Linus sliep nog één nacht bij mij in bed. Zodra Pat weg was, haalde ik hem uit het spijlenbedje en legde hem naast me. Hij werd er niet wakker van. Ik breide een stuk van de nacht, zittend tegen het hoofdeinde van het bed, tot mijn polsen pijn deden. Daarna ging ik ook liggen en keek naar hem.
Hoe had het zover kunnen komen dat ik met een baby in een hotelbed lag, terwijl zijn ouders – mijn ouders – in de kamer ernaast lagen te slapen? Wat zou er van mij worden als ik hem niet meer bij me had? Ik kroop voorzichtig tegen hem aan en luisterde naar zijn ademhaling. Ik bestudeerde zijn nekhaartjes en snoof zijn geur op. Ik had in hem willen kruipen. Ik ademde met hem mee, legde mijn hand op zijn buikje. Hij bewoog eventjes, gaf een diepe zucht, sliep toen verder. Zo viel ik in slaap, nog één keer naast hem.
∗
De volgende ochtend bespraken we aan de ontbijttafel wat er moest gebeuren. ‘s-Nachts had ik beslist dat ik niet zou meegaan naar huis. Maar eerst moest het over iets anders gaan. Ik wist dat ik er ooit aan moest geloven.
Ulrike vroeg aan Pat om even te gaan wandelen met Linus. Dat was duidelijk van tevoren afgesproken. Ians naam was nog niet één keer gevallen sinds ze er waren.
“Het spijt me, Heide, wat ik deed was fout, ik kan er eigenlijk zelf nog altijd niet bij. Maar je moet me geloven dat het maar één keer gebeurde.”
Ik zei niets.
“Ik weet niet wat me bezielde. Ian kwam zo dicht bij me staan en…het gebeurde gewoon. Op zo’n moment denk je niet aan het leeftijdsverschil.”
“Het ging me ook niet om jullie leeftijd, als je dat dacht,” zei ik.
“Ik weet het, ik weet het, natuurlijk niet.” Ze zocht mijn blik en daarna mijn hand. Ze zocht maar.
“Ik ben niet zo onweerstaanbaar als jij zeker? Maar je mag hem hebben, hij interesseert me niet meer.”
“Ach, Heide, zeg dat nu niet.”
Ulrike wrong zich in allerlei bochten om het goed te maken. Ik kreeg bijna medelijden met haar. Maar ik meende wat ik zei over Ian. Ik wilde hem nooit meer zien. Hij had me meer gekwetst dan hij had kunnen doen als we wel hadden gekust.
Wachten op een kus was alleen maar mooi als je het met z’n tweeën deed. Als je het alleen deed, was het gewoon zielig. Zeker als die ander intussen een aantal volgende stappen zette met iemand anders, je moeder bijvoorbeeld. Ik bekeek hem allang niet meer als slachtoffer.
“Ik weet dat je het nu nog niet snapt, dat kun je ook nog niet. Maar later zul je begrijpen hoe het is om je nog steeds twintig te voelen, zelfs als je al veertig bent. Als iemand van twintig dan je wang in zijn hand neemt alsof je zelf écht nog twintig bent, dan heb je twee mogelijkheden. Of je lacht hem weg en blijft trouw aan je veertigjarige realiteit. Of je legt je eigen hand over de zijne en je wordt wie je in je hoofd en je hart nog bent.”
Ze keerde zich binnenstebuiten.
“Ulrike,” begon ik.
“Onderbreek me niet. Ik wil dit zeggen.”
We dronken allebei van onze koffie terwijl zij nadacht.
“Alleen je lijf verandert echt, neem dat van me aan. Oké, je wordt wat redelijker en je hebt wat meer ervaring, maar verder blijf je altijd diegene die je nu al bent. Die je binnen een paar jaar zult zijn, jij bent nog iets te jong.”
“Dat dacht Ian ook, blijkbaar. Hij is trouwens ook nog maar achttien.”
“Heide, alsjeblieft. Doe niet zo kinderachtig. Ik wil het niet goedpraten, maar luister toch tenminste naar mij. Ik deed het niet om jou te kwetsen, uiteraard niet. En ik ben helemaal niet uit op een relatie met een jongere man, ik heb Pat en het is goed zo.”
“Laten we het er gewoon niet meer over hebben, Ulrike,” zei ik, alsof ik heel erg wijs en bezadigd was.
“Heide, ik wil dat je naar me luistert.” Ze had een boodschap en die zou ze verkondigen, ook al moest ze me ervoor vastbinden.
“Het klinkt ongeloofwaardig, maar het was alsof ik er niet onderuit kon. Alles in de keuken spande samen om ons naar elkaar toe te drijven. Alsof alles wat ervoor gebeurde enkel en alleen naar dat ene moment kón leiden, hoe ik ook reageerde. Zelfs de lichtinval zat in het complot, bij wijze van spreken.”
Ik zag het licht al binnenvallen en zich als een lasso om hen heen winden. Terwijl ik dat dacht, herinnerde ik me het licht plotseling ook. Het was het eerste wat ik zag, nog vóór ik de twee silhouetten zag die erin baadden. Omdat het al naar de avond liep was het zacht licht, maar wel van een ongewone hevigheid, alsof de zon eventjes privé ging.
“Hebben jullie deze zonsondergang besteld,” had ik willen zeggen, tot ik door had dat ik naar mijn eigen ondergang stond te kijken.
“Ik weet het, ik had moeten nadenken, maar dat deed ik niet. Ik liet me gewoon ontvoeren, met mijn ogen dicht.”
Zonde van het licht. Ik had genoeg gehoord. Geen details meer.
“Ulrike, ik wil het echt niet horen.”
Ze zweeg.
“Ian zal zelf ook wel een uitleg klaar hebben, maar ik wil hem niet meer horen of zien. Het feit blijft dat hij jou verkoos boven mij. Daar kan geen enkele uitleg tegenop.”
“En al die dagen die jullie samen doorbrachten? Hij is verknocht aan jou, dat weet ik zeker.”
“Verknocht, ja, houd maar op voor je het allemaal nóg erger maakt.”
Ik had moeten kussen met Ian en niet jij. Dat was alles wat ik te zeggen had.
∗
We dronken een hele kan koffie leeg tijdens het gesprek. Ik goot er veel melk bij, maar toch. Ik dronk nooit koffie.
Bij elke kop verbaasde ik me er meer over dat ze het niet opmerkte.
Helemaal op het einde drong het tot haar door. “Sinds wanneer lust jij koffie?” vroeg ze.