Blackout Poetry Channelling

––––––––

image

Austin Kleon noemt zichzelf een ‘creatief schrijver in het digitale tijdperk, die ook tekent’. Op een wat paradoxale manier verenigt hij beide artistieke activiteiten in zijn poëtische bestseller Newspaper Blackout, een boek met teksten die niet geschreven werden, maar geschrapt. Ze kwamen immers tot stand door met een zwarte viltstift over krantenartikels te tekenen, door woorden onzichtbaar te maken en alleen deze zichtbaar te laten die in een nieuwe context een nieuwe betekenis kregen.

Het idee kwam in hem op tijdens een periode van writer’s block, legt hij uit in zijn voorwoord. ‘Writing wasn’t fun anymore.’ Hij slaagde er maar niet in de juiste woorden te vinden, terwijl hij nochtans miljoenen woorden bij de hand had, dààr, in die stapel oude kranten. En zo begon hij, uit verveling, woorden te wissen. ‘I didn’t know what I was doing, or why. All I knew was that it was fun to watch those words disappear behind that fat black marker line. It didn’t feel like work, it felt like play.’

Kleon gooide zijn blackouts op het wereldwijde web. Het speelse, avontuurlijke karakter van het concept en het hoge ‘doe-het-zelf’ gehalte (‘Iedereen kan het!’) spraken meteen een heel erg groot publiek aan. Zie bijvoorbeeld: www.newspaperblackout.com

Niet dat het om een nieuw concept ging, verre van zelfs. In zijn Newspaper Blackout geeft Kleon een kort historisch overzicht van verwante experimenten met woord en beeld. Zo heeft kunstenaar Tom Phillips een work in progress sinds 1966. Het heet A Humument en het bestaat uit geheel nieuwe versies van een tweedehandsboek dat hij kocht en waarvan hij iedere pagina bewerkt(e) met schilderijen, collages, knipsels: www.tomphillips.co.uk/humument

Literair knip- en plakwerk (‘cut-ups’) kennen we trouwens al van de jaren twintig, toen dadaist Tristan Tzara instant-gedichten ‘schreef’ door uit een hoed papiertjes met een woord op te trekken. In de jaren vijftig maakte de schrijvende schilder (of schilderende schrijver) Brion Gysin collages van krantenartikels en cut-ups. Hij introduceerde de techniek bij Beat Poet William S. Burroughs. Beide kunstenaars werkten zowel met mixed media als met audio opnames, waarbij ze een poging deden ‘to decode the material's implicit content’ om zo ‘the true meaning of a given text’ te ontdekken.

Volgens Burroughs konden cut-ups ook zeer effectief zijn als een manier om aan ‘divinatie’ te doen, want ‘when you cut into the present the future leaks out’. Dit mag op het eerste gezicht een uitspraak lijken, voornamelijk geïnspireerd door de geestesverruimende middelen die de geest van zo veel dichters onherroepelijk hebben vernauwd... er zit ook een grond van waarheid in.

Austin Kleon geeft aan dat hij niet wist wat hij deed of waar hij heen wilde, toen hij begon te blackouten – en dat het niet aanvoelde als werken, maar als spelen. Hij kwam uit een writer’s block waarin hij op een zeer rationele en bewuste manier had geprobeerd iets te schrijven, maar het had allemaal niets opgeleverd. Tot hij bewustzijn en ratio het zwijgen oplegde, en zichzelf de toestemming gaf zijn intuïtie te volgen. Hij liet zijn onderbewustzijn en zelfs de nog dieper gelegen lagen van het ‘persoonlijk onbewuste’ spreken door – quasi gedachteloos – woorden te wissen, en alleen de woorden over te houden die om een hem onbekende reden zijn verbeelding activeerden. Waarna die overgebleven woorden de schrapper als het ware een nieuwe context ‘opdrongen’ en zo ook een andere betekenis kregen.

In een ander boek van hem (Steal Like An Artist) wijst Kleon erop hoe belangrijk het is voor een kunstenaar om het toeval toe te laten in zijn werk. Literatuur en kunst kunnen er alleen maar bij winnen als je erin slaagt de gebaande paden van het cliché te verlaten en ‘out of te box’ te denken. Maar dat is onmogelijk als je vast blijft zitten in de al te bekende strategieën, regels en formules die ons opgelegd worden door handboeken of docenten creatief schrijven, door modes en paradigma’s en ons eigen al te beperkte referentiekader. Later, wanneer de Muze al tot ons heeft gesproken, zullen we onze ratio en al de kennis en ervaring die we ver-gaarden, alle handigheidjes die we tot onze beschikking hebben, nog heel erg goed kunnen gebruiken. Dan zullen we de structuren moeten opzetten en ontwikkelen waarmee de Chaos tot Kosmos kan worden gesmeed. Maar nu nog niet. In dit pre-embryonale stadium, nog voor de bevruchting heeft plaatsgevonden, doen we er beter aan te spélen. Mag het nog fun zijn. Moeten we eerst en vooral contact zien te leggen met die regionen in onze geest waar de Muze huist.

Uiteindelijk is het niets anders dan wat de mediums doen die we kennen uit het spiritisme als ze ‘channellen’ (‘channelen’ mag ook). Ze gaan in trance, stellen zich open voor welke spirituele entiteiten dan ook – engelen of aartsengelen, Ascended Masters of Ancient Aliens, het Hogere Zelf of de geesten van wie het tijdelijke met het eeuwige ruilde – en laten toe dat hun bewuste handelen wordt overgenomen door dat ‘Andere’. Best mogelijk dat het Andere ook gewoon in het On- of Onderbewustzijn van het medium zelf huist, het maakt niet uit. Belangrijk is dat we een ader aanboren die we met behulp van de ratio niet zullen vinden. En dat we wat vervolgens tevoorschijn komt zo rijkelijk en ongecensureerd mogelijk laten stromen.

De mediums van het spiritisme en de New Age beweging gebruikten het automatisch schrift als een sluipweg naar de gebieden waar Inspiratie en Creativiteit vandaan komen. Maar de techniek was ook de surrealisten niet vreemd. Net zo min als het onttrekken van elementen uit een context om die in een nieuwe context weer bij elkaar te zetten en zo een verrassende nieuwe betekenis te creëren. Identiek dezelfde techniek wordt gebruikt bij het maken van blackout poetry of literaire cut-ups.

Burroughs had het over ‘divinatie’. Het woord is afgeleid van het Latijnse ‘divinare’, dat betekent: ‘geïnspireerd zijn door een god’. Wie aan ‘divinatie’ doet, probeert een inzicht te verwerven in een problematiek of een situatie door een occult proces of een ritueel, waarin men bepaalde ‘tekens’ interpreteert of ‘leest’. Alle culturen, in alle tijden, kennen soms zeer ingewikkelde systemen om ‘inzichten’ te verwerven, al dan niet in de toekomst – en telkens speelt het Toeval, of het Lot, daar een vooraanstaande rol in. Onze toekomst hangt nu eenmaal samen met het Lot, en dus het Toeval – denken we maar aan het Rad van Fortuin. Merkwaardig toch hoe we proberen het onvoorspelbare voorspelbaar te maken door een beroep te doen op systemen waarvan de uitkomst per definitie onvoorspelbaar is. Van handlezen tot astrologie, van het werpen der runentekens tot het interpreteren van de I Tjing en het leggen van de kaarten, is het Toeval een niet weg te denken, bepalende factor bij het formuleren van een antwoord op een vraag. Al is het natuurlijk óók een vraag of dit Toeval wel degelijk Toeval is.

De westerse mens is het gewend te denken in termen van oorzaak en gevolg, van causale verbanden. Het zorgt ervoor dat mens en wereld voorspelbaar worden, want ‘als ik dit doe, dan zal dat gebeuren’. Maar net het Toeval, Lot en Noodlot, onttrekken zich geheel aan de wetten van de causaliteit, waarvan wij geloven dat zij de wereld regeren. Het (Nood)Lot is blind, zeggen we dan. Het Toeval doet de dingen niet gebeuren vanwege een reden; er is geen ‘omdat’ mee gemoeid. Het Toeval maakt de dingen onvoorspelbaar.

En dus gevaarlijk. Maar ook avontuurlijk. En boeiend. Opwindend, zelfs.

Maar stel nu dat dit Toeval geen Toeval is. Dat er toch een verband bestaat tussen gebeurtenissen – geen causaal verband zoals wij dat kennen, maar een ‘inhoudelijk’ verband. Stel dat mensen en dingen met dezelfde ‘inhoud’ of ‘betekenis’ elkaar even goed aantrekken, zoals een magneet een spijker, en dus gedoemd zijn elkaar vroeg of laat tegen te komen, en opnieuw, en opnieuw, en opnieuw. Dat is wat de Zwitserse psychotherapeut en psychiater Carl Gustav Jung ‘synchroniciteit’ heeft genoemd.

Stel dat het medium, de ziener of sjamaan of kunstenaar in staat is de Tekens te lezen die het Toeval ons stuurt, en hun betekenis te vatten. Stel dat het hem of haar zelfs mogelijk is, door het Toeval toe te laten en vervolgens de dingen te laten gebeuren, synchroniciteiten op te wekken en zo onvermoede nieuwe betekenissen op het spoor te komen... Dan bevinden we ons op het snijpunt waar William S. Burroughs het over heeft, en waar kunst of literatuur enerzijds en ‘divinatie’ anderzijds elkaar ontmoeten.

Will Ashford ‘recycleert’ de woorden van andere mensen. Als een archeoloog gaat hij op jacht naar woorden die tot hem spreken. Hij geeft ze een nieuwe betekenis en verandert ze in een soort van poëzie die hij geheel en al de zijne kan noemen. ‘At some unpredictable point along the way, in my mind, the images start to invent themselves,’ schrijft hij op zijn website www.willashford.com

Wie al eens toneel heeft gespeeld, weet dat het personage dat je neerzet pas echt geloofwaardig wordt, als je niet meer doet alsof je iemand anders bent, maar wezenlijk iemand anders bent geworden – voor de duur van het spel, althans. Soms neem je je rol wel al eens mee naar huis. Net zo weet elke romanschrijver dat hij pas echt goed bezig is wanneer de personages die hij verzonnen heeft hun eigen gang beginnen te gaan. ‘Een goede romanschrijver leidt zijn personages niet, hij volgt ze,’ schrijft Stephen King in De eerlijke vinder. ‘Een goede romanschrijver creëert geen gebeurtenissen, hij ziet ze gebeuren en schrijft vervolgens op wat hij ziet. Een goede romanschrijver weet dat hij een secretaresse is, geen God.’

Ik denk dat literaire cut-ups en poetry blackouts een verbinding kunnen maken met het persoonlijk onbewuste, waar vergeten herinneringen of trauma’s sluimeren, die te zwak zijn om ons bewustzijn te bereiken. Misschien zijn ze ook te gevaarlijk, en worden ze om die reden onderdrukt door het ego. Wie zich met deze technieken inlaat, dient hier terdege rekening mee te houden. Hoe dan ook, op een gegeven ogenblik – als het echt goed wordt – zullen de beelden beginnen zichzelf uit te vinden. Heb jij de contactsleutel omgedraaid, is de motor aangeslagen, en rijdt de auto, jawel, zélf.

Bij poëzie gaat het om het creëren van betekenisverbanden met goedgekozen woorden en zinswendingen. Dat is voor ‘stiftgedichten’ (de Nederlandse term werd bedacht door Dimitri Antonissen die de bundel Schrap me publiceerde) niet anders. Wij hoeven niet zelf de woorden te verzinnen, maar wij moeten wel actief op zoek gaan in een woud van woorden die ons aangereikt worden, naar verbanden die in eerste instantie voor onszelf iets betekenen. Terwijl wij ons hierop focussen, vernauwt het bewustzijn... en komen we in een tunnel, een ‘channel’ terecht. Maar omdat er nog steeds woorden aangereikt worden, altijd meer woorden, zijn wij in staat onverwachte en onvoorspelbare verbindingen te maken, ‘out of the box’ te denken, de gebaande paden te verlaten, de dingen ‘anders’ te zien. Als we de woorden zelf moeten verzinnen, blokkeren we al eens, droogt de bron soms plotseling op. Met blackout poetry blijven de woorden stromen. En ik geloof dat we gedurende dit proces ook een nog dieper liggende laag van de psyche kunnen aanboren: die van het collectief onbewuste, of van wat Rupert Sheldrake ‘the memory of nature’ noemt.

De namen zijn gevallen: Carl Gustav Jung, Rupert Sheldrake. Ik ben een magisch-realist, ik geloof dat het collectief onbewuste, zoals gedefinieerd door Jung, een welhaast ‘magische’ realiteit is. Hubert Lampo heeft er het grootste deel van zijn oeuvre op gebouwd. Het magisch-realisme is overigens meer dan een artistieke stroming, het is een visie, een levenshouding. Zoals ook mag blijken uit leven en werk van plastisch kunstenaars als Magritte of Delvaux, of auteurs als Gabriel Garcia Marquez en Isabel Allende.

Het collectief onbewuste is een universeel gegeven, het kan niet opgebouwd worden zoals het persoonlijk onbewuste. Het is een gigantisch groot reservoir van religieuze, spirituele en mystiek-mythische ervaringen, van alle kennis en symbolen van de mensheid ook. De basisstructuren van het collectief onbewuste bevinden zich in de diepste duisternissen van onze psyche en worden ‘archetypes’ genoemd. Jung stelde dat deze spirituele vormen de patronen en prototypes zijn van onze religieuze en mythologische concepten. Ze bestaan al sinds oeroude tijden, sinds de eerste dageraad van de mensheid (en zijn zelfs ouder). En ze werden door ons geërfd. Want voor Carl Gustav Jung was het collectief onbewuste niet alleen een soort Universele Geest, niet alleen een metafysische realiteit (zoals bij Plato), maar ook een psycho-biologische werkelijkheid.

De bioloog Rupert Sheldrake van zijn kant heeft het over ‘morphogenetic fields (of the mind)’, ‘morphic resonance’ en ‘the memory of nature’: ‘Animals inherit the successful habits of their species as instincts. We inherit bodily, emotional, mental and cultural habits, including the habits of our languages.’ Of, in de gerecycleerde woorden van een lezersbrief gepubliceerd in Fortean Times Magazine:

in morphic fields

our mind reaches out

provoking

in spatial dimensions

bizarre coincidences

prophetic dreams

image

En ook:

look at someone

from behind and find

they turn around /

sight might be

more than

light in the eye

––––––––

image

In augustus 2015 verscheen een artikel in De Morgen, getiteld Trauma’s Holocaust blijken erfelijk. Een onderzoeksteam van het New Yorkse Mount Sinai ziekenhuis onderzocht het DNA van 32 Joodse mannen en vrouwen die opgesloten zaten in een concentratiekamp, of getuige dan wel slachtoffer waren van foltering. De vorsers namen het genetisch materiaal onder de loep van de kinderen van overlevers, die vaak te lijden hadden van stress-stoornissen. Vervolgens vergeleken ze dit materiaal met de genen van Joodse families die tijdens de Tweede Wereldoorlog buiten Europa verbleven.

‘De veranderingen in het DNA van de kinderen konden we enkel toeschrijven aan de ervaringen van hun ouders tijdens de Holocaust,’ zegt Rachel Yehuda, van wie de studie gepubliceerd werd in het vakblad Biological Psychiatry. De resultaten van haar onderzoek zijn een nieuw teken dat er zoiets lijkt te bestaan als ‘epi-genetische erfelijkheid’ – de omgeving waarin ze opgroeien, beïnvloedt met andere woorden ook de genen van je kinderen. Stress zal geen genetische mutaties veroorzaken, wel bepaalde genen aan- of uitschakelen. Als de ‘settings’ erfelijk zijn, kunnen iemands levenservaringen dus ook de gezondheid van zijn of haar kinderen beïnvloeden, en mede bepalen hoe we onze omgeving ervaren en ermee omgaan.

Onderzoek bij muizen wijst erop dat zelfs angsten erfelijk kunnen zijn. Wetenschappers van de Emory University in Atlanta gaven mannelijke muizen een elektroshock, telkens ze de dieren blootstelden aan de geur van kersenbloesems. Zo gingen de muizen die geur ook vrezen... en begonnen sommige van hun nakomelingen al te rillen als ze kersenbloesem roken. Het is vergelijkbaar met wat Rupert Sheldrake jaren geleden al poneerde, en waarom hij door de wetenschappelijke wereld al eens scheef werd bekeken. En het komt eveneens, vanuit een puur biologische invalshoek, heel erg dicht in de buurt bij het collectief onbewuste van Jung.

Als we, blackoutsgewijs, aan poëtisch ‘channellen’ gaan doen, wat ‘channellen’ we dan precies? Volgen we een short-cut naar ons persoonlijk onderbewustzijn, naar de dingen die we niet kunnen zien met de ogen van de dag, en waarvan we ons bijgevolg niet bewust zijn? Of kunnen we ook tot het Collectief Onbewuste doordringen, waar wij nu eenmaal deel van uitmaken? Zijn het de Archetypen die tot ons gaan spreken?

image

Zonder te weten naar wat we op zoek zijn, vinden we plotseling iets. Soms kan het een antwoord zijn op een vraag die we nog niet eens bewust geformuleerd hebben. Toch is het zeer essentieel – doorgaans laat een blackout slechts weinig woorden ongewist – en perfect duidelijk. Het is net automatisch schrijven, maar dan andersom. Of zoals een beeldhouwer het wel eens pleegt uit te drukken: het is een beeld vorm geven door stukken steen weg te hakken, in plaats van materie toe te voegen.

‘Virtually all the literary greats will testify that they did not know where their Muse exactly came from but allude to it being external to them,’ zegt de creatieve guru Tom Evans in het artikel The Art of Channelling (http://www.tomevans.co/2014/04/04/active-channelling/). En het goede nieuws is: je hoeft niet eens een groot artiest te zijn, we kunnen allemaal ‘channellen’. Dat geldt al helemaal voor ‘blackout poetry channellings’, waarbij we de techniek van het stiftgedicht gebruiken om ons bewustzijn en onze innerlijke censor het zwijgen op te leggen, en wat het ook mag zijn dat vreemd is aan dit bewustzijn, toe te laten onze geest en handen te sturen.

We (...) have this gift innately but somehow lose it,’ zegt Evans. ‘For example, seeing a child immersed in a drawing reminds me of the famous Picasso quote... “All children are artists. The problem is how to remain an artist once we grow up.”’ Door aan blackout poetry channellings te doen, keren we terug naar ‘this child-like state of awe and wonder, but with all the experience and wisdom we’ve amassed over our life times’.

Je weet wel waar je begint, maar niet waar je eindigt. Het is exact wat Austin Kleon beschrijft. En bovenal: het is fun, het voelt niet aan als werk, het is een spel. We omcirkelen woorden die om een of andere reden tot onze verbeelding spreken, ontdekken vervolgens een verband, een betekenis, een context... en gaan ten slotte woorden wissen. We stellen ons open voor wat het Toeval ons toont, en laten de Geest vaardig worden over ons.

‘Channellen’, zoals ik het zie, heeft dus niet in de eerste plaats te maken met het ontvangen van Boodschappen van Gene Zijde. Blackout Channellings laten ons naar die contreien gaan waar de Muze woont. Het is hoe schrijvers, muzikanten, schilders telkens en telkens opnieuw op zoek gaan naar de bron waar hun meest sublieme werk ontspringt. En als zij de Inspiratie hebben gevonden, hoeven ze zich alleen mee te laten drijven op de stroom – going with the flow – en die door de geschikte kanalen te leiden.

En oké, oké, het is ongetwijfeld waar dat Genialiteit uit 1% inspiratie en 99% transpiratie bestaat – de quote wordt zowel toegekend aan Einstein als Edison –, maar jij hoeft geen genie te zijn... en zonder dat schamele ene procentje zouden Einstein of Edison ook niks gehad hebben om uit te zweten. Dan zaten ze, zoals Austin Kleon het beschrijft, nog vast in hun inventor’s block...

Wave Books is een poëzie-uitgever met als uitvalsbasis Seattle, Washington, en besteedt nogal wat aandacht aan erasure poetry, ‘a process by which you can take any text and from it, create a poem’. Op hun website (www.erasures.wavepoetry.com) kun je zelf een ‘erasure poem’ maken:

Below you will find a number of source texts. Choose one by clicking on the title. You will be sent to a new page where you can click on any word or punctuation mark to make it disappear. Clicking where it was will make it return. By removing much of the text a newly sculpted text (poem) appears. When you are done creating your poem, you can save it to our archive, print it, or email it. To get a sense of the variety of poems that can be written from a given text, look through our archive. We will be putting up new source texts on a regular basis.

Het zou een interessant experiment kunnen zijn om met een aantal mensen aan de slag te gaan met dezelfde brontekst, en dan te zien waar we eindigen. We kunnen teksten gebruiken die neutraal zijn – krantenartikels – maar we kunnen ook teksten gebruiken die speciaal zijn. Vinden we een bepaald persoon terug in de blackout of het erasure gedicht dat onttrokken werd aan een tekst die heel belangrijk was voor hem of voor haar? Het verdient aanbeveling een brontekst altijd eerst te kopiëren en op de kopie te gaan werken, want zelf heb ik al redelijk wat bronteksten verknoeid. En als we dan toch kopietjes maken, wordt het nóg interessanter om te ontdekken of het voor de maker van het stiftgedicht iets uitmaakt dat hij of zij de brontekst wel of niet kan situeren. Want de vraag blijft, natuurlijk: slagen we er écht in contact te maken met het Andere... wat het ook is? Of komen we toch altijd alleen maar bij onszelf terecht? 

Naschrift

Bovenstaand essay schreef ik in de zomer van 2015, terwijl het ‘Project Eutopia’ nog in een embryonaal stadium verkeerde. En toen bereikte de vluchtelingencrisis een voorlopig emotioneel hoogtepunt met de dood van het jongetje Aylan. En daarna kwam Parijs, 13 november. En hoe was het nog mogelijk te hérdenken dat Dirk Martens uit Aalst in 1516, 500 jaar geleden, de Utopia van Thomas More drukte... en niét te denken aan Fort Europa dat voor velen een Eutopia geworden is? Of aan dat andere wonderbaarlijke eiland... Atlantis?