daarop te wachten?

Wanneer staat de jongen voor onze deur? Vandaag? Morgen?

Over twintig jaar?

Is het de moeite waard om daarop te wachten?

Als hij wakker was, antwoordde hij: “Areuh. Geueueueuh! Aaaaaaaa!”

Meestal belandden we in het park. Op één bankje zaten altijd verlopen mannen. Ze dronken bier uit blikjes van een halve liter en lalden. Iedereen meed dat bankje, zelfs als de mannen er niet zaten. Ook de hondenbaasjes liet ik links liggen. Ik had het niet zo op honden en ook niet op mensen met een hond. Ze zeiden allemaal ‘Hij doet niets, hoor’ met hetzelfde treiterlachje om hun mond.

Gelukkig was er plaats genoeg in het park. Er waren veel nuchtere mensen zonder hond. Ik ging op een bankje zitten, met Linus in de buggy voor me. Ik werd vluchtig bekeken door anonieme ogen. Het was eens wat anders dan Linus’ onvermoeibare blik. Als hij in slaap viel, was ik alleen met de blikken van de anderen. Ik oefende er in bekeken worden. Ik kon vóélen dat iemand me zat aan te staren. Mijn huid gloeide er helemaal van, zelfs mijn tenen kregen het warm. Ik keek rond en rond tot onze blikken kruisten. Meestal was het geen mooie jonge god en ook geen engerd. Het was vaak een oudere vrouw die bijna elke dag kwam. Soms zat ze helemaal aan het andere eind van het park als ze naar me lachte.

“Shhht,” deed ze dan met haar wijsvinger voor haar mond, als Linus sliep. Daarna legde ze haar wang schuin tegen haar samengevouwen handen.

Ik knikte en glimlachte breed terug, zodat het goed zichtbaar zou zijn tot bij haar bankje. Als Linus wakker was, kwam ze soms een praatje maken. In het park was je leeftijd niet belangrijk: je was vóór alles een parkganger. En ook al zat het er vol vreemde snuiters, toch voelde ik me nooit bedreigd. Ik probeerde er verschillende houdingen uit. Uitbundig. Afstandelijk. Vriendelijk. Bazig. Onverschillig. Naïef. Het gaf me iets te doen en ik leerde ervan bij. Als ik de jongen van de foto’s zou ontmoeten, had ik tenminste wat sociale ervaring.