Vrijdagochtend. Mam schreeuwt veertien minuten lang tegen me over die stapels rotzooi die nog steeds overal in mijn kamer liggen en die ik had beloofd op te ruimen voor het eind van de week. Ik mompel wat excuses en leg uit dat ik heb geprobeerd dingen weg te doen, maar dat ik het allemaal nog nodig heb, echt – maar dan geef ik het op om te proberen haar te onderbreken en neem alleen maar op hoelang haar donderpreek duurt door af en toe stiekem naar de wekker op mijn bureau te kijken. Het is de enige manier om het vol te houden.
“Reageer je woede af op pap en niet op mij,” zeg ik ten slotte, terwijl ik naar het plafond staar. “Het is duidelijk dat je overstuur bent van iets anders, niet van die stomme kamer van mij.”
“Wil je ophouden met die psychologische bullshit, tante,” zegt mam venijnig – en zo kwaad heb ik haar nog nooit gezien. Eerlijk, het is doodeng. “Maar als we toch aan het psychologiseren zijn,” gaat ze verder, “analyseer je eigen slaapkamer maar eens.”
“Hè?”
“Je hebt me best gehoord. Anale retentie, dat je niet in staat bent ergens afstand van te doen – ooit van gehoord, Sarah? Dat je zo’n rotzooi om je heen hebt dat je niets wat je nodig hebt nog kunt vinden – klinkt dat bekend? Dat je jezelf bewust in de weg staat? Of zullen we het eens hebben over je verzamelingen, die elke aankomende psychoanalyticus zou bestempelen als een borderline-dwangstoornis? Of dat je altijd te laat bent? Of over je slechte cijfers voor literatuur? We zouden een hele discussie kunnen hebben over aangeleerd hulpeloos gedrag, als je toch wilt gaan psychologiseren.”
Kennelijk heb ik een grens overschreden. Zo heeft ze nog nooit tegen me geschreeuwd. Gewoonlijk is het “Ruim je rotzooi op en waarom doe je niet wat ik je gezegd heb?”
“Laat me met rust,” kets ik terug. “Ik ben een puber. Ik hoor rommel te maken.”
“Niemand hoort zo te leven,” zegt mam, terwijl ze over de stapels rotzooi heen haar weg zoekt naar de deur. “Ik weet niet wat we fout hebben gedaan bij jou, ik weet het werkelijk niet.”
En met haar hoofd tegen de deurpost barst ze in tranen uit.
Ik blijf even op bed zitten, bang om haar op haar rug te gaan kloppen, omdat ze daarnet allerlei vreselijke dingen tegen me heeft gezegd die nu pas tot me beginnen door te dringen en waar wel wat in zit, hoe beroerd dat ook is, en ik niet wil dat ze nog meer van die dingen gaat zeggen, omdat ik eerlijk denk dat ik dat niet kan verdragen – maar uiteindelijk graai ik een pakje zakdoekjes onder mijn bed vandaan en geef dat aan haar. Ze neemt er een paar en snuit luid haar neus.
“Sorry, Sarah,” snuift ze. “Dat had ik niet moeten zeggen. Het is niet waar, zo heb ik het niet bedoeld, ik – deze keer dat je vader weg is lijkt alles zo anders. Heel anders dan de andere keren dat hij op zakenreis was. Meer alsof hij voorgoed weg is.”
“Ja,” zeg ik.
“En het kost me zo’n moeite om de verhuizing te regelen en ik moet ook nog een hoofdstuk van mijn proefschrift bij mijn begeleider inleveren, en ik ben al te laat, en ik…Ik denk dat je een gevoelige plek raakte met wat je net zei. Dat ik eigenlijk boos ben op pap.”
“Het is al goed,” zeg ik, terwijl ik naar de keuken loop om een glas water voor haar te halen.
Maar het is niet goed. Ze kan wat ze gezegd heeft niet ongedaan maken.
Zit ik mezelf in de weg?
Heb ik een borderline-dwangstoornis?
Wat bedoelde ze eigenlijk met aangeleerd hulpeloos gedrag?
Ik doe mijn spullen in mijn rugzak, inclusief het zelfportret dat ik als huiswerk voor vandaag heb gemaakt, en doe wat vaseline op mijn lippen. Ik kus mam ten afscheid en geef haar die funky groene zonnebril die ik voor negen dollar op straat heb gekocht, een cadeautje voor haar tripje naar de Cariben. “Ik moet de metro halen.”
Ze begint weer te sniffen en snottert in mijn nek terwijl ze me omhelst, en zegt nog vier keer dat het haar spijt dat ze zo begon te schreeuwen, omdat ze me over tien dagen pas weer ziet. Ze laat geld achter op de eetkamertafel en laat me een lange brief zien die ze heeft geschreven, waarin staat welke buren een reservesleutel hebben, wat haar vluchtgegevens zijn, wat het nummer van Mariannes mobieltje is en waar ik pap in Hongkong kan bereiken.
En ik ben weg.