Vrijdag. Ik zit alleen te eten in de kantine. Alweer.
Sinds Katya rookt hangt ze rond bij de afvalbakken, om daar samen met de Kunstratten een peuk op te steken. Ze neemt haar lunch mee van thuis, dus staat ze buiten chips te eten in de nicotinewalm.
Ik heb een hekel aan roken en ik word zenuwachtig van de Kunstratten. Dus zit ik hier: in mijn lievelingshoek van de kantine, op de grond, met mijn rug tegen de muur. Ik eet friet van een dienblad en teken voor mezelf – niet voor school.
Dijspier. Dijspier.
Knie.
Kuitspier.
Botte punt; moet potlood slijpen.
Shit! Potloodslijpsel in friet.
Nou ja. Ze smaken nog oké.
Kuitspier.
Enkel.
Voet.
KAPOW! Spiderman knalt Doctor Octopus met een snelle stoot tegen zijn kaak van de rand van het gebouw. Met een verwrongen gezicht valt Ock achterover, zwaaiend met zijn metalen tentakels, hysterisch van angst. Hij heeft een val van tachtig verdiepingen in het vooruitzicht, en…
Spidey is prachtig gebouwd. Getraind, maar niet té. Ook al heb ik hem zelf getekend.
Misschien is zijn kontje wat klein.
Opnieuw.
Ik wou dat ik mijn roze gum bij me had. Die witte is niet fijn.
Kont.
Kont.
Zit vast aan: been…en…dijspier.
Zo. Spidey is in grote lijnen klaar. Nu zijn pak nog. En wat schaduwen. En de details van het gebouw. Dan de rest van Doe Ock invullen, terwijl hij over de rand stort.
Mmmm. Frietjes.
Shit! Ketchup op Spidey.
Even weglikken.
Cammie Holmes staart me aan alsof ik een minderwaardige vorm van leven ben.
“Heb ik soms iets van je aan?” mompel ik.
“Nee.”
“Kijk dan niet,” zeg ik, terwijl ik mijn potlood nog eens slijp, al is dat eigenlijk niet nodig.
Die Cammie is een en al muffins. Ze heeft borsten als een stripfiguur. Alsof er twee meloenen op haar lijf geplakt zitten.
Het is haar enige noemenswaardige kwaliteit.
“Waarom lik je aan je Supermantekening?” Ze steekt haar neus in de lucht. “Het ziet er zo kinky uit. Ik bedoel, ik weet wel dat er mensen zijn die aan een pin-up-poster likken, maar aan Superman?”
“Spider.”
“Hè?”
“Spiderman.”
“Whatever. Doe toch eens normaal, Sarah.”
Weg is ze. Van de andere kant van de kantine hoor ik haar stem. Ze praat door haar neus. “Moet je horen, Taffy, zonet heb ik Sarah Yi betrapt. Ze likt aan haar eigen Supermantekening.”
Spider. Spider. Spiderman.
“Echt iets voor haar.” Taffy Johnson. Dom gegiechel.
Superman is duf. Ik zou nooit Superman tekenen. Laat staan dat ik hem zou likken.
Ik heb trouwens nog nooit iemand gelikt.
Ik haat die meiden.
Taffy doet de split, midden in de kantine. Het is echt walgelijk. Wie wil er nu haar kruis zien? Nou ja, iedereen natuurlijk, en al was dat niet zo, dan zou het haar nog geen barst kunnen schelen, omdat ze zo’n uniek iemand is, of zo.
Ik haat die meiden en ik haat deze school: De Manhattan High School for the Arts, een combinatie van voortgezet onderwijs en artistieke vorming, ook wel bekend als de Ma-Ha.
De school is zogenaamd bedoeld voor leerlingen met talent op het gebied van tekenen, schilderen, beeldhouwen of fotografie. Om erop te komen moet je een portfolio met werk inleveren. Toen ik die van mij (vol pentekeningen van stripfiguren die ik mezelf heb leren tekenen) had ingeleverd en uiteindelijk werd aangenomen, waren mijn ouders door het dolle heen. Maar als je er eenmaal op zit is het alleen maar een lelijk, oud New Yorks schoolgebouw, met onvriendelijke leraren en voorzieningen die al even beroerd zijn als die van andere openbare scholen – behalve dan dat ik élke dag tekenen heb, één keer per week schilderles en twéé keer per week kunstgeschiedenis. Ik doe de richting Tekenen.
Sociaal gezien is de Ma-Ha het verschrikkelijke tegenovergestelde van al die scholen die je op de televisie ziet, waar iedereen hetzelfde wil zijn als alle anderen. Op tv lig je eruit als je niet net zo doet of niet precies hetzelfde aanhebt als de populaire leerlingen, en niet net zo praat als zij.
Hier wil iedereen juist anders zijn.
Je hebt mensen met hanenkammen en dreadlocks en idiote tweedehands kleren. Niemand wil gezien worden in een gewone spijkerbroek en een T-shirt, want iedereen wil verschrikkelijk graag bijzonder zijn. Een meisje van de richting Beeldhouwen loopt altijd in een sari, ook al is ze van Scandinavische afkomst. En dan heb je nog dat kind dat altijd een Pink Panther-knuffel uit haar jaszak heeft steken; die jongen die sigaretten rookt uit een pijpje, net als in films uit de jaren veertig; een meisje met een kaalgeschoren hoofd en wangpiercings; Taffy, die Moderne Dans doet volgens de Martha Graham-techniek en de godganse dag rondloopt in haar dansmaillot en sweater, en Cammie, die zich in een strakke goth-outfit perst en haar lippen vampierrood maakt.
Ze passen allemaal op deze school. Of ze gaan er juist prat op dat ze er niét passen – alsof dat iets wil zeggen. En als je heel gewoon bent, moet je in elk geval iets doen, bijvoorbeeld je haar in een rare kleur verven, want niets wordt hier zo geminacht als normaal zijn. Iedereen is een artistiek genie in de dop; iedereen staat op het punt om door te breken. Als je er normaal uitziet, van normale dingen houdt, de pest hebt aan dingen waar normale mensen ook de pest aan hebben en normale kleren draagt, en je maakt tekeningen die lijken op strips, maar ‘je drukt je innerlijk niet uit op papier’, volgens Kensington (mijn tekenlerares), en als je niet tekent ‘wat je ziet, in plaats van die derderangsrotzooi uit die boeken die jij zo graag leest’ (alweer Kensington), dan ben je niets op de Ma-Ha.
Niets. Ik dus.
Sarah Kaufman Yi. Een gewoon meisje.
Twee maanden geleden heb ik me aangepast aan die onaangepastheid. Ik heb mijn haar eerst laten ontkleuren en het daarna stoplichtrood laten verven. Dat heeft me zestig dollar gekost en een hoop gezeik met mijn moeder, maar ik ben er niets mee opgeschoten. Ik ben nog steeds gewoon.