7
Pas op de gang voelt ze hoe boos ze is. Ze stampt de trap af. De vakantie, daar wil iedereen het wel over hebben, verder is die hele beheerscommissie er voor de bühne.
‘Landa!’ Urmilla, één verdieping boven haar. Hijgend komt ze de trap af geschommeld. ‘Ik wilde zo graag nog even vragen hoe het met je dochtertje is.’
‘Prima, ze drinkt goed, ze groeit goed.’ Wat moest je verder nog over je kind zeggen? ‘Sorry dat ik erover begin, maar ik maak me echt zorgen over Smallenburg.’
‘Ach, Smallenburg, dat houden we toch wel in de gaten met elkaar?’ Urmilla maakt een wuivend gebaar voor haar gezicht langs. ‘Heb je een fotootje bij je?’
Landa pakt haar mobiel. Cato in een pakje met zebra’s.
‘Kijk nou toch hoe schattig. En wat lijkt ze op jou.’
‘Het blijft er onrustig. En die nieuwe locatie komt niet van de grond. Is er iets wat ik kan doen om mijn zorgen onder de aandacht te brengen van de gemeente? Er is ons meer groen in de buurt beloofd en nu kijken we tegen een crisisgebouw en een groep onaangepaste lui aan. Nu ik met Cato veel thuis ben, besef ik pas hoe belangrijk een leefbare wijk is.’
‘Ach, meisje, geniet toch een beetje van het leven. Het duurt zo kort. Je hebt een kleintje. Straks kijk je om en dan denk je: hoe kan dat nou zo snel voorbijgevlogen zijn? Dit is de grote stad, problemen zal je altijd houden. Bij Smallenburg gaat het best aardig. Misschien kunnen jullie de buurt wat verfraaien? Samen een opruimdag organiseren, en dan vraag je aan Friso Wouters of hij een paar van zijn cliënten stuurt om te helpen?’
Ze lopen de parkeergarage in. Het is er donker en het ruikt er naar urine. Hoe is ze eigenlijk op het idee gekomen dat met de auto veiliger is dan lopen?
‘Nou, meisje, ik ga hier naar rechts. Fijne avond nog en een knuffel voor de kleine.’ Urmilla stapt in haar koperkleurige Renault Clio. Net als de meeste ambtenaren verruilt ze aan het einde van de dag de stad voor een rijtjeshuis met voor- en achtertuin. Ze heeft weleens verteld over haar man, die koikarpers in zijn vijver houdt die je kunt aaien. Toen had ze het lachwekkend gevonden, maar nu kan ze zich er wel iets bij voorstellen om over een tijdje samen met Cato vissen te aaien.
In de auto zet ze de radio aan. Een zender met nieuws uit de zakenwereld. De toon is opgewekt. Het gaat over start-ups en nieuwe initiatieven die uit de grond springen nu de economie wat aantrekt. Een man vertelt over een robot die hij aan het ontwikkelen is. De robot kan eenvoudige taken in de zorg verrichten. Hij ziet eruit als een klein karretje op wieltjes, maar heeft ook een hoofd. Wat zou haar moeder ervan vinden als er een apparaat koffie kwam schenken, of haar op de wc zette? Sommige zorgrobots kunnen ook spelletjes doen, zegt de man enthousiast, zoals een potje kaarten of dammen.
Ze draait de radio uit. De auto staat dicht op een betonnen zuil, met zwarte stift is er een telefoonnummer op geschreven, met Mustafa en bel mij eronder. Het nummer draaien, met een knappe Marokkaan in een hotel afspreken, zonder verdere verplichtingen. Haar jurk spant om haar pijnlijke borsten, vol van de melk. Ze moet naar huis gaan, kolven, douchen, de uren die Cato slaapt goed gebruiken.
Als ze thuiskomt zit Leon een film te kijken. Naast de bank staat een bijna lege fles wijn. Hij steekt zijn hand op. Ze zou naast hem willen kruipen, dicht tegen hem aan, maar ze loopt door naar de kinderkamer. Cato ligt op haar rug te slapen, de armpjes aan weerszijden van haar hoofd. In de fauteuil tegenover het ledikantje zet ze het kolfapparaat op haar rechterborst. Ondanks de druk krijgt ze er niet veel uit, zestig milliliter, dat is alles.
Als ze het flesje in de diepvries heeft gezet, gaat ze naast Leon zitten.
Op het scherm tuurt een man met samengeknepen ogen in de verte.
‘Ik kreeg heel weinig reactie op mijn brief,’ zegt ze.
‘Mmm.’ Leon slaat een arm om haar heen.
‘Smallenburg heeft excuses aangeboden, en dat was het.’
‘Oké.’
Paardenbenen maken snelheid, een cowboy verdwijnt in de stofwolken.
‘Helemaal niet oké. Ze hebben nog steeds geen idee over een nieuwe locatie.’
‘Ik probeer een film te kijken.’
Een schietpartij, de ruiter valt van zijn paard. Muziek zwelt aan als het dier struikelt en met zijn benen in de lucht trapt. Heel haar lichaam voelt zwaar, ze heeft geen zin om op te staan. Op het scherm komen de ogen van de man voorbij. Een eindeloze aanval op een houten huis midden in de lege prairie. Vlammen tegen een donkere lucht.
Tegen enen wordt ze wakker met een plooi van de bank in haar wang. Leon heeft een deken over haar heen gelegd. In de kinderkamer ligt Cato te woelen en te smakken. Ze neemt haar mee in bed, voedt haar en dommelt weer in. Na een eindeloos gedraai en getrek aan het dekbed wordt ze om een uur of zes gewekt door zacht gejammer. Als ze klaar is met voeden, pakt Landa haar vest van de grond en stut Cato met een paar kussens, zodat ze niet van het bed kan rollen.
Leon is al op. Hij staat bij het espressoapparaat, in pak en geschoren, maar met wallen onder zijn ogen.
‘Wat een nacht.’
‘Zeg dat wel.’ Hij lacht om iets op zijn telefoon. ‘Had ik je gezegd dat ik een ontbijtafspraak heb?’
‘Volgens het consultatiebureau zou ze nu zo’n beetje moeten gaan doorslapen.’ Ze gaat met haar handen in de zij voor hem staan.
‘Schat, ik heb het je al vaker gezegd: als je stopt met die borstvoeding kan ik haar ’s nachts de fles geven.’ Hij schudt met zijn telefoon. ‘Misschien ben ik toe aan een nieuw toestel, het internet laadt zo traag.’
Ze slaat haar armen over elkaar. ‘De Wereldgezondheidsorganisatie adviseert een halfjaar borstvoeding.’
‘We hebben het er nog over.’ Hij geeft haar een kus. ‘Ik weet nog niet precies hoe laat ik vanavond thuis ben. Ik bel je later.’
Aan het kookeiland leest ze haar e-mail. Sjoerd, de secretaris van de vereniging van eigenaren, stuurt de agenda van de volgende vergadering: nieuwe brievenbussen, twee offertes voor cameratoezicht in de gangen, de concept-jaarrekening. Smallenburg staat er niet tussen. Ze klikt op een nieuwsbrief met vacatures in de interieurbranche. Behangers en tapijtleggers, die zijn altijd nodig, maar niemand zoekt een interieurarchitect. Volgens Leon moet ze het over een andere boeg gooien en adviseur op het gebied van woninginrichting worden. Zelfstandig. Na haar bezoek had Annemiek een test gestuurd waarmee Landa inzicht kon krijgen in haar kernkwaliteiten. Enthousiasme, gedrevenheid en gevoel voor schoonheid. Ze zou personal stylist kunnen worden van zakenlui die geen tijd hebben om te winkelen, dat kan ze goed en als ze eenmaal één klant heeft, volgen er vanzelf meer.
Ze surft naar haar favoriete webshop met onmisbare items voor in huis. Als ze tweeëndertig kinderkapstokjes heeft bekeken, sluit ze af en klikt op de lijst met ideeën voor haar toekomst. Bovenaan staat het nummer van een vrouw naast wie ze op een woningbeurs stond, een Turkse onderneemster die een eigen sofalijn heeft opgezet. Als de telefoon twee keer is overgegaan, hangt ze snel op. ‘Met Landa Stevens,’ zegt ze hardop. Dat klinkt toch heel normaal. ‘Stoor ik?’ Nee, dat is te voorzichtig. ‘Hi, hoe is het met je? Weet je nog, toen in Eindhoven? Misschien kunnen we wat voor elkaar betekenen?’ Ze slikt, haar keel is droog. Sinds ze een kind heeft is er iets in haar verslapt en ze weet niet hoe ze zichzelf weer op gang moet brengen. Ze klapt haar laptop dicht en loopt naar de badkamer om de handdoeken in de droger te doen, dat moet ook gebeuren.
Kwart voor negen. Cato slaapt nog steeds. Ze neemt haar laptop mee naar de tafel en opent een mapje met documenten over Smallenburg. Ze klikt op een pdf van een interview met Jos de Palm, een politicus die zich een aantal keer fel tegen de opvang uitsprak. Hij heeft een paar bedrijven op zijn naam staan, maar is vooral bekend van zijn saunacomplex in Carnisselande. Grijnzende kop met grijze krullen. ‘Zelf heb ik altijd keihard gewerkt’ luidt het onderschrift. Twee keer is hij aangeklaagd wegens belastingontduiking, één keer wegens illegale afvalstorting. ‘Dat krijg je als je je nek uitsteekt in dit land,’ zegt hij. ‘Dan willen ze je op je bek zien gaan en zoeken ze net zolang tot ze iets vinden.’ En verderop: ‘Als je iets voor elkaar wilt krijgen, moet je de regeltjes niet altijd te letterlijk nemen.’
Als ze op zijn naam en op ‘Volkspartij’ zoekt, komt ze op zijn pagina binnen de partijwebsite. Stukjes over zaken die hem dwarszitten, verkeersboetes, hondenbelasting, misstanden in het bejaardentehuis waar hij elke week zijn ouders bezoekt. Hij heeft er ook iets over Smallenburg geschreven: ‘Wil je gratis eten, de hele dag onbeperkt koffiedrinken, teken- en schildercursussen volgen en elke dag livemuziek, maak er dan een teringzooi van in je leven. Stop met werken, drink minstens een fles sterk per dag, spuit je aders vol, laat je gezin in de steek en ga een beetje op straat hangen. Al snel kom je in aanmerking om hele dagen te verblijven op een unieke locatie. Slapen kan er niet, nog niet, maar geen paniek, er rijdt elke avond een bus voor naar een hotelletje net buiten de stad, lekker stil, en je ontmoet er leuke buitenlanders die geweldig over hun land kunnen vertellen. Je wordt begeleid door een paar vriendelijke heren en dames die niets liever doen dan anderen verzorgen, omdat ze denken dat het moet van Onze-Lieve-Heer, of omdat het van nature betweters zijn, die iemand anders graag zijn eigen verantwoordelijkheid afnemen.’
Ze staart naar haar beeldscherm. Het is hard, maar ergens heeft hij gelijk: zolang je deze voorzieningen biedt, hebben die mensen geen reden om andere keuzes te maken. Iemand als Wouters lijkt zich erbij te hebben neergelegd dat er aan het leven van verslaafden en daklozen niets te verbeteren valt. Hij heeft het steeds over ‘de meest kwetsbare groep’. Als je maar een beetje je best doet, is er altijd iets mogelijk. Zoals haar vader weleens zei: het leven is een feest maar je moet wel zelf de slingers ophangen.
Onder aan de pagina staat het e-mailadres van De Palm. In één keer tikt ze hem een briefje. Ze deelt zijn mening over Smallenburg en wil graag eens van gedachten wisselen over de prachtlocatie van de dagopvang. Ze stelt voor samen een kop koffie te gaan drinken. Met vriendelijke groet, namens de vereniging van eigenaren van Domus Aurea, Landa Stevens.
Niet twijfelen. Ze drukt op ‘verzenden’. Als ze met die De Palm een goed plan in elkaar weet te zetten, betekent dit twee vliegen in één klap. Volgend voorjaar zal ze met Cato in een leuk parkje aan de overkant zitten, en tegelijk zal haar naamsbekendheid bij de gemeente groter zijn, en misschien ook bij de media. Dit vergroot haar kans op een interessante baan. Ze zou zelfs kunnen proberen om de politiek in te gaan, een raadslid in een grote stad verdient al snel tweeduizend euro bruto en als ze daar dan nog een paar klussen bij doet in haar oude vakgebied, kan ze ook haar creatieve kant kwijt.
Uit de slaapkamer klinkt gehuil. Op haar telefoon is het pas iets over negen. Nee, niet meteen die borst erin, ze moeten losser van elkaar komen. Ze tilt de huilende Cato uit haar ledikant en loopt met haar door het appartement, toont haar de meeuwen die boven de flatgebouwen cirkelen, tikt met haar nagels ritmes op het raam, doet in de badkamer het licht aan en uit, zingt een liedje dat haar moeder vroeger voor haar zong.
Niets kan Cato afleiden. Met een schreeuwende baby op de arm trekt ze het vriesvak open en pakt er een flesje melk uit. Het elektrische licht en het gezoem van de magnetron kalmeren haar. Beduusd kijkt ze naar het rondcirkelende flesje. Nu moet ze doorzetten. Ze husselt het romige goedje om, laat een druppel op haar pols vallen en strijkt met de speen over het mondje van Cato, die ze nu schuin in haar armen houdt.
Cato spant haar hele lijf.
Het is even wennen, schatje, niet huilen. Landa loopt terug naar het grote bed en legt haar neer. Zelf heeft ze ook dorst, de hele nacht is ze vergeten iets te drinken. Ze houdt de speen boven Cato’s mondje, een paar druppels melk vallen op haar tong en dan schreeuwt ze het weer uit. Als Landa naar de keuken wil, voor een glas water of sap, moet ze haar alleen laten. Gewoon doen, zou Leon zeggen, ze overleeft het wel. Een baby huilend achterlaten, hij zou dat kunnen.