Zevende en laatste brief aan Soo

De maandag daarna vond Soo in Gent op de vloer van de gang drie brieven. Hij was erdoor verrast. Hij had helemaal niets verwacht.

Na zijn vorige, vergeefse bezoek aan zijn eigen kamer, nu meer dan drie weken geleden, had hij gedacht dat Tony hem vergeten was, en dat hij geen enkele brief meer zou schrijven.

Soo was in die drie weken dan ook niet meer naar Gent gekomen. Hij rechtvaardigde dat door zich het tijdverlies voor ogen te houden waarmee zijn vorige bezoeken waren gepaard gegaan, en door zichzelf te herinneren aan de achterstand die hem dat telkens op zijn studeerschema had gekost.

Maar tegelijk, zonder dat hij dit echter wilde toegeven aan zichzelf, wilde hij door thuis te blijven de pijn ontlopen die hij zo vreesde. De pijn van de teleurstelling, als opnieuw mocht blijken dat Tony niets van zich had laten horen.

Hij stormde de trap op met de drie brieven. De deur van zijn kamer kon hem niet snel genoeg opengaan. In zijn haast sloot hij haar niet eens achter zich. De sleutel bleef in het slot zitten.

Hij ging aan de tafel zitten, de brieven voor hem. Hij hoopte maar dat Tony hem deze keer een contactadres zou geven. Dan kon hij hem zelf ook een brief schrijven, om hem te waarschuwen voor zijn ouders.

Ze zijn op het oorlogspad, Tony. Ze hebben naar al hun cliënten gebeld, en ze weten nu precies wat je plan is. Maar ze weten ook dat je nog voor geen enkele cliënt iets hebt verkocht.

Ze weten dat je met een bestelwagen rondrijdt, al weten ze niet welke, noch wat zijn nummerplaat is.

Maar ze zijn bij mij komen dreigen, voor de tweede keer al. Ik moest je vertellen dat als je binnen een week niet naar huis komt, dat ze je dan opgeven als vermist, en dat je dan de politie achter je aan krijgt.

Zover zullen ze het wel niet drijven, Tony, maar toch…Is het niet beter dat je misschien inderdaad naar huis komt?

Ik weet het, het zal niet gemakkelijk zijn om de brokken te lijmen. Maar je zal zien, na een paar dagen, als de zachte diplomatie van je moeder begint in te werken op je vader, is alles weer als tevoren. Met een beetje geluk kun je zelfs nog de tweede zittijd halen. Wie weet?

Soo opende de brieven, keurig volgens datum.

De eerste brief was drie kantjes lang, en getypt, met een oude tikmachine leek het wel. Vreemd, dacht Soo, waarom gebruikte hij de tekstverwerker niet? Hij legde de brief ongelezen opzij en opende de tweede envelop.

Hieruit kwam een brief van wel vijftien bladzijden, dicht beschreven met de hand. Soo schudde het hoofd en legde deze brief eveneens opzij. Hij wilde eerst ook de derde envelop openmaken, zodat hij de drie brieven straks ongestoord in één ruk kon lezen, in de juiste chronologische volgorde.

Pas op het moment dat hij deze derde envelop wilde openscheuren, zag hij dat er een Nederlandse postzegel op kleefde. Bezorgdheid maakte zich van hem meester. En toen hij de brief zelf te voorschijn had gehaald en opengeplooid, zonk het hart hem helemaal in de schoenen.

Het was een korte brief, in een handschrift dat maar nauwelijks herkenbaar was als dat van Tony. Het was het geschrift van iemand die moeite had om zijn hand te bewegen, alsof elke beweging hem pijn deed. En op het papier zaten enkele vlekken en vegen, die door niets anders veroorzaakt konden zijn dan door bloed.

Beste Soo,

Ik moest weg uit België. Om meer dan één reden, maar vooral omdat ik het er kotsbeu ben. Er valt niets te beginnen. Het klinkt misschien raar, maar het is er te klein voor mij. Te benepen. Te weinig zuurstof.

Ik zit nu in de haven van Rotterdam. Ik wil hier aanmonsteren. De lange vaart. Het Midden-Oosten en verder.

Ik wil de internationale trafiek van binnenuit leren kennen. Volgens mij is dat de toekomst. Alles wordt hoe langer hoe groter. Binnen twintig jaar wordt er van België of van Denemarken misschien niet meer gesproken, ook niet van Holland, zelfs niet van Frankrijk. Dat is dan opgegaan in een veel groter geheel.

Ik wil mij daar nu al op voorbereiden. Contacten leggen, deze keer internationaal. Stelen met mijn ogen. De smokkelroutes, de omwegen, de fiscale paradijzen. Daar is het, dat de wereld wordt gemaakt. Dat geld nog meer geld maakt. Dat er door weinigen beslissingen worden genomen die het leven van iedereen bepalen. De mesthoop waarop banken floreren.

Ik wil zien hoe dat eraan toegaat, Soo. Ik wil die gasten zien, of hun vertegenwoordigers, of hun organisaties. Ik wil het meemaken. Niet zomaar er een artikeltje over lezen in een of ander tijdschrift, vanop een veilige afstand, onderuitgezakt in een luie stoel. Nee, ik wil tot in de details weten wat die klootzakken met mijn leven aanvangen.

Rechten studeren, in België, het interesseert mij geen zak meer. Mijn ouders kunnen ontploffen.

Ik wens je het allerbeste, Soo. Met je studies, in het leven, in de liefde. Jij bent de enige die ik zal missen.

Tony.