Ik weet niet waarom ik gestopt ben met wat ik eer-eer-gisteren opschreef.
De hond is dol op vlees met saus.
Maar dan maken we er allebei een smeerboel van en bloos ik totdat hij het bord dat ik voor hem op de grond zet als Armelle met haar rug naar ons toe staat, goed heeft schoongelikt.
Armelle ruimt de dienbladen van de tafels en haalt er een doekje over om de kruimels op de grond te laten vallen. ‘s-Middags. ‘s-Avonds doet Claudine dat. En dus kunnen de hond en ik rustig terugkomen voor het avondeten zonder dat we voor veelvraten worden aangezien.
De hond eet als een beer. Hij is minder mager dan toen hij terugkwam van zijn marathon over de snelweg.
Hij vroeg mij hem te wassen als ik van mening was dat hij te vies rook. Eerlijk gezegd vond ik dat niet, maar ik verdenk hem ervan dat hij een tikkeltje ijdel is.
Ik gebruikte de ronddraaiende sproeier op het kleine stukje gras naast het parkeerterrein om hem te wassen. Op het laatst zat ik zelf ook helemaal onder. We hadden de grootste pret.
Daarna heb ik me omgekleed. Ik trok de jurk aan die Solange gisteren voor me heeft meegebracht. Te klein voor haar dochter, zei ze; ze gaf hem liever aan mij dan aan haar nichtje, op wie ze niet zo dol is. Maar ik kon zien dat de Petit Bateau-onderbroekjes die erbij zaten, nog van niemand anders waren geweest. Bij één ervan was Solange vergeten het stukje plastic waar het prijskaartje mee vastzat, eraf te knippen.
Toen ik mijn jurk aan had, zei Solange dat ik haar mijn broek en bloes moest geven, zogenaamd omdat er een scheur zat in de ene en de knoop van de andere er bijna afviel.
De volgende dag waren ze schoon, gestreken en hersteld en roken ze naar lavendel.
Morgen zal ik meer vertellen over hoe het leven hier is, want alles gaat heel goed. Ik ben hier al negen dagen. Negen dagen om tien uur morgenochtend.
Alles is oké.