Nawoord van Jan Maartens moeder

Het vermogen rustig te observeren en met aandacht te imiteren heeft Jan Maarten in zijn leven vele stappen verder gebracht dan menigeen voor mogelijk had gehouden.

In dit boekje heb ik getracht Jan Maartens levensweg te observeren, voor zover die van belang zou kunnen zijn voor andere ouders. Niet om nu iemand uit te nodigen tot ‘imiteren’! Hoe volstrekt onmogelijk zou het zijn om het ene bijzondere geval met het andere zeer bijzondere gelijk te willen schakelen! Wel om in woord en beeld een aantal regels te concretiseren, waaraan wijzelf houvast hadden en die voor ons jongetje de sfeer van zekerheid hielpen scheppen, waarin hij de kleine gaven van zijn hoofd en de grote gaven van zijn hart kon ontplooien.

§

Onze kinderen, zoals Jan Maarten, zullen van ons in de eerste plaats de bereidheid vragen hen te accepteren zoals ze zijn. Willen we ze in ons gezin op werkelijk harmonische wijze opnemen en tot hun recht laten komen, dan moeten ze een vergelijkbare plaats met de andere kinderen hebben, ook waar het plichten en discipline betreft. Wij zijn zelf wél gevaren bij ons besluit, van hem te vragen, wat we van een kind van de helft van zijn leeftijd zouden verwachten – maar dat dan ook zonder pardon!

Ik kan me voorstellen, dat een andere richtlijn gekozen wordt. Belangrijk is alleen de rustgevende, vast lijn, die ook voor de andere kinderen uit het gezin aanvaardbaar is. Laten we binnen de gekozen omraming noch van de andere kinderen noch van onszelf verder een ‘bijzondere’ handelwijze vragen. Hoe ‘gewoner’ wij zelf ten opzichte van ons kind zijn, des te gemakkelijker zal de rest van de hem omringende wereld ontspannen.

Als de plaats in het gezin er is, dan zal een Jan Maarten een grotere waakzaamheid, een soepeler aandacht van ons vragen dan menig ander kind.

Dit speelt in het lichamelijke vlak, maar evenzeer in het geestelijke. Altijd klonk ons de waarschuwing in de oren: “Deze kinderen zijn teer.”

Ze zijn het ook, ze reageren vaak anders dan andere kinderen, maar dat wil daarom niet zeggen, dat er dan niets aan te doen is. Jan Maarten had het voorrecht, dat de dokter die het vaakst naar hem keek, een dorpsdokter was, die zich niet snel liet ontmoedigen. Te vlug wordt bij kindertjes als Jan Maarten berustend gezegd, dat…alle mongooltjes zo zijn. Allemaal hebben ze van die schilferwangetjes, allemaal zijn ze haast altijd verkouden, allemaal zitten ze vol puistjes en zweertjes, allemaal hebben ze veelal ontstoken oogjes. Hiermee doe ik een kleine greep uit die opmerkingen waartegen ik eigenlijk bezwaar heb. Want hun wangetjes zijn teer, maar als hun klein gezichtje eens per dag met water gewassen wordt en verder alleen met een gezichtsmelk, dan mankeren ze in korte tijd niets meer. Jan Maarten was bijna doorlopend verkouden tot zijn amandelen geknipt werden en we dat stadium achter ons lieten.

Infecties treden snel op. Uittrekzalf moet als het ware steeds voor het grijpen staan. Maar wanneer we ons aanwennen, iedere kleine dreiging een pleistertje met ichtyoldiagilonzalf te geven, blijven veel vervelende infecties ons bespaard. Hetzelfde geldt voor de ogen. Een geschikt oogwater en een tubetje oogzalf moeten bij de hand zijn. We moeten ons een keer goed laten uitleggen hoe deze hulpmiddelen gehanteerd moeten worden: ieder watje één keer gebruiken en dan weggooien; altijd naar de neus toe wrijven. Er zijn zoveel kleine, bijna specialistische handgrepen die een moeder bij alle kinderen te pas komen, maar die voor dit ene kind noodzakelijk zijn.

Het is geen grote moeite het materiaal ervoor bij onze E.H.B.O.-doos in te pakken. Een geregelde medische controle is voor onze kinderen zéér nodig. En het is goed bij zo’n gelegenheid aan de dokter alles te vertellen wat ongewoon leek in het gedrag van ons kind.

§

Ook de vorming van het kleine verstand vraagt aandacht en toewijding.

Het is goed erover te lezen, want je hoeft beslist niet alles zelf uit te vinden. Ons kind observeert en imiteert goed. Abstracties zijn niet zijn sterke punt. Rekenen met centen gaat; veel verder brengt hij het niet. Begrippen als ‘meer’, ‘minder’, ‘groter’, ‘vroeger’ blijven heel moeilijk. Bij het leren van iets nieuws zal altijd met veel geduld geoefend en geprezen moeten worden. De prestaties komen aanvankelijk met geweldige moeite tot stand. Het verworvene wordt hun eigendom; bij regelmatige oefening zullen onze kinderen zelfs met merkwaardig gemak (en trots!) de eens zo moeilijke handgrepen uitvoeren.

Hun vermogen om iets nieuws te leren, om ‘vooruit te gaan’, blijft lang intact. Er wordt tegenwoordig steeds meer gedaan voor onze kinderen na hun zestiende jaar.

Het is goed ons daarbij te realiseren, dat het buitengewoon lager onderwijs geen ‘eind-onderwijs’ is. Onze kinderen kunnen ook na die tijd nog heel wat ‘leren’! En hoe graag brengen onze kinderen iets tot stand wat ze een ander kunnen geven!

Het is alle moeite waard hun te leren weven, smyrna-werken of welke andere huisvlijt ook. Ze zijn constructief ingesteld en verheugen zich buitensporig over een geslaagd eindprodukt.

Dit is ook de oorzaak, dat ze tot zulke allerliefste hulpen kunnen uitgroeien bij huishoudelijke karweitjes. Met grote zekerheid en precisie assisteren ze vol vreugde vader of moeder in die dagelijkse bezigheden die binnen hun bereik liggen.

§

Onze grootste waakzaamheid wordt gevraagd daar waar wij van ons bijzonder kind het bijzondere hart mogen helpen vormen. Nogmaals: zelf weten wat je wilt en eenvoudige richtlijnen strak hanteren bouwt voor ons kind de rustigste sfeer voor zijn ontwikkeling – óók van het hart. Begrip voor het onderscheid tussen goed en kwaad hebben ze bij hun geboorte heel normaal meegekregen. Dat is een groot houvast! Hun aangeboren goedheid komt ongeremd tot uiting. Ze hebben veel voor een ander over, als wij ze niet bederven.

Als een bloem zonnen ze zich in goedkeuring, ze raken snel overstuur door afkeuring en zijn over het geheel genomen zeldzaam gevoelig voor stemmingen.

Als iemand in ons familieverband iets verkeerd doet, neemt Jan Maarten onmiddellijk de schuld mee op zich.

“Wij hebben samen het kopje gebroken (of: de boodschap vergeten). Ben je boos op ons?” Hij kan iemand niet in een netelige situatie alleen laten staan. Voorzichtig moeten wij zijn met deze tere gewetens.

Het is niet zo, dat we geen fouten mogen maken, maar we moeten ze wel in onszelf en in onze opvoeding herkennen én veranderen.

“Het is moeilijk deze kinderen iets af te leren,” zei Jan Maartens zuster uit Nieuwveen.

Het is aan ons hun goede gewoonten aan te leren, tot steun in eigen leven, tot zegen voor hun omgeving.

§

Voor religieuze opvoeding staan onze kinderen wijd open. Ook hier wordt onze toewijding gevraagd en op dit gebied wordt die het wonderlijkst beloond. Er valt in menig opzicht veel te leren van Jan Maarten en zijn broertjes en zusjes! De twee predikanten die Jan Maarten catechisatie hebben gegeven, zijn het hierin volmaakt met ons eens.

Als op Eerste Paasdag Jan Maarten wordt aangenomen is dat niet alleen een hoogtepunt in zijn leven, maar ook in dat van ons hele gezin. Maandenlang werkt hij hier naar toe met een toegewijde predikant, die hem nooit kinderlijk behandelt en altijd zelf getroffen wordt door Jan Maartens ontspannen ontvankelijkheid voor het heilsgebeuren, zoals dit in de bijbel tot ons komt. Helder klinkt zijn ‘ja’ door de kerk, als hij antwoord moet geven op de vraag die hem gesteld wordt. De predikant spreekt hem nog met enkele bewogen woorden toe en Jan Maarten staat daar stralend in zijn volwaardigheid als kind van God.

§

Het is misschien goed aan het slot van dit nawoord nog met nadruk te zeggen dat de uiterlijke omstandigheden niet de voornaamste rol spelen bij de ontwikkeling van ons kind, al ligt de situatie algemeen beschouwd gemakkelijker op een boerderij dan in de stad op een bovenhuis. Toch: waar een wil aanwezig is om de beperkte mogelijkheden van ons mongooltje te ontwikkelen, daar is ook een weg. Het gaat om de sfeer van rust en zekerheid, die wij rondom zijn levenspad scheppen, om de aandacht en waakzaamheid, die wij bereid zijn aan dit ‘liefste kind van God’ te besteden. Dan is er op iedere plaats in de maatschappij een goede kans, dat ons kind in zijn omgeving uitgroeit tot een zegen, die diep ervaren wordt, ook al ziet de buitenstaander vaak alleen een voorwerp van grote zorg.

Het wijze boek Spreuken uit het Oude Testament leert ons: “Het hart kent zijn eigen droefheid en in zijn vreugde kan een vreemdeling zich niet mengen.”

Uit een ver verleden komt deze kernachtige samenvatting van onze situatie tot ons. De droefheid bij het aanvaarden van een niet normaal kindje in je armen en in je hart kennen wij ouders van deze kinderen allemaal. Een zeer persoonlijke innige vreugde kan deze droefheid begeleiden op de levensweg van ons kind.

Om deze vreugde meer kans te geven werd dit boekje geschreven.