Een zeer gericht en doordacht plan

Pat was geluidloos de ontbijtzaal binnengetrippeld, met Linus op zijn arm. Hij kwam kijken hoe het ermee stond. Ulrike keek verslagen naar hem. Alsof ze nu pas echt haar bedrog inzag en toegaf. Het werd eens tijd.

Linus ging mee terug naar huis, daar bestond geen discussie over. Ik had mijn rechten op hem verspeeld. Mij wilden ze ook netjes inladen, om het hele gezin weer samen te brengen. Maar ik had geen zin om weer in de buurt van Ulrike of Ian te zijn.

Bovendien wilde ik niet zomaar meegaan in al hun eisen. Ulrike masseerde haar slapen. Mijn onbegrip had haar uitgeput.

We kwamen er niet uit.

Dragana kwam erbij zitten.

“Heide kan hier blijven,” zei ze. “Ze doet vakantiewerk in het hotel, ja.”

Ulrike en Pat keken naar mij in plaats van te reageren.

“Dan kan ik eens wat kleine klusjes doen. Alles wacht op me. De linnenkast, het sleutelrek, de kussenslopen, alles ligt te wachten.”

Ulrike en Pat keken elkaar aan.

“Het zou wel goed zijn voor haar Frans,” zei Pat. Mijn Frans was plotseling topprioriteit.

“Ja, ja!” Dragana vond het schitterend. Dat ze daar zelf niet opgekomen was. Als ik het met haar Frans zou moeten doen…

“Er is van alles te doen hier. Ontbijt. Kamers. Bedden. Receptie. Heide kan helpen, overal!” Ze telde gretig op haar vingers en ik hield me er verder buiten. Dragana sloofde zich uit. Ze klonk als een echte moeder. Helaas was alleen mijn vader spoorloos.

Uiteindelijk kwamen ze overeen dat ik gratis in het hotel logeerde en at, en een extraatje kreeg afhankelijk van hoeveel ik werkte. Ik hoefde me niet uit de naad te werken als ik daar geen zin in had. Zodra ik naar huis wilde komen, kon ik bellen. Ze lieten hun dochter niet zomaar ergens achter. Het was een zeer gericht en doordacht plan. Hun Heide had een vakantiebaantje en werkte ondertussen ook wat aan haar Frans.

Ulrike liet haar tas met kleren die ze snel nog had gepakt achter, voor mij. De tas woog zwaar, alsof ze had gepakt voor een volwaardige reis. Ik mocht haar ondergoed dragen, haar onmogelijke jurkjes, haar smalle topjes. Gelukkig zat er ook een losse, zwarte broek in waar ik in kon. Ulrike gaf me geld voor als ik nog iets nodig zou hebben. Voor als haar kleren te veel knelden, bedoelde ze.

Iedereen voelde zich er goed bij, zelfs ik. Maar toen brak het moment aan dat ze met Linus vertrokken. Ik was vergroeid geraakt met dat broertje van mij. Daar was ‘verliefd’ helemaal niets bij, om nog maar te zwijgen over ‘verknocht’. Iets wat vergroeid was, haalde je niet zomaar uit elkaar. Ze rukten ons los.

Ik had het koud toen hij weg was. Het was net of ik een stuk van mezelf kwijt was, een belangrijk stuk, zoals een arm of een been. Mijn ledemaatje, dacht ik. Mijn ademstootje. Mijn oogopslagje. Mijn kniereflexje, zelfs. Niets werkte nog naar behoren.

Wat deed ik hier, in een hotel in een wildvreemde stad, bij wildvreemde mensen? Zijn bedje stond nog bij mij op de kamer. Er zaten geen mensen met baby’s in het hotel. Ik mocht van geluk spreken.

Dragana haalde me op tijd uit mijn kamer. Ze riep me bij zich en gaf me de hele uitleg over wat er allemaal te doen viel met een bezorgde rimpel als een bril boven op haar neus. Ze wilde me afleiden van mijn verdriet met details over kleine en grote ontbijtlepels, het systeem van de linnenkasten en de code van het reservesleutelrek. Ik probeerde aandachtig te luisteren. Ik wilde werken, ik wilde lakens op de juiste manier gladstrijken en plakjes kaas zo schikken dat niemand ze kon laten liggen. Ik wilde desnoods alle broekpersen testen met mezelf nog in de broek. Als het maar ingewikkeld en nieuw was. Het mocht zelfs een beetje pijn doen. Dragana en de Snor waren onder de indruk die eerste dag.

Les Flamands, ça bouge, hein,” grapten ze de eerste avond aan tafel.

De Snor bleek best wel gevoel voor humor te hebben. Hij stopte zichzelf netjes weg achter een nors uiterlijk. Er was afgesproken dat ik altijd meeat met het gezin De la Paix zodat ik niet te veel alleen was. De eerste twee dagen miste ik Linus voortdurend. Toen ik de tweede avond belde met Ulrike en Pat en hem op de achtergrond hoorde brabbelen, ging ik bijna weer onderuit. Ulrike hoorde dat ik het moeilijk had.

“Heike, maak het je niet te lastig. Geef jezelf een kwartier om aan hem te denken, maar probeer je daarna weer op andere dingen te concentreren. Ga eens de stad in. Koop iets leuks voor jezelf, om aan te trekken.”

Ze had het wel over Linus. Zijn compacte lijfje, zijn geur, zijn klauwtjes die zich vastgrepen in mijn haar, zijn lach zonder tanden, zelfs de speekseljojo’s aan zijn kletsnatte kin. Wat moest ik daarvoor kopen?

Linus kwam voortdurend op onaangekondigd bezoek in mijn hoofd.

Liep ik de trap af, dan hoorde ik hem schateren bij elke tree.

Beet ik nietsvermoedend in een lauw melkbroodje, dan rook ik het vel onder zijn natte haartjes als hij net uit bed kwam.

Werd ik ‘s-nachts wakker uit mijn allerdiepste slaap, dan voelde ik de lucht rondom me pasjes zetten op de maat van zijn ademhaling – in, uit, in, uit, met van die kleine, zachte stootjes. Om meteen daarna te beseffen dat het helemaal windstil was en ik alleen in bed lag.

Ik kreeg rillingen van alles wat er niet was. Er waren nog twee weken over, dan begon de school weer. Dan kon ik mezelf niet meer wegstoppen.

Als ik niet werkte, breide ik. Het babydekentje was klaar om in elkaar genaaid te worden, maar bijna alle stukken lagen thuis, waar Linus was. Ik was lukraak begonnen aan een sjaal. Ik gebruikte de valse sjerpsteek, dat ging het snelste. Het maakte me niet uit voor wie hij was, als het maar vooruitging. Soms breide ik ook als ik werkte. In de kleine receptieruimte luisterde ik naar Edith Piaf en Britney Spears, afhankelijk van wie er vóór mij dienst had. De Snor was een Piafverslaafde, terwijl het voor Dragana vrolijk en ‘dansant’ moest zijn. Ze schimpten op elkaars muziekkeuze, maar gingen niet zover om de cd ook echt uit de lade te halen. De Snor neuriede, Dragana neuriede, zo erg kon het toch allemaal niet zijn?