Hoofdstuk 9

Zwanger

Tv-presentator Stephan A. Smit (SportsCenter) verklaart waarom het Duitse voetbalteam er niet in slaagt een vrije trap van Noorwegen voor het doel tegen te houden: ‘Omdat ze hun haar niet in de war wilden brengen.’

WK vrouwenvoetbal 2015

Het werd bijna kerst en ik was negen weken zwanger. Niels en ik hadden precies uitgezocht wat ik wel en niet mocht eten. We zouden bij mijn ouders gaan gourmetten, maar wilden het op dat moment nog niet vertellen. Expres vergat ik mijn biefstuk van het pannetje te halen. ‘Zo, hou jij opeens van lekker doorbakken?’ vroeg m’n vader. Ze hadden niets in de gaten. Maar de dag erna, toen we bij mijn zusje gingen eten, kregen we het lastiger. We hadden geprobeerd uit te vogelen wat we zouden gaan eten, maar m’n zusje wilde er niets over zeggen. Het was geheim en ze zouden er een hele show van maken. Met Niels had ik de afspraak gemaakt dat we het zouden vertellen als er iets op tafel kwam wat ik niet kon eten. En ja hoor, bij het voorafje was het al zover: rauwe zalm. Ik keek Niels aan en zei: vertel jij het ze maar. Mijn ouders vielen bijna van hun stoel, ze konden het werkelijk niet geloven. Ik, de dochter die altijd alleen maar belangstelling had gehad voor voetbal, zou opeens een kind krijgen. Aan dit scenario hadden ze überhaupt nog nooit gedacht. Tweede kerstdag aten we bij mijn schoonouders en die hebben we het toen ook maar verteld. Oud & Nieuw volgde en met een groep vrienden verbleven Niels en ik een paar dagen in een Center Parcs-huisje. Normaal gesproken waren dit voor mij de momenten dat ik gezellig meedeed, en dingen at en dronk die ik liever liet staan. Maar dit keer nam ik niks. ‘Ik zit aan de ontstekingsremmers,’ zei ik tegen een vriendin. Al een halfjaar had ik namelijk last van mijn enkel, vandaar. In haar ogen zag ik direct dat ze het niet geloofde. ‘Ja dag, Daphne. Volgens mij ben je gewoon zwanger. Ik zie het aan hoe gelukkig je kijkt.’

*

Na twaalf weken was ook het moment aangebroken om het blije nieuws aan coach Ed Engelkes te vertellen. Ik maakte het op een dinsdag in januari bekend. Het bleek een ongelukkig moment. Anouk Hoogendijk, een van de sterspeelsters van Ajax, had een dag eerder verteld dat ze naar Arsenal vertrok. En ik viel dus ook binnenkort weg. Ik probeerde het positief te zien voor Ajax en dacht: andere speelsters kunnen nu hun kans pakken voor onze posities.

Natuurlijk reageerde Ed, die mij al van jongs af aan kende, positief en feliciteerde hij me. Toch leek hij ook in verwarring gebracht. ‘Maar hoe zie je het allemaal voor je?’ vroeg hij. Deze situatie had zich nooit eerder voorgedaan in de top van het Nederlandse voetbal. Ik antwoordde: ‘Ik blijf trainen zolang het kan, ik speel alleen geen duels meer en bij positiespelletjes sta ik liever aan de zijkant als kaatser.’ Met de medische staf had ik afgesproken dat mijn hartslag niet meer in het rood mocht komen. Wel nog ertegenaan, maar meer niet. Tegen Ed zei ik dat ik zo snel mogelijk na de bevalling weer terug het veld op wilde. Hij leek nog steeds een beetje van zijn stuk gebracht. Misschien kon ik voorlopig op het veld staan als een soort tweede coach? In een soort assistentenrol? Hij begon ideeën te opperen. Maar dat wilde ik allemaal niet. Tot het lichamelijk echt niet meer ging, wilde ik mijn lijf zo veel mogelijk laten trainen. En dat mocht ook gewoon van de artsen, dus er was niets aan de hand.

De weken daarna zag ik hoe mijn omgeving langzaam veranderde. Iedereen werd een stuk zorgzamer. Ik vertelde het nieuws ook aan de bondscoach van het Nederlands Elftal: Roger Reijners. Roger was een echte familieman en had het vaak over zijn dochters. Ook hij was blij voor me, maar ik zag tegelijkertijd hoe rauw het bericht hem op het dak viel. Ik was namelijk een van de vaste bakens in Oranje en speelde vrijwel altijd. Ik zei meteen: ‘Het is mijn ambitie om zo snel mogelijk terug te komen.’ Hij was even stil en antwoordde toen: ‘Dat gaat je vast lukken.’

*

Die avond zat ik op een stoel in de woonkamer, met Niels schuin tegenover me op de bank. De radio stond aan. Ik voelde me niet goed, er sluimerde al de hele dag iets onrustigs in mijn lijf. ‘Ik denk dat ik langer had moeten wachten met het vertellen,’ zei ik tegen Niels. Opeens was het me aangevlogen. Ik was bang om door de zwangerschap mijn status bij het Nederlands Elftal te verliezen. De KNVB had een financiële regeling getroffen met alle internationals die in de Eredivisie speelde. Als ik daar uit werd gegooid, dan was ik al mijn rechten en vergoedingen kwijt. De volgende dag besprak ik de situatie met Esther van mijn agentschap. Zij stelde me gerust en zei dat ik een zwangerschap gewoonweg niet kón verzwijgen en dat het goed zou komen. Maar mijn voorgevoel zei me iets anders. Thuis begon Niels me ook gerust te stellen. ‘Dat zouden ze nooit kunnen maken.’ Maar achteraf had ik mijn voorgevoelens op dat moment moeten opschrijven en in een dichte envelop moeten verzegelen. Dan had iedereen achteraf kunnen lezen dat ik het allemaal al had zien aankomen. Niet dat ik ergens spijt van heb gehad, absoluut niet. Ik ben altijd voor eerlijkheid. Maar soms schiet het nog wel eens door mijn hoofd: stel dat ik nog iets langer had gewacht met het nieuws naar buiten te brengen, dan was het moment om de lijst te herschikken voorbij geweest. De bondscoach had dan niet anders gekund dan mij erop te laten.

*

Lichamelijk voelde ik me de hele zwangerschap prima. Ik had geen kwalen, geen pijntjes en hoefde geen enkele keer over te geven. Ook mijn humeur was goed. Alleen kon ik erge last hebben van bepaalde smaken en geuren. Ik verbood Niels om nog langer deodorant of after shave te gebruiken.

Bij Ajax trainde ik nog heel lang gewoon door. Halverwege mei, toen ik zes en een halve maand zwanger was, ben ik full time gaan fitnessen. Tot die tijd heb ik dat gecombineerd met voetbaltrainingen. Daarna stapte ik over op zwemmen. Drie keer per week trok ik als een bezetene baantjes in een bad in Heemskerk.

Ik merkte duidelijk dat er eigenlijk nooit was nagedacht over hoe je een zwangere voetbalster begeleidt. Er waren gewoon geen richtlijnen voor. De sportarts zei ook vooral dat ik zelf moest aanvoelen wat ik wel en niet kon. Na drie maanden besloot ik op eigen initiatief te gaan afbouwen. Ik was niet zozeer bang voor m’n buik, het ging me vooral om de kwetsbaarheid van mijn enkels en knieën. Door de hormonen werden mijn banden steeds weker. De kans op een gescheurde kruisband of een blessure aan mijn enkels nam aanzienlijk toe. Dat wilde ik koste wat kost voorkomen.

*

Na een bezoek bij de verloskundige hoorde ik door de telefoon dat mijn meest gevreesde nachtmerrie waarheid was geworden. Roger had me uit de KNVB-regeling gegooid. ‘Ik zei het toch!’ riep ik tegen Niels. ‘Ze doen het gewoon!’

Na het telefoontje, waarin de woede als een grote steen in mijn maag lag, realiseerde ik me dat ik de komende tijd ook geen beroep kon doen op de financiële regeling. Eigenlijk had Roger indirect gezegd: ‘Je moet gewoon maar gaan werken. Zoek een baan, wij steunen je niet langer.’

Niels was ook verbijsterd. Bij Ajax bleef ik gewoon zo veel mogelijk mijn best doen, maar het knaagde enorm aan me. Elke dag deed het pijn dat ze bij Oranje blijkbaar zo weinig vertrouwen hadden in mijn terugkeer.

Toen ik zwangerschapsverlof kreeg, probeerde ik het zo veel mogelijk van me af te zetten. Om te ontspannen werkte ik in de tuin. Ik timmerde een bank in elkaar en in huis maakte ik een wastafelmeubel.

Omdat ik geen grammetje vet op mijn lijf had zitten, kon ik de baby duidelijk voelen. Soms zag ik zelfs een voet of een knie voorbij schieten. Ik vond het leuk om dan een beetje terug te duwen. Het scheen bij topsporters normaal te zijn dat de baby en de baarmoeder zo duidelijk zichtbaar waren. Bij de verloskundepraktijk vonden ze dat ook prachtig.

Voor m’n schoonouders was het hun eerste kleinkind, dus ze waren ontzettend nieuwsgierig. Mijn zus was een paar jaar eerder bevallen en daarom wisten mijn eigen ouders al een beetje wat ze konden verwachten.

Zelf was ik twee weken na de uitgerekende datum geboren. En op de een of andere manier wist ik zeker dat ook mijn baby geen zin zou hebben om er na negen maanden op eigen initiatief uit te komen. Die zat daar gewoon veel te lekker. Ze zou op een dag in augustus komen, maar er gebeurde helemaal niets. Twee weken wachtten we af. Ik stopte met sporten en ging vaak naar het ziekenhuis voor controle. Ze keken naar het hartje, naar de bloeddruk en zeiden op een gegeven moment dat ik ingeleid moest worden. We maakten een afspraak voor donderdag.

*

‘We gaan niks tegen onze ouders zeggen hoor,’ zei ik tegen Niels. ‘Anders hangen ze straks om de twee uur aan de telefoon, daar heb ik geen zin in.’ Op woensdagavond aten we nog een hapje bij mijn schoonouders. We zeiden niets. ‘Jullie zien het allemaal straks wel,’ dacht ik, ‘als mijn kleine meid eruit is.’

Maar dat inleiden was niet een-twee-drie voorbij. Het duurde vijfentwintig uur. Toen ik ging liggen op het ziekenhuisbed was ik nog vol enthousiasme. Nou, ik wil wel eens zien wat al die vrouwen meemaken. Kom maar op met die uitdaging.

De pijn die ik voelde was met geen pen te beschrijven. Op het voetbalveld had ik geleden, maar dit sloeg alles. Al vond ik het wel gaaf om te zien hoeveel kracht er door mijn lichaam ging. Mijn gevoel voor tijd was in één keer verdwenen. En toen de verloskundige zei dat ik na vijf uur nog steeds maar op drie centimeter ontsluiting zat, kon ik dat bijna niet geloven.

‘Het schiet niet op,’ zei ze. ‘We geven je nog meer hormonen.’ Ze draaide het pompje verder open, waardoor de weeën elkaar nu sneller opvolgden. Op een gegeven moment was het zelfs één grote wee. Ik dacht dat ik doodging. Maar ik bleef bij mijn standpunt: ik wil geen pijnbestrijding. Ik was als de dood voor naalden.

Om acht uur in de avond, toen ik er dus al twaalf uur op had zitten, zat ik nog steeds op drie centimeter ontsluiting.

‘Je zal hier moeten overnachten,’ zei de verloskundige tegen Niels. ‘Het gaat zo langzaam. Misschien moet je wat spullen gaan halen.’ Niels reed naar huis, nam een douche en deed wat schone kleren in een tas. Ondertussen lag ik daar half te sterven. ‘Hoe laat ben je terug?’ sms’te ik hem. ‘Kun je snel komen? Het gaat echt niet meer.’

Na een uur was hij terug. ‘Jullie moeten me helpen,’ smeekte ik, ‘ik trek dit niet meer.’ Er zaten geen pauzes tussen de weeën, dus ik kon niks wegpuffen. De verloskundige werd erbij geroepen.

‘Nee, ik wil geen ruggenprik!’ riep ik.

‘Zo’n pompje werkt maar voor vier uur,’ antwoordde de verloskundige, ‘daar ga je het niet mee redden.’

Met geen haar op mijn hoofd wilde ik een ruggenprik. Twintig minuten beet ik mijn lippen kapot. ‘Kan het echt niet met alleen dat pompje?’

‘Nee.’

‘Oké, doe dan maar die ruggenprik!’

Natuurlijk voelde ik er helemaal niets van toen ze me aan de ruggenprik koppelde. Maar al heel snel zonk ik achterover in de kussens en trok alle pijn weg. Heerlijk. Ik viel in een diepe slaap. Midden in de nacht werd ik wakker. De verloskundige kwam me controleren. Mijn bloeddruk en hartslag hadden ze al die tijd in de gaten gehouden en ook het toedienen van hormonen was doorgegaan.

Ik zat op negen centimeter ontsluiting. De ruggenprik moest ontkoppeld worden zodat ik weer gevoel zou krijgen in mijn lichaam. Nu moest ik aan de gang. De wedstrijd kon beginnen. Yes, dacht ik, eindelijk actie! Ik begon mee te persen met de weeën. Dat was makkelijk en leuk om te doen. Ik kon het met twee vingers in mijn neus. Niels zat links van mij op een stoel. Hij was heel rustig, zat niet aan me en vroeg ook niets. Hij wist dat hij mij mijn gang moest laten gaan.

Er was alleen wel iets dat ik niet had zien aankomen. Mijn bekkenbodemspieren waren zo ontzettend sterk, dat daar in de verste verte geen baby doorheen kon. Later vertelde de verloskundige dat ze dit wel vaker zagen bij topsporters. Vooral bij vrouwen die op hoog niveau paardreden. Die konden persen wat ze wilden, maar het had geen enkele zin. Ook bij mij moest er dus een hulpmiddel bij. De vacuümpomp werd tevoorschijn getoverd. Het gehuil van Sanne dat een paar minuten later de ruimte vulde, zal ik nooit vergeten. Toen ik haar in mijn armen kreeg, brak ik. Natuurlijk van vermoeidheid - omdat je vijfentwintig uur bezig bent geweest - maar ook omdat er opeens zo’n klein mensje op je borst ligt. Ze kroop naar mijn borst toe en begon te drinken.

De bevalling was mijn zwaarste inspanning ooit. Al die tijd had ik niks gegeten. Ik barstte van de honger. Toen ik later opstond en naar de douche liep om me op te frissen, voelde ik mezelf wegglijden. Ik viel flauw.

*

Al snel na de bevalling kreeg ik een kaartje. ‘Gefeliciteerd,’ schreef de bondscoach, en: ‘We willen graag bij je langskomen’. Ik voelde me goed en redelijk stabiel, dus dat kon. Misschien, als hij zag hoe goed ik er na de bevalling al weer bij liep, zou hij ook vertrouwen krijgen in mijn snelle terugkeer. Maar aan de andere kant dacht ik wel: wat kom je eigenlijk doen? Ik had al zo lang niets van hem gehoord.

Twee weken later stonden Roger Reijners en teammanager Sonja op de stoep. Niels was het huis uit gevlucht. Hij vond het nog steeds onbeschoft hoe ik was behandeld en had geen zin in een toneelstukje.

Voor Sanne, die in de box lag te slapen, had Roger schoenen van de KNVB-sponsor meegenomen. Hij liep over van de complimenten. Hij vond het allemaal zo mooi, zo’n klein baby’tje. Wat een geluk.

Ik gaf hem en Sonja beschuit met muisjes en begon me af te vragen wat het doel precies was van dit bezoek. Vanaf februari, toen ik van hem had vernomen dat ik niet meer op de Oranje-lijst stond, hadden we geen contact meer gehad. Na een halfuur praten over koetjes en kalfjes vertrokken ze – ­zonder ook maar één woord vuil te hebben gemaakt over Oranje.

*

‘We hebben een mooi voorstel voor je,’ zei de directeur amateurvoetbal, toen hij de laatste hap van zijn beschuit nam. Mijn hart maakte een klein sprongetje.

‘We willen graag dat je manager vrouwenvoetbal wordt bij de KNVB.’ Even dacht ik dat ik hem niet goed had verstaan. Vol ongeloof keek ik hem aan. Het was precies drie weken geleden dat ik was bevallen en Hans Spiering zat bij ons op de bank. Exact twee dagen na het bezoek van Roger. Hans vertelde me dat ze in mij de ultieme kandidaat zagen om het vrouwenvoetbal op een hoger podium te krijgen. Vervolgens somde hij alle details van de functie op. Ik hoorde het verhaal aan – natuurlijk was ik gevleid – maar ik voelde ook direct hoe mijn boosheid terugkwam. Hoe konden ze mij dit aandoen?

‘Maar ik wil gewoon weer voetballen!’ riep ik toen.

*

Ik kan me niet eens meer goed herinneren hoe de directeur amateurvoetbal eigenlijk is weggegaan. Er werd me nog eens goed gezegd dat ik echt moest nadenken over het voorstel.

Het voelde ook alsof ik geen keus had. Als ik geen manager zou worden, dan lag ik er straks helemaal uit bij de KNVB.

Ik werd heen en weer geslingerd tussen gedachten. Esther kwam om de hoek kijken en mijn familie begon advies te geven. Er moest een beslissing komen. Nu zat ik nog in m’n officiële verlof, maar straks zou ik misschien werkeloos zijn.

Een week later zat ik in Zeist in de directiekamer. Vol zelfvertrouwen was ik de kamer in gestapt. Technisch manager Jelle Goes was ook aanwezig, en een secretaresse om de papieren klaar te maken. Aan alles merkte ik dat ze ervan uitgingen dat ik de functie zou aannemen. De sfeer was opperbest en er werd informeel gebabbeld. Jelle Goes trapte af, maar ik nam het gesprek al snel over.

‘Ik ga het niet doen’, zei ik, ‘ik wil voetballen en ik ga terugkomen.’

Ik wilde zelf bepalen wanneer ik zou stoppen. Ze vonden het onbegrijpelijk. Dit was een eenmalig aanbod. Dat kon ik toch niet zomaar afslaan? Verbouwereerd liet ik ze achter.

Het contact verliep daarna via de mail. Er werd me nog een ander voorstel gedaan. Ik kon ook het land in, als ambassadeur. Ik zou een nul-urencontract krijgen, betaald worden op afroep voor nog geen twintig euro per uur. En dan te bedenken dat ik tot mijn zwangerschap de afgelopen zes jaar voor twintig uur op de loonlijst stond. Eerst als talentcoördinator vrouwenvoetbal en later als ambassadeur.’

*

Mijn borsten waren groot en kei- en keihard geworden. Ik moest er nogal aan wennen. Ik kende mezelf niet anders dan dat alles strak was, met nauwelijks vet en een kleine cupmaat. De meiden bij Ajax waren er ook van onder de indruk. Ik wilde geen 23 man kraamvisite over de vloer en had besloten om in de kleedkamer langs te gaan om Sanne te laten zien. Sommige speelsters konden bijna niet geloven dat ik echt zwanger was geweest, want na twee weken was mijn buik alweer geslonken. Op dat moment had ik ook mijn normale broek weer aan.

Sanne’s eerste weken vlogen voorbij. Ze lag vooral op mijn borst te slapen of te drinken. Ondanks het bezoek van Roger en Hans Spiering voelde ik me mentaal sterk. Ik mocht nog niet trainen, maar ging toch zo vaak mogelijk uit wandelen. De verloskundige zei dat ik mijn tijd moest nemen en het rustig aan moest doen, maar ik merkte dat ik heel veel al gewoon weer kon.

Met Niels ging alles vanzelf, we vulden elkaar goed aan. Hij was wat zorgzamer. Ik hanteerde meer de orde en de regels in het huishouden. Ook kon hij zich eerder zorgen maken als er iets met Sanne was. Ik dacht al snel: dat komt wel goed. Ik liet de dingen wat meer op zijn beloop. Godzijdank leken we niet op elkaar. Als je twee Kosters in één huis zou hebben, die het altijd beter dachten te weten, dan had je elke dag slaande ruzie.

*

Na vijf en een halve week liet ik mijn buikspieren checken via een echo. ‘Je rechte buikspier zit weer aan elkaar,’ zei de arts, ‘je mag weer gaan trainen.’ Ook mijn bekkenbodemspieren waren voldoende hersteld om weer te gaan opbouwen.

Voor mezelf had ik besloten dat ik tot drie maanden borstvoeding zou geven. Sanne zou dan naar de kinderopvang gaan en ik kon mijn trainingen intensiveren. Maar zo makkelijk bleek het niet te zijn om over te stappen op flesvoeding. Sanne vond mijn borst veel te lekker. Het was gek, want we hadden al geoefend met een flesje en we wisten dat ze eruit kon drinken. Maar toen het moment was aangebroken weigerde Sanne hardnekkig: ze dronk alleen van de borst. Niels en ik probeerden haar op alle mogelijke manieren uit de fles te laten drinken. We werden er bijna radeloos van. En ik baalde als een stekker want nu kon ik eindelijk weer het veld op en dan moest ik trainingen gaan afzeggen. Ik besloot Sanne mee naar Ajax te nemen.

Net voor de warming-up gaf ik haar snel de borst en als ik van het veld af kwam direct weer. Mijn vader ging mee en hield Sanne in zijn armen terwijl ik me te pletter rende op de training. Wat ik lastig vond, was dat ze bij Ajax eigenlijk nergens een ruimte hadden waar ik rustig de borst kon geven. Overal liepen wel trainers, spelers of fysio’s in en uit. Mijn vader zat met een kop koffie en Sanne in de kantine of bij ons in de fitnessruimte, maar hij werd daar ook een beetje gek aangekeken als buitenstaander. Het was alles behalve een ideale situatie. Als Sanne het op een blèren zette, werd er geërgerd gereageerd. Langs de halters en gewichten ijsbeerde hij dan heen en weer om haar stil te krijgen. Ondertussen was ik buiten keihard aan het trainen.

*

Eigenlijk viel Ajax niets te verwijten. Ze verlengden namelijk in deze periode mijn contract en daar ben ik ze erg dankbaar voor. Maar toch heb ik me ontzettend eenzaam gevoeld in de tijd dat ik weer terug moest komen op mijn oude niveau. Soms mocht ik niet met de groep meetrainen omdat ik ‘nog niet alles zou kunnen doen’. Of, werd er dan tegen me gezegd: ‘blijf maar even aan de kant staan, anders komt het niet uit met de aantallen’. Bij een positiespelletje konden alleen de fitte spelers meedoen, er was geen plaats voor een speler die moest terugkomen en nog geen duels mocht spelen. Natuurlijk kon ik niet hard maken dat dit met mijn zwangerschap te maken had, maar het vóelde wel zo.

Ik hoorde geruchten, waarvan ik niet wist of ze waar waren. ‘Tjsa, dan had ze maar niet zwanger moeten worden’, zou er gezegd zijn door een hooggeplaatst persoon bij de KNVB. Ik was te kwetsbaar om het na te vragen.

Speelsters bij Ajax die van een blessure aan het herstellen waren, kregen voorrang boven mij. Het gaf een enorme knauw. Ik deed mijn best, ik bracht braaf mijn uren in de gymzaal door en trainde op honderd procent, maar niemand van de leiding vroeg naar me. Of ze me misschien ergens mee zouden kunnen helpen. Of ik soms ergens tegenaan liep. De staf wist dat ik na drie maanden wilde stoppen met borstvoeding, maar ze wisten ook dat dit nog niet gelukt was. Als ik samen met hen naar een oplossing probeerde te zoeken, gaven ze geen sjoege. Ik moest zelf maar uitzoeken hoe ik dat zou doen en hoe ik weer helemaal fit kon worden. Pas dan was ik weer van waarde voor het team. Eerder niet.

*

Nu zeggen heel veel mensen tegen mij: ‘We hadden nooit verwacht dat je weer zou gaan spelen en dat je weer op zo’n hoog niveau terug zou komen.’

Het kan me nog steeds pijn doen. Gelukkig was fysio Eva Blewanus iemand die actief met me meedacht. Ze zag waar ik tegenaan liep en ze zorgde ervoor dat ik tijdens de kerstperiode met iemand anders kon gaan trainen, zodat ik niet stil kwam te staan in mijn revalidatie. Maar uiteindelijk bepaalde trainer Ed Engelkes wat er gebeurde. Het stelde me teleur dat zelfs hij zo weinig interesse toonde. Hij kende me al sinds mijn twaalfde en zou toch moeten weten hoe ik in elkaar stak. Er waren vier plekken voor de centrale verdediging. Ik was vol op stoom om terug te komen voor die positie. Maar opeens werden er nog meer speelsters benaderd om op die plek te gaan spelen. Hoe kon ik me er ooit weer tussen vechten?

Natuurlijk snapte ik wel dat de situatie nieuw voor ze was. Maar ik had zo’n erelijst en reputatie. In 2013 had ik samen met Sherida Spitse de meeste speelminuten gemaakt in Oranje. Konden ze me niet iets meer ondersteunen?

Vanuit de speelsters kwam ook vrij weinig. Tessel Middag en Loïs Oudemast kwamen wel vaak naar me toe. Ze vroegen me hoe het ging en waar ik tegenaan liep. Ze steunden mij, als ze zagen dat ik het moeilijk had. Toch deed het merendeel niets. Ik kwam een keer thuis, ging onder de douche staan en riep naar Niels: ‘Ik kap ermee!’

Hij zei: ‘Doe dat nou niet.’ En ook Esther van mijn agentschap drukte me op het hart: ‘Zie het niet emotioneel, hou het zakelijk.’

Maar ik zat er volledig doorheen.

*

‘Pap, ik ga me nu omkleden. Hou jij haar even vast.’ Ik gaf borstvoeding in het artsenhokje en mijn vader ondersteunde me. Maar vlak daarnaast, in de medische ruimte, liepen keepers en spelers voortdurend langs. Het was alles behalve ideaal. Die ochtend was me ook weer een vervelende opmerking ter ore gekomen. ‘Hoe lang gaat die situatie van Daphne nog duren’, zou de trainer gezegd hebben. Ik wist niet of het klopte, maar het zou me niet verbazen als het gezegd zou zijn. Ik merkte dat ik op het veld mijn flow niet kon vinden, er zat angst in mijn lijf en ik maakte fouten. Mijn benen kwamen er af en toe nog niet helemaal uit en ik twijfelde te vaak. Ik zocht naar vastigheden in het veld en naar dingen die vanzelf gingen. Maar dat was lastig omdat ik het gevoel had dat ik onder een vergrootglas lag. Thuis wilde ik het absoluut niet over voetbal hebben. Ook niet toen ik hoorde dat ik geen aanvoerster meer was bij Ajax. Petra Hogewoning had de band overgenomen en Anouk Hogendijk was tot reserveaanvoerster benoemd. Iets waar ik overigens zelf achter moest komen, niemand van de club had me daarvan officieel op de hoogte gebracht.

Hoewel ik mentaal elke keer weer door mijn omgeving uit m’n balans werd gebracht, verliep mijn herstelproces wel voorspoedig. In januari had ik bij Ajax de hoogste score bij een fitheidstest. Ik begon ook weer minuten op het veld te maken. Na verschillende oefenwedstrijden en invalbeurten, onder andere tegen Thailand, stond ik in maart weer in de basis. Ik kon trots zijn op mezelf, ik was zo goed als terug. Maar dit was pas de eerste stap geweest, de tweede was minstens zo belangrijk. Er waren op dat moment zeven Oranje-internationals in de basis bij Ajax. En dat moesten er acht worden.

*

Tot aan mijn zwangerschap had ik altijd in de basis van het Nederlands team gestaan. Maar ik, voormalig aanvoerster met 139 interlands achter mijn naam, was nog steeds niet opgeroepen. Begin maart vond de Cyprus Cup plaats, een oefentoernooi waar maar liefst zesentwintig speelsters mee naartoe mochten. Sommigen waren nog helemaal niet fit.

Op 4 en 8 april vonden er weer oefenwedstrijden plaats. Weer werd ik niet opgeroepen. En wéér waren er speelsters bij die nog geen wedstrijd uit konden spelen.

In de VS had ik van dichtbij gezien hoe Sky Blue verdediger Christie Ramponewas – die op haar vijfendertigste haar tweede kind kreeg – vier maanden na de bevalling alweer opgeroepen voor het nationale team. Niet omdat ze meteen weer zo goed speelde. Puur op basis van wat ze in het verleden had gepresteerd. En omdat iedereen het normaal vond dat deze ervaren aanvoerster weer een kans kreeg. Zij was een van de drijvende krachten geweest achter het succes van de VS op het WK van 2011 (2e plek) en een gouden plak bij de Olympische Spelen van 2014.

Rampone werd direct weer bij het Amerikaans Elftal betrokken. Iedereen zag natuurlijk dat ze nog niet terug was op haar oude niveau. Sommige dingen liepen niet, er zat geen kracht in haar schoten en ze was nog te langzaam. Haar hele omgeving hielp haar om zo snel mogelijk terug te komen. Ook Sky Blue zelf. Er was een begeleidster van de club aangesteld die haar voor de wedstrijd hielp met borstvoeding en de baby overnam als zij het veld op ging. Rampone kreeg uitgebreid voedingsadvies: wat moest ze eten om zo snel weer terug aan de top te zijn? Als we later met Sky Blue ver weg op trainingskamp moesten – bijvoorbeeld vijf dagen naar Californië – dan ging haar dochter mee. Die zat er gewoon bij, in een stoeltje aan tafel. Sommige speelsters gingen een beetje met haar ravotten of ze wiegden de baby in slaap. Alle voorzieningen werden door de club geregeld. Als Rampone zelf aan het spelen was, hoefde ze nergens over na te denken. Haar kind was in goede handen. Het mooie was dat meer speelsters zich bezig gingen houden met zwanger worden. Of in elk geval, ze zagen dat het mogelijk was om naast een carrière als prof ook moeder te zijn.

*

Ik moest zelf op internet lezen dat ik niet meeging naar de Cyprus Cup. Het deed pijn. Ik vond het vooral zo erg omdat er speelsters op de lijst stonden die nog geen minuut hadden gespeeld het afgelopen jaar. Ik had een kind gekregen, me teruggeknokt en werd vervolgens volkomen genegeerd. Natuurlijk had ik rekening gehouden met het scenario dat ik niet binnen vijf maanden op mijn oude topniveau terug zou zijn. Of dat ik als drieëntwintigste speelster mee zou gaan. Maar ik had geen enkele kans gekregen om me te bewijzen, en dat terwijl ik me superfit en sterk voelde.

In het blad HELDEN vroeg journalist Frits Barend zich in een column af waarom ik niet was opgeroepen voor de Cyprus Cup. Hij begreep niet dat de beste speelster van Nederland niet op de lijst stond.

Een dag na de publicatie van die column, ging mijn telefoon. Het was bondscoach Roger Reijners. Hij wilde met me afspreken.

*

Het Van der Valk-restaurant langs de A2 in Breukelen was die dag opvallend rustig. Toen ik Roger zag zitten, schrok ik even. Naast hem zat Sarina Wiegman, zijn assistent. Ja, als je iemand mee ging nemen had je dat wel even kunnen melden, dacht ik. Dan had ik zelf Esther van m’n agentschap erbij gevraagd.

Het werd me meteen duidelijk dat Roger niet de intentie had om mij weer terug te krijgen op het hoogste niveau. Hij viel met de deur in huis en zei dat ik begin april ook niet zou worden opgeroepen voor de oefenwedstrijden tegen Noorwegen en IJsland.

‘Maar waarom neem je wel speelsters mee die niet fit zijn?’ vroeg ik vol ongeloof. ‘Ik ben wel wedstrijdfit.’

Roger vervolgde dat ik er ook rekening mee moest houden dat ik niet op de lijst van de FIFA zou komen. Dé lijst – met de vijfendertig speelsters die meegingen naar het WK.

Ik was niet eens meer verbaasd. Ik stond gewoon perplex. Waarom werd ik zo behandeld? Was het omdat ik kritiek op hem had geleverd na het EK van 2013? Of lag het nou nog steeds aan mijn zwangerschap?

Sarina Wiegman zat er bij, maar ze zei niks.

‘Wettelijk had je me nooit van die lijst mogen verwijderen,’ zei ik, ‘je mag iemand daar niet afhalen vanwege een zwangerschap.’

Roger nam een slok van zijn koffie en keek even naar buiten.

‘Ja maar ik heb gewoon niks aan je gehad in die periode,’ zei hij.

‘Dit meen je niet,’ antwoordde ik.

Als je ergens in de schaduw werkt, zoals bij vrouwenvoetbal, dan weten mensen niet wat er speelt. Of ze volgen het niet. Bij het mannenvoetbal is er voortdurend discussie. Wie zijn de beste spelers? Waarom? En hoe gedraagt de coach zich, klopt het wel? Al zijn keuzes worden uitgebreid geëvalueerd.

De keuzes die Roger maakte niet.

De dagen erna kreeg ik van veel speelsters verbaasde reacties. Wat was er gebeurd? Had ik bedankt voor het Nederlands Elftal? Nee toch?

*

Normaal gesproken: als je niet tevreden bent bij je werkgever, kun je ergens anders gaan solliciteren. Je zoekt een andere baan of je verhuist naar een andere stad en kijkt daar rond. Maar in het voetbal gaat dat niet zo makkelijk. Je kunt niet zo makkelijk van club wisselen, daarom heerst er een zekere angstcultuur. De trainer heeft de macht, die bepaalt of je speelt of niet. Ik snapte daarom ook wel dat veel speelsters kritiek voor zich hielden. Ze waren gewoon afhankelijk. Hetzelfde gold voor het Nederlands Elftal. Veel speelsters waren al blij als ze er überhaupt bij zaten.

Sommige speelsters vroegen wel aan me hoe het ging. Een paar belden, anderen stuurden een berichtje. Maar de meesten waren bang om ook uit de selectie gegooid te worden. Ze hielden zich afzijdig. In mijn hele carrière ben ik heel wat keren in de bres gesprongen voor medespeelsters of om zaken aan te kaarten. Het viel me tegen dat meiden dat nu niet voor mij deden.

Er kwamen andere kansen voorbij. Ik werd benaderd door FOX en de NOS om wedstrijden te analyseren. Via via hoorde ik dat een van de sponsoren van Oranje het blad HELDEN had verzocht om niets meer over mij te schrijven. Het vrouwenvoetbal moest wel leuk blijven. ‘We willen geen negatieve uitingen rondom het vrouwenvoetbal betreffende Daphne Koster’, zo stond in een bericht dat een kennis me mondeling toevertrouwde.

*

Het is gebruikelijk dat het na een dramatisch verlopen EK direct ‘exit coach’ is. Maar niet bij Roger Reijners, die raar gewisseld had en onrust in het team niet had kunnen oplossen. Hij bleef na het stranden van Oranje in de poulefase nog maanden zitten. Omdat de FIFA het WK had uitgebreid en er extra plekken voor UEFA-landen bij waren gekomen, lukte het Oranje toch om zich na play-offs voor de eerste keer in de geschiedenis te plaatsen voor het WK. In de achtste finale vloog Nederland eruit en was het tijdperk Reijners geëindigd. Hij moest weg, de rest van de staf mocht blijven zitten. En die zouden gewoon met de nieuwe bondscoach gaan samenwerken. Tot mijn grote ongeloof werd Arjen van der Laan gekozen. Deze man wist maar weinig van vrouwenvoetbal. Ja, hij had zijn eigen vrouw getraind. En hij was zelf oud-voetballer. Maar hij had nauwelijks ervaring als coach. Op zijn cv stond dat hij hoofdcoach van FC Lisse was geweest en daarvoor alleen assistent-trainer.

De kritiek die aanzwol bij zijn bekendmaking, werd door de KNVB direct weggewuifd. Ze waren erg tevreden met hun keus. In de media zag ik hoe Arjen stond te stralen van blijdschap. Hij zei dat hij graag wilde leren van deze nieuwe ervaring.

Het kon natuurlijk zo zijn dat de KNVB het echt heel erg met hem zag zitten. Maar zelf vond ik het een onaanvaardbaar risico om zo’n iemand aan te stellen. Was hij in staat om echt een team te smeden? En zouden de speelsters onder hem zich verder kunnen ontwikkelen? Kon dat eigenlijk wel terwijl de hele staf van Roger verder gewoon was blijven zitten?

In eerste instantie dacht ik: nu word ik weer niet opgeroepen. Maar toch belde Arjen me op om een afspraak te maken. In een sfeer van geheimzinnigheid zei hij dat hij een vertrouwelijk gesprek met me wilde, waar niemand van af mocht weten. Als mensen vroegen of ik contact met hem had gehad, zou ik moeten ontkennen. Dit moest koste wat kost voor de buitenwereld geheim blijven. Tot op de dag van vandaag weet ik eigenlijk niet waarom dat was. Misschien was hij bang dat ik naar de media zou stappen?

We ontmoetten elkaar in het Van der Valk-restaurant aan de snelweg.

‘Ik heb veel over je gelezen,’ zei Arjen, ‘ik ken je en ik volg je natuurlijk.’ Ik keek hem zwijgend aan. ‘Ik weet dat je graag voor het Nederlands Elftal zou willen spelen, maar ik weet niet of ik gebruik van je ga maken.’

‘Dat is aan jou,’ antwoordde ik. ‘Het gaat erom wie jij de beste vindt op die positie.’

Hij schoot een meisje aan van de bediening voor nog een koffie. ‘Hoe zou je het vinden om wissel te staan?’ vroeg hij.

‘Dan ga ik het lastig voor je maken.’ Ik nam een slok water. ‘Niet met woorden, maar door te laten zien dat ik het kan. En dat ik de beste ben.’

Hij glimlachte. ‘Nee,’ zei hij, ‘ik ga jou niet op de reservelijst zetten.’

Toen ik wegreed, had ik al een voorgevoel dat ik niets meer van hem zou horen. En dat bleek ook te kloppen. Bij Ajax speelde ik elke wedstrijd: ik was extreem fit. Maar Arjen liet niks meer van zich horen. Ik kreeg geen afzegging, geen toezegging, geen uitleg. Niets. Uit de media moest ik horen welke speelsters hij uiteindelijk had oproepen.

*

‘Winnaars van Morgen’ was een nieuw voetbalplan van de KNVB dat Nederland moest terugbrengen naar de top. 131 personen uit het voetbalwereldje hadden ideeën aangeleverd en het plan vormgegeven. Vanuit het vrouwenvoetbal was alleen Arjen van der Laan benaderd. Toen ik het plan zelf bekeek, leek het alsof er alleen naar het mannenvoetbal was gekeken. Op Twitter vroeg ik me af of dit plan van de KNVB ook toepasbaar was op vrouwen. Ik schreef dat ik ‘iets miste’ en sloot af met de hastag #vrouwen.

Direct kreeg ik de KNVB aan de lijn. Hoe haalde ik het in mijn hoofd om zoiets te twitteren? ‘Natuurlijk,’ zei hij, ‘natuurlijk was dit hele project ook bedoeld en toepasbaar op vrouwen.’

‘Maar je kunt toch niet alles zo maar één op één kopiëren van de mannen?’ vroeg ik, ‘het vergt toch een eigen unieke benadering? Je zou de vrouwen toch op z’n minst kunnen noemen.’

Ondertussen kon ik niet geloven wat ik op Twitter zag. Ik was ontvolgd door de KNVB. ‘Lachwekkend,’ zei ik tegen Niels. ‘Niet te geloven.’

Toen Vera Pauw enige tijd later genomineerd werd door de FIFA in de lijst ‘beste tien coaches ter wereld’, kwam er van de KNVB geen enkel bericht. Ze negeerde de nominatie volkomen. Ik belde de KNVB. ‘Schande,’ zei ik tegen een medewerker, ‘dat jullie hier geen enkele aandacht aan besteden. Jullie weten net als ik dat Vera één van de grondleggers is van het hedendaagse vrouwenvoetbal in Nederland. Het getuigt wel van heel weinig klasse dat jullie er niks mee doen.’ Het telefoontje werkte. De volgende ochtend kwam de KNVB met een officiële felicitatie voor Vera.

*

Ik voelde geen rancune, ook al had deze periode ontzettend veel met me gedaan. Af en toe kon ik nog last hebben van heimwee naar de trainingskampen met Oranje, maar verder probeerde ik het zo veel mogelijk los te laten. Ik richtte mijn aandacht op andere dingen. Samen met ABN AMRO zette ik in 2015 bij Ajax een talententraject op voor meisjes van zeven en acht jaar oud. Al een tijd lang maakte ik me er druk om dat het bij veel clubs niet de gewoonte was om gemengd te spelen en dat er voor jonge meiden te weinig trainingen werden aangeboden.

Het was natuurlijk niet voor niets dat de meeste internationals lang tussen de jongens hadden gevoetbald. Daar leerde je namelijk ontzettend veel van. Als ik zelf in een meisjesteam terecht was gekomen en niet tot mijn negentiende tussen de jongens had gespeeld, dan had ik nooit mijn huidige niveau gehaald.

Voetbal is een technische sport en als kinderen jong beginnen, zo rond hun vijfde, kunnen ze qua niveau heel lang met elkaar voetballen. Tot twaalf jaar zijn er vrijwel geen fysieke verschillen tussen jongens en meisjes. Maar meisjes worden op z’n vroegst rond hun tiende gescout door de KNVB. Pas vanaf dat moment kunnen ze de juiste begeleiding krijgen, en dan is er dus al heel veel tijd verloren gegaan. Een talentvol jongetje traint vier keer per week met een goede trainer. Een talentvol meisje van dezelfde leeftijd traint maar twee keer per week – onder haar niveau en met een goedbedoelende ouder. Plus: meisjes worden bij een club vaak allemaal bij elkaar gezet. Dat is ook niet goed voor hun ontwikkeling. De beste loopt overal doorheen en speelt geen bal af. Zij krijgt alleen maar te horen dat ze niet zo aso moet zijn en moet overspelen. En het meisje dat al helemaal geen bal kan raken, krijgt ook geen enkele bal toegespeeld. Vaak wordt het al snel een vriendinnenteam. Dus als er eentje stopt, stopt de rest ook. Op geen enkele manier worden die meiden uitgedaagd om het beste uit zichzelf te halen.

Bij gemengd spelen kunnen jongens en meisjes veel van elkaar leren. Bij jongens ligt de nadruk vaak op winnen, met schreeuwende vaders en trainers langs de lijn. Bij meisjes wordt er weer te veel gerecreëerd. Het moet allemaal vooral gezellig en leuk zijn.

Na afloop van het talententraject praatte ik ook met de ouders van de meisjes. ‘Als je kind niet gemengd mag spelen, of te weinig trainingen krijgt, ga dan ergens anders heen,’ adviseerde ik. ‘Zoek in godsnaam een andere club.’

De meiden zelf keken hun ogen uit bij Ajax. Zij zagen dat als ze goed hun best zouden doen, hun voetbaldroom zou kunnen uitkomen. Het is gewoon mogelijk om een contract te krijgen bij Ajax. De laatste training kreeg ik allemaal tekeningen van ze. Ze waren supergemotiveerd en zouden allemaal doorgaan om de beste van hun club te worden. Voor allemaal signeerde ik een voetbal. Toen ik ze na zes maanden weer eens zag, liepen ze nog steeds in hun Ajax-tenuetje.

Uri Coronel was van 2008-2011 voorzitter van Ajax. ‘Er komen absoluut geen vrouwen bij Ajax,’ had hij steeds gezegd. Met afgrijzen had hij gezien hoe er toch een vrouwentak uit de grond was gestampt. Zijn kleindochter was via het talententraject bij mij komen trainen. Toen hij zag hoe geweldig ze het vond, en hoe trots ze was dat ze bij de grote Amsterdamse club mocht meedoen, draaide hij honderdtachtig graden van mening. Opeens vond hij het ook fantastisch en werd een groot voorstander van het vrouwenvoetbal.