En Zij Die Na Ons Komen

En Zij Die Na Ons Komen
Authors
Bast, Truska
Publisher
Nieuw Amsterdam
ISBN
9789046808863
Date
2010-11-01T00:00:00+00:00
Size
0.46 MB
Lang
nl
Downloaded: 10 times

Kleine kroniek van drie Nederlandse families

Voor boerenzoon Ko is het een ware volksverhuizing als hij in 1919 met koeien en hooi per stoomtrein van Zuid-Holland naar de Veluwe trekt. Het gezin kent diepe armoede. Hoe anders is dat op het eiland Wieringen, waar Pieter, het zoontje van een opzichter van Rijkswaterstaat, rond 1920 verblijft met de Duitse kroonprins Wilhelm, die naar het eiland is verbannen. Of op Java, waar de Indisch-Nederlandse vader van Sien achttien kinderen verwekt bij twee inlandse vrouwen en Sien met haar zusjes wordt ondergebracht in het Protestantse Weeshuis.

Een eeuw Nederland in de beste verhalende traditie van Judith Koelemeijer, Suzanna Jansen en Annejet van der Zijl

In En zij die na ons komen lezen we hoe het er anno 2010 voor staat met Ko, Pieter en Sien – en wat er van hun kinderen, kleinkinderen én achterkleinkinderen is geworden. Aan de hand van deze drie families beschrijft Truska Bast hoe een leven in Nederland in honderd jaar is veranderd. Dat levert een meeslepend en kleurrijk tijdsdocument op, in de traditie van Judith Koelemeijer, Suzanna Jansen en Annejet van der Zijl.

Fragment uit boek:

Het noorden van Nederland stond nog een lange hongerwinter te wachten. De ijskoude nacht van 9 op 10 januari werd voor altijd in Ko’s geheugen gegrift. De gezondheid van ome Ko was ernstig verslechterd en Ko was erbij toen zijn geliefde oom stierf, om drie uur ’s nachts. Amper twee uur later reed Ko met Saar achter op de tandem over de hobbelige zandwegen naar het noodziekenhuis in Ede. De weeën waren begonnen.

Het ziekenhuis werd met kaarsen verlicht. Brandstof was niet meer te krijgen, de kamers waren steenkoud. Met het ijs op de deken bracht Saar de baby ter wereld.

In het ziekenhuis was vrijwel niets meer te eten. Overal in het land nam de honger rampzalige vormen aan. Steeds meer mensen werden naar het platteland gedreven. Stakkers waren het, soms hadden ze nauwelijks fatsoenlijk schoeisel aan hun voeten. Ook bij Ko en Saar kwamen ze aan de deur. ‘Ik hoop dat je het niet erg vindt,’ zei Jo op een dag toen Ko thuiskwam en drie vreemde kinderen in de kamer aantrof. ‘Maar ik heb ze brood gegeven en ze eten vanavond mee.’