Tien

Over de vergankelijkheid van torso’s en het bevrijden van sofa’s en over een journaliste die mij nieuws brengt terwijl ze eigenlijk nieuws komt halen.

De laatste fase in de ontwikkeling van de mens is de homo sapiens. Daarvoor leefde de homo erectus, eigenlijk een aap die op zijn achterste poten liep. De soort voor de homo erectus noemt men de homo horizontalis.

“Ken je de mensensoort die voor de homo erectus de aarde bevolkte?” vraag ik Alex.

“Huh?”

Hij ligt op zijn sofa uit te rusten van inspanningen die gaan komen. Mijn zoon: het levende bewijs van een inmiddels fossiele ontwikkelingsfase. Hij draait zich om, met zijn rug naar mij. “Paps, wil je mij even met rust laten?”

Ik heb dagen nodig om al mijn vergissingen als vader op te noemen. Waarom zit ik hem zo te treiteren? De dag is nauwelijks begonnen en hij werkt al op mijn systeem. Ik, specialist in het oplossen van conflicten. Dagelijks vergader ik met advocaten, pedagogen, justitie-assistenten, maatschappelijk werkers en in een uitzonderlijk geval met een rechter over afwijkingen, overtredingen, delicten, verleden en toekomst van jongeren. Analyses en beslissingen schrijf ik neer in verslagen, die soms uitgroeien tot vuistdikke rapporten, al naargelang de ernst en de duur van wat andere specialisten en ik de moeite van het bespreken waard vinden. Op die manier bepalen we in samenspraak wat er moet gebeuren met die of die, zijn we schikkers en herschikkers van levenswandels, brengen we gezinnen bij elkaar en trekken er andere uiteen. ‘s-Avonds kom ik na gedane arbeid met hoofdpijn thuis. ‘s-Morgens wil ik nog geen gezeik aan mijn hoofd. Mijn gezin zou een praktische toepassing van mijn professionele werk kunnen zijn, maar ik weiger er gebruik van te maken. Waar maak ik mij eigenlijk druk over? Alex mispeutert niks. Alex doet niks. Op dit ogenblik. “Je bent jaloers op zijn leeftijd, op zijn mogelijkheden,” zegt Karen, die psychologe is. “Dat zie ik vaak bij vaders met opgroeiende zonen. Ze worden slapper, minder spits…Ze voelen zich langs links en rechts voorbijgestoken. Lacherig dagen ze hun puber uit tijdens een familiefeestje: wedstrijdje voetbal in de tuin? Sprintje tot aan de hoek? Partijtje armworstelen? En dan verliezen ze! Rood aangelopen en nog nahijgend van de inspanning plannen ze hoe ze hem die vernedering gaan betaald zetten. Mannen blijven haantjes. Ze willen nu eenmaal winnen, ook van hun zonen.” Em zou het op dezelfde manier verwoorden. Wij, vaders, hebben daar een andere kijk op.

“Ik denk na,” zegt Alex van op zijn ligplaats.

“In deze wereld noemt men dat dromen,” antwoord ik.

Het is avond. Ik sta in de badkamer voor de spiegel, slechts gekleed in onderbroek, en bekijk mezelf Mijn haarlijn trekt zich langzaam terug: mijn voorhoofd wordt groter en groter. Met mijn hand ga ik voorzichtig op zoek naar mogelijke kale plekken op plaatsen die ik op deze manier niet kan zien. Mijn vingers voelen nog overal haar. Daarna bestudeer ik mijn buik, en face en in profiel. Hij lijkt wat gezwollen, maar ik heb niet zo lang geleden gegeten. De deur gaat open.

Kloppen!

Alexkomt in ontbloot bovenlijf naast mij staan en begint zijn tanden te poetsen. In de spiegel sla ik zijn activiteit gade. Hij heeft het voorkomen van een atleet: platte buik, brede schouders en een kloeke, onbehaarde borst. Onwillekeurig monster ik mijn eigen torso ter vergelijking.

“Weet je dat ook mannen borstkanker kunnen krijgen?”

Los van de omwentelingstijden van planeten, hun afstand tot de zon, de namen van de stadions van eersteklassers voetbal en de relatie tussen zeekomkommers en zeenaalden, kan ik bij hem blijkbaar eveneens terecht voor medische weet jes. Waarschijnlijk heeft hij in de bibliotheek een geneeskundig naslagwerk gevonden en gememoriseerd. Waarom kan die jongen geen normale roman lezen? In een reflex begin ik mijn borsten te betasten, maar voel geen knobbeltje.

“Haha, ik had het niet over jou, paps!”

Hij kijkt me even ernstig aan.

“Je bent wel kaal aan het worden. Hier…” – Hij drukt zijn vinger op een plaats buiten mijn gezichtsveld, in de buurt van de haarkroon – “…onder je haar zit een kale plek.” Nochtans had ik niks gevoeld.

“Je kunt je andere haar er nog altijd overheen kammen.”

“Dank je wel voor je bezorgdheid. Waarom heb je plots zo’n belangstelling voor het uiterlijk van je vader?”

“Als je nog aan een deftige vrouw wil raken, moet het nu gebeuren.”

Hij steekt zijn tandenborstel in zijn mond en begint met een zekere heftigheid zijn tanden te poetsen. Vervolgens bukt hij zich onder het kraantje om zijn mond te spoelen en is alweer verdwenen naar de studeerkamer, naar zijn virtuele vrienden en vriendinnen.

Ondanks het feit dat ik morgen een vrije dag heb, zal ik niet later opstaan dan gewoonlijk. Maar na het smeren van de boterhammen en de schooltaxi heb ik het huis voor mij alleen. Ik ben radicaal tegen het planmatig invullen van dergelijke dagen. Het Volledige Nietsdoen duldt geen plan, put zijn inspiratie uit het ogenblik zelf De sofa zal vrij zijn.

DE SBA ZEGT: DE SOFA ZAL VRIJ ZIJN!

Ik zal er mij met gemak uren in kunnen neervleien, zonder het gevoel te hebben verwijtend te worden aangekeken of mijn kroost hun vaste plaats te misgunnen. Krant opengeplooid over het hoofd en langzaam indutten, zoals ik oudere mannen zien doen heb in hun ligstoelen aan het strand, terwijl ik badminton speelde met Alex of schelpen zocht met Max.

‘s-Nachts lig ik in mijn droom de hele tijd in de sofa met een krant over mijn hoofd, zodat ik de volgende ochtend voor het eerst sinds lang volledig ontspannen ontwaak. Nog even en de dag lacht mij toe. De stilte van het vroege uur wordt plots verstoord, niet zozeer door de lichte kadans van blote kindervoeten op de trap, dan wel door de zware bons die daar telkens op volgt. Luttele ogenblikken later staat Max aan mijn bed. Ze tilt haar loodzware boekentas omhoog en laat hem op mijn benen neerploffen.

“Auw! Max! Kun je niet voorzichtiger zijn! Is dat tegenwoordig jouw manier om goeiemorgen te zeggen?!”

Ze negeert mijn opmerking en trekt een document van tussen haar studieboeken.

“Paps, invullen. De school verkoopt wafels. Hoeveel zullen wij er nemen? Mama heeft er zes besteld, voor ieder twee.”

Een kind opvoeden van geboorte tot volwassenheid kost evenveel als een villa met zwembad. Het zwembad ben ik op dit moment zeker al kwijt. De villa probeer ik in een kramp nog even bij te houden.

“Een voor ieder is ruim voldoende. Bij de vorige wafelslag heb je er nauwelijks van gegeten. Je snoept trouwens genoeg.”

Ze staat voor mij met haar hand open. “We moeten het geld vandaag meebrengen, papa.”

Ik sta op en zoek verwoed in mijn broek van gisteren naar voldoende muntstukken, maar ik vind ze niet. Tenslotte geef ik haar met een zucht een briefje van twintig euro.

“Overschot teruggeven.”

“We moeten gepast geld meebrengen, paps.”

“Dat heb ik niet, kind.”

Ze haalt haar schouders op. “Dat is niet erg. Alex lust die wafels heel graag.”

Het geld propt ze in haar pennenzak.

“Kun je je boekentas van de trap dragen in plaats van slepen?”

“Hij is keizwaar, paps…”

“Al goed, ik zal het wel voor jou doen. Kom, we gaan naar beneden. Heb je zin in een bordje aardbeien?”

“Ja, lekker!”

Ze rent naar beneden. Even later eet ze met veel smaak het hele bord leeg, dat ik voor haar klaargemaakt heb. De poedersuiker plakt in haar oren.

Eindelijk zitten Max en ik in de auto. Twee kilometer voor de schoolpoort wordt het traditioneel aanschuiven. Plots besefik dat ik deze ochtend Alex niet gehoord of gezien heb. Godver…! Hij ligt waarschijnlijk buiten kennis in zijn nest! Dat ik hem over het hoofd gezien heb! Dat komt ervan, als je aan tien zaken tegelijkmoet denken vanaf het ogenblik dat je je ogen opent! Vijftig meter voor de schoolpoort verplicht ik Max met haar zware boekentas uit te stappen. Dat korte eindje zal ze wel te voet aankunnen. Kwaad en ongerust spoed ik me zo snel mogelijk terug naar huis. Tenslotte ben ik als ouder mee verantwoordelijk voor de structuur in het leven van mijn zoon. Als hij zijn eerste lesuur mist, zal mij dat aangewreven worden. Op het moment dat ik hijgend zijn slaapkamer binnenstorm, ligt hij inderdaad prinsheerlijk te maffen. Ik pak hem beet bij beide schouders en schud hem als een voddenbaal door mekaar.

“Alex, weet je hoe laat het is!”

Hij wordt wakker met enorme schrikogen en begint te spartelen als een enorme vis op het droge, zodat ik alle moeite moet doen om niet uit evenwicht te raken.

“Papa, papa, wat is er? Wat gebeurt er?…Verdomme, papa!”

Stilaan begint het besef tot hem door te dringen dat er niets levensbedreigends aan de hand is.

“De school, jongen, de school! ES CEE HA OO OO EL! Elke dag lijkt wel vakantie voor jou!”

“Maak je mij daarvoor wakker?” Hij kijkt me aan alsof het nooit meer goed komt tussen ons. “De lerares Nederlands is ziek, paps!” Hij zit met zijn welgevormde borstkas overeind op bed en doet heel verongelijkt. “Vandaag beginnen de lessen voor ons pas om tien uur…”

Ik ben gerustgesteld, hoewel zijn Nederlands op sommige vlakken danig te wensen overlaat: hij schrijft taken in typische SMS-spelling. Vroeger werd er bij afwezigheid van de leerkracht een studie georganiseerd in de school zelf Die gelegenheid kon gebruikt worden om eventueel huiswerk te maken of iets in te studeren. Als een leerling niks om handen had, kreeg hij ter plaatse bijkomende, nuttige taken, een opvoedingsaspect dat vandaag de dag wordt omgebogen tot platte rust.

Moe word ik van al dat gemoraliseer.

Terug in de woonkamer trek ik de deur van de rommelkast open en wrik een gekreukte poster van tussen Max’ spullen. Ik ontrol hem zo, dat de blanco zijde naar boven ligt. Met een viltstift schrijf ik in grote letters op het papier:

DEZE SOFA WORDT VANDAAG BEVRIJD

SBA

Die slogan bevestig ik met wat plakband aan de muur boven het bewuste ligmeubel.

Om halmen komt Alex naar beneden gedonderd. Hij veroorzaakt evenveel gedruis zonder boekentas als zijn zus mét. Intussen lees ik op zijn favoriete rustplaats de krant. Hij gaat voor de poster staan en lacht schaapachtig, terwijl hij de tekst al prevelend probeert te begrijpen.

“Wat betekent SBA, paps?”

“Weet je dat niet, zoon? De Sofa Bevrijdings Actie! Het meubel heeft mij zelf om hulp verzocht, omdat het kreunde onder jouw voortdurende last!”

“Haha, das een goeie, paps! De SBA! Dat ga ik aan mijn vrienden vertellen!”

Ik ben enigszins verwonderd over zijn reactie op mijn grap. Gewoonlijk vindt hij mijn humor flauw en niet van deze tijd. Ik weet niet wat te zeggen. Alex neemt een banaan en schilt ze routineus. Een boterham smeren is een te ingewikkeld proces, ‘s-ochtends voor schooltijd. Hij graait intussen met een hand in zijn boekentas.

“Hier, een brief voor jou van de directeur.”

Met een tot straks slalomt hij naar buiten. De voordeur klapt dicht. Een eenzame schil blijft op tafel achter.

Killroy was here.

Ik draai de witte envelop met het logo van de school om en om. Een engagement in het oudercomité vind ik een te grote opgave, dat heb ik hen al laten weten. Mijn kinderen kunnen altijd rekenen op mij, maar daarbuiten heb ik ook nog een leven. Er zijn grenzen. Ik zak verder onderuit in zijn sofa en maak de brief open.

Geachte ouder,

Uw zoon is in de sasruimte van ons sportcomplex betrapt op roken. Het pijnlijke van de zaak is dat hij niet alleen het rookverbod heeft overtreden, maar dat de feiten bovendien werden vastgesteld door een controleur van volksgezondheid op woensdagnamiddag II. Zoals u wellicht weet, heeft een controleur van volksgezondheid politionele bevoegdheid, die zelfs kan leiden tot het sluiten van deze publieke ruimte. Betreffende persoon heeft aan de beheerder van het sportcomplex gevraagd gepaste sancties te treffen. Magik u dan ook vragen of uw zoon zo snel mogelijk contact wil opnemen met de beheerder om afspraken te maken betreffende de uitvoering van de sanctie? Als directeur zal ik hem voorstellen uw zoon een alternatieve straf op te leggen in de vorm van een reinigingsopdracht.

Hoogachtend.

Ik laat de brief op mijn borst zakken. Niet eens een jaar geleden stak Alex nog een geweldig pleidooi aftegen het roken door op een wel zeer plastische manier de gevolgen ervan te beschrijven. Onder zijn druk ben ik ermee gestopt. Zijn aanmaak van hormonen en zijn zeer snelle stofwisseling gooien bij hem blijkbaar meer overhoop dan hij laat uitschijnen. Hij verkent niet alleen grenzen, maar overschrijdt ze ookmet gemak. Mijn zoon in zijn nieuwe rol: als overtreder van wetten. Als criminologisch fenomeen. Ik voel mij verplicht een beheerste, doch gepaste reactie te geven op dit nieuwe wapenfeit. Hoe haalt hij het in zijn hoofd! En dan met een uitgestreken gezicht die brief afgeven, alsof hij van toeten noch blazen weet! Maar het is een vrije dag. Ik denk er niet aan me op te winden.

Zoals voorzien en gepland dommel ik in. Uit de mist van mijn halfslaap doemt Alex op. Hij nadert tothij met zijn gezicht vlak bij dat van mij staat. Onze neuspunten raken elkaar bijna. Met een pijnlijke scherpte zie ik elk onderdeel van zijn gezicht. De ogen, diep in hun kassen, met daarboven de vrij zwaar behaarde wenkbrauwen. De hoge, wat uitstekende jukbeenderen. Zijn lippen, gekruld in een uitdagende, wat spottende glimlach. Aan de hand van deze uiterlijke kenmerken zou hij op het einde van de negentiende eeuw door legerarts en deskundige terzake Lombroso bestempeld zijn als een topcrimineel. Volgens deze Italiaan werd een persoon geen misdadiger, hij was het al vanaf zijn geboorte. De criminele aard stelde hij vast door de schedel op te meten en de verhouding tussen de lengte- en de breedtediameter ervan te berekenen. Meten was weten: Lombroso wist al dat iemand iets ging misdoen voor hij iets misdaan had. In plaats van de glazen bol hanteerde hij het meetlint. Zijn theorieën vonden niet alleen ingang bij academici. Ze werden ook overgenomen door machthebbers, die een aantal mensen preventief lieten opsluiten, omdat hun schedel beantwoordde aan de vooropgestelde afmetingen en kentrekken van deviantie.

Waar ben ik gebleven?

Juist, ingedommeld en dromen over Alex. Daar verschijnt hij opnieuw, boven mij, want ik lig neer. Hij bekijkt eerst de affiche van de Sofa Bevrijdings Actie, dan bekijkt hij mij. “Is dat vrijheid,” zegt hij smalend, “als het meubel ingenomen is door de volgende luierik?” Ik negeer zijn uitgesproken gebrek aan respect. Het volgende ogenblik haalt hij een antieke handbel boven en laat ze met korte armzwaaien luid beieren en klepelen, zodat ik er haast doof van word. “Ik gun jou ook geen rust!” schreeuwt hij. Zonder enige overgang verplaatst de droom zich naar de vergaderruimte op mijn werk. Samen met een ambtenaar van justitie en de assistente meet ik de dikte van de dossiers, waarop Alex geschreven staat. Plots vliegt de deur van de archiefruimte open en stormt mijn zoon naar binnen, met zijn klepperende bel. Wij schrikken ons allemaal een ongeluk.

Ik word met een schok wakker. De klepel bimbamt nog na in mijn achterhoofd en veroorzaakt een diffuse hoofdpijn. Alex, afwezig en toch volop aanwezig. Ik houd een verfrommeld stuk papier in mijn rechtervuist geklemd.

Terwijl ik moeizaam overeind kom, rinkelt de deurbel. Geloof me, soms zou ik die jonge snaakjes kunnen wurgen. Ze bellen aan en zetten het dan op een lopen. Achter een straathoek staan ze je stiekem uit te lachen, als je de deur voor niemand opendoet. Vandaag is het verdorie mijn luie dag. Maar niet voor hen, niet voor dat straatschorem. Zij zitten nu in de klas leraars te pesten. Het moet iemand anders zijn: de postbode misschien, met een pakket dat niet door de brievenbus kan, de prijs van een wedstrijd of zo. Ik doe regelmatig mee aan wedstrij den in een krant of tijdschrift en ik win al eens een boek of zo: geen grote prijzen, maar ze maken af en toe mijn dag goed. De deurbel rinkelt opnieuw. Misschien rinkelt ze de hele tijd al. Ik krabbel overeind, knoop mijn hemd half dicht en kijk de kamer rond. Hier kan ik op dit moment niemand binnenlaten. Over één stoel hangt een berg gewassen kleding. In de hoeken van de kamer en tegen de plinten verzamelen zich her en der stofnesten. In de keuken liggen de broodkruimels nog op tafel en staan de vuile borden en koppen van de laatste twee dagen kriskras op het aanrecht. Ik mag de achtergelaten bananenschil niet vergeten te vermelden. Gelukkig ligt ze op de tafel en niet op de grond. Ik struikel wel over een verdwaalde schoen, waarvan de andere helft op het eerste zicht spoorloos lijkt. Door het gefumeerde glas van de voordeur kan ik twee bezoekers onderscheiden. Een ervan heeft iets in zijn hand, een kleine aktetas of zo. Getuigen van Jehova, denk ik automatisch. Dat zal een kort gesprek worden. Ik stuur God naar daar vanwaar hij gekomen is.

Enigszins geagiteerd doe ik open en kijk recht in de helblauwe ogen van een fraai ogende, kortgeknipte blondine met een modieus brilletje. Ze laat me haar liefste glimlach zien. Achter haar staat een magere, slungelachtige jongeman. Aan zijn zij bungelt een enorm fototoestel. Hij wacht op een teken om aan het werk te gaan. In plaats van De Wachttoren wordt mij onmiddellijk een businesscard toegestoken.

“Wij hebben u lang gezocht, maar uiteindelijk toch gevonden,” zegt de vrouw met een zwoele stem, alsof ze na een zoektocht van jaren de ware is tegengekomen. Vanuit een ooghoek zie ik dat de fotograaf zijn lens richt. Ik maak een afwerend gebaar.

“Niet doen,” zegt ze tegen hem. “We moeten hem eerst wat prepareren.”

“Mag ik vragen wat de bedoeling is?” Ik klink geprikkeld. “Ik begrijp er niks van.”

“Excuseert u me…” Ze reageert op mijn vraag als een telefoniste in een callcenter. “Ik heb me nog niet voorgesteld. Mijn kaartje hebt u al.” Ze steekt een hand uit, met de bedoeling die van mij amicaal te schudden. “Ilse Biedermeyers, hoofdredactrice van Hallo!. Mijn secretaresse Isabel en ikzelf hebben u vruchteloos proberen te bereiken. Heeft uw zoon dat niet verteld?”

Hallo…Hallo…? Is dat niet het tijdschrift, dat zich naar eigen zeggen richt tot alle vrouwen, inclusief mijn dochter? Het ligt ongeveer in elk kapsalon van het taalgebied en ook bij mij thuis. Zelfs ik heb het al gelezen, correctie, doorbladerd. De foto’s en titels zijn groot, de artikels zelfbeknopt en voor een breed publiek geschreven. God weet wat die twee hier bij mij komen zoeken.

“Ik vrees dat ik u niet verder kan helpen, ik zou niet weten wat ik voor u kan betekenen…”

“Toch wel, toch wel, uw website heeft de aandacht getrokken van heel wat lezeressen.”

Verbluft. Dat is het woord. Verbluft. Woorden schieten me niet meteen te binnen, dus sla ik de deur in een automatisch reflex voor hun neus dicht. Een website…Mijn website! Het ontwikkelen van iets dergelijks behoort zeker niet tot mijn basiskennis van de computer. Maar wacht eens even…Alex verdomme! Hij is de enige link tussen mij en de website waarover die journaliste het had. Wat heeft hij zich nu weer op de hals gehaald! Terwijl ik de trap naar de studeerkamer oploop, rinkelt de deurbel opnieuw, maar ik reageer er niet op. Boven klap ik zijn laptop open, zet hem aan en wacht ongeduldig af…Shit! Hij vraagt een wachtwoord! Er schiet me niet onmiddellijk iets te binnen, dus ik sluit alles terug af. Terug beneden doe ik schoenen en jas aan en knoop mijn hemd verder dicht. Ik ga hem aan de school opwachten, dat ga ik doen. Ik zal hem als eerste uitleg vragen, voor Hallo! hem aanpakt en ons leven te grabbel wordt gegooid voor honderdduizenden lezers. Door een kier in het gordijn gluur ik naar buiten. Aan de overkant van de straat staat de journaliste te praten met een buurvrouw, die met de mouwloze schort. De buurvrouw wijst met een vinger in de richting van mijn huis en maakt daarna hakkende bewegingen met haar hand, handelingen die me uiterst nieuwsgierig maken naar de bijbehorende conversatie. De fotograaf zit in het midden van de straat op zijn hurken, als het keeshondje van mevrouw Braem dat gewoonlijk op die plaats zijn gevoeg doet. Maar nee, hij niet, hij richt zijn enorme lens op mijn voorgevel en klikt en klikt. Ik kan me niet eens voorstellen welke vrouwelijke abonnee dat zou kunnen interesseren. Op dit moment heb ik geen zin om geconfronteerd te worden met situaties die mijn dag, mijn rustdag, grondig overhoop halen. Ik zit, loop wat rondjes rond de tafel, niet in staat me te concentreren op zalig nietsdoen. Na twintig minuten zijn ze weg, althans, de straat is leeg. Ik haast me naar buiten. Op datzelfde ogenblik komt de buurvrouw in haar deurgat staan. Ze glimlacht haar bruine tanden bloot en zwaait met haar zakdoek, waarmee ze gewoonlijk haar oksels dept. Waarschijnlijk moet dit gebaar worden beschouwd als een uitzonderlijk voorrecht. Ik sla er geen acht op. Het gevoel dat iets, waar ik geen vat op heb, zich meester maakt van mijn leefwereld, maakt me zenuwachtig en ongerust.

Het duurt nog even voor de schoolbel klinkt. De krant ligt thuis. Ikheb niks om handen en draai de rugleuning van de autostoel naar achteren. Tegen de bekleding van het dak, vlak boven mij, plakken een heleboel haren. Zoals bij anderen ‘s-morgens haren op het hoofdkussen liggen, zo verlies ik er tijdens het rijden. Mijn volgende auto zal een monovolume zijn, eentje met een dak dat hoger is en mijn kruin niet raakt.

Eindelijk rinkelt de bel. Snerpend jaagt ze leerlingen de klassen uit, de straat op. Vanuit mijn ooghoeken houd ik elke buitenkomer in de gaten. Vlak voor mij, op het zebrapad, stopt een zilvergrijze auto met grote, gele letters op de flanken. De blonde hoofdredactrice van Hallo! stapt uit en haast zich naar de leerkracht die aan de uitgang drommen leerlingen te voet en met de fiets met enige regelmaat voorrang verleent in het verkeer. Ik zak nog wat dieper onderuit. Na een kort gesprek keert ze hoofdschuddend terug. Zonder dat ze mij in de gaten krijgt, start ze haar auto en rijdt weg.

Pas als de laatste groepjes scholieren de poort uit zijn en de opvoeder aanstalten maakt om het gebouw terug binnen te gaan, stap ik ook uit en vraag hem naar Alex. In het secretariaat kijkt hij het lessenrooster van zijn klas in. “De les Latijn, die hij normaal gezien had moeten krijgen, is weggevallen vanwege ziekte van de leerkracht. Bijgevolg hebben ze de school al om kwart voor drie verlaten. U herinnert zich toch dat u in het begin van dit jaar een document hebt ondertekend, waarbij u in dat verband toelating gaf aan de inrichtende macht, zodat de betreffende leerlingen vroeger naar huis kunnen oflater naar school mogen komen bij afwezigheid van de lesgever?”

Inderdaad, dat herinner ik mij nu. Wie weet hoe dikwijls hij vervroegd rondhangt op straten en pleinen, terwijl ik ervan overtuigd ben dat hij in de klas zit. Een aantal jongeren is op die manier onderwerp geworden van een dossier in mijn kantoor: eerst rondhangen, zich vervelen, vervolgens wat overlast en kattenkwaad en tenslotte het zwaardere werk. Of ik geen vertrouwen heb in mijn zoon? Toch wel, toch wel, maar beter voorkomen dan genezen. Is het zo erg dat ik hem ervan bewust maak dat er naast mogelijkheden ook grenzen bestaan? Bestaan er wel grenzen voor Alex? Van bij het begin leek hij al uit zijn voegen gebarsten: een buitenmaatse baby, die niet via een natuurlijke weg geboren kon worden.

Alexander De Grote.

In het begin was zelfs zijn aubergineschedel een uitvergroot model van wat het normaal had moeten zijn. Gelukkig verdween die snel zonder enig schadelijk gevolg. Maar de rest groeide en groeide. Ondanks het feit dat de gemiddelde lengte elke generatie stijgt, is tiener Alex als prille zestienjarige met zijn meter vierennegentig een uitschieter binnen zijn leeftijdsgroep. Vier jaar later kwam Max, Maxima, de Grootste, ook via een keizersnede. Hoewel ze fijner van gestalte was dan haar broer, verschilde ze danig in grootte en zwaarte van andere borelingen. Ze is nu al langer dan haar mama, die, toegegeven, veeleer een kleine gestalte heeft. Wij worden een generatie van dwergen, letterlijk. De kinderen groeien ons boven het hoofd. En hun kinderen zullen hen op hun beurt boven het hoofd groeien, zoals dat eerder gebeurde met ons en onze ouders. “De schuld van de opwarming van de aarde,” zegt Jean, die wat verderop woont en niet geloofd wordt, omdat hij zijn dagen doorbrengt voor de tap van café De Verbroedering. “Ik zeg dat het al lang bezig is!”

“Al van zolang dat gij bezig zijt, zeker?” antwoordt Toon, terwijl hij de zoveelste pint voor zijn neus zet. Bij gelegenheid kan ik genieten van die gesprekken in de lokale kroegje moet geen enkel dossier ter voorbereiding gelezen hebben om er aan deel te nemen. Café Den Overleden Tijd, zo noemt Alex de zaak. Hij vindt het veeleer een museum. “Niks voor jou, papa,” zegt hij, “tenzij je een vrouw in huis wil halen die ‘s-avonds haar gebit in een glas water op het nachttafeltje zet.” Het is nog steeds pakkend vast te stellen hoeveel zorgen hij zich maakt over mogelijke valkuilen voor mijn geluk.

Max heeft zich ingeschreven voor een cursus street dance, elke donderdagavond vlak na schooltijd. Ik moet haar pas over twee uur gaan oppikken. Dat geeft me wat tijd om Alex aan de tand te voelen over die brief van zijn directeur en over die website, waar de journaliste naar verwees. Zij is blijkbaar ook naar hem op zoek. Naar mijn gevoel kan ik haar het beste voor zijn. Intussen zal hij al op zijn vaste plaats thuis liggen, de afstandsbediening van de televisie losjes in de hand.

Als ik terug ter plaatse ben, blijkt het huis echter verlaten. Het duurt enkele seconden voor het tot mij doordringt dat er in de woonkamer meer ontbreekt dan alleen mijn zoon: zijn ligtroon, zijn nest, zijn permanente rustplaats, zijn goede oude sofa staat er niet meer! Pluizenbollen, een oude korst brood, enkele gekleurde rijgparels en een dessertbord met beschimmelde etensresten duiden de plaats aan waar hij zich ooit bevond. Nog wat later merk ik dat mijn boodschap van de Sofa Bevrijdings Actie aan de muur vervangen is door een andere affiche. Daarop lees ik het volgende:

ECHTE VRIJHEID VOORALLE SOFA’S!

SAF

Ik kam het hele huis uit, maar slaag er niet in het meubelstuk terug te vinden. Ook Alex daagt niet op. Mijn telefoontjes naar zijn mobiel toestel blijven onbeantwoord. Het wordt tijd om Max te halen. Haar dansles is bijna afgelopen. Ik stap in mijn auto en laat mijn hoofd even tegen het stuurwiel rusten. De hoofdpijn komt langzaam opzetten.