De bel na het zevende uur gaat en terwijl de derdeklassers naar buiten drommen, komen de Kunstratten binnendruppelen. Als de deur naar de gang openzwaait, vang ik een glimp op van Shane die door zijn vriendin Jazmin LeMaitre tegen de bakstenen muur wordt gedrukt. Hij heeft zijn hand op haar achterwerk en zij likt zijn hals. Niet dat ik dat inmiddels niet al een miljoen keer gezien heb. Die twee zijn erg klef in het openbaar. Maar ik word er sowieso misselijk van. Het lijkt wel alsof Jazmin nergens moeite voor hoeft te doen. Ze is apart, ze heeft talent en ze heeft Shane. Als zij iets wil, probeert ze het te krijgen en dan krijgt ze het ook. Ze draagt altijd interessante kledingcombinaties én haar foto’s hingen op die tentoonstelling door de hele stad én ze heeft een vriendje dat gek op haar is.
Als zij iets wil, krijgt ze het.
Waarom ik niet?
Titus heeft nu zijn shirt uit. Ik kan nergens anders aan denken.
Titus.
Titus.
Titus
Voordat Titus zijn sportshirt kan aantrekken, graait Adrian een van zijn gymschoenen weg en gooit die boven op een kastje.
“Ip, idioot!” gilt Titus. Hij rekt zich uit en probeert bij de bovenkant van het kastje te komen. Ik zie de smalle spieren van zijn rug rimpelen; zijn linkerschouderblad tekent zich scherp af.
Ik wil hem zo graag tekenen. Om vast te leggen wat ik zie.
Maar het moment is weg, en ik kan hem niet tekenen, omdat ik alleen maar een krankzinnige vlieg ben, en Titus beweegt snel. Hij trekt zijn sportshirt aan en gaat Adrian te lijf. “jij hebt hem erop gegooid!” roept hij lachend. “Dus dan haal je hem er ook af.”
“Ikke niet,” giechelt Adrian. “Ik heb niks gegooid.” Ze lachen en stoeien. “Heb jij gezien dat ik iets gegooid heb, Malachy?” Malachy schudt zijn hoofd en bemoeit zich er niet mee.
“Je liegt, Ip. Ik zag dat je hem gooide…”
“Nee, hij vloog…”
“Als je hem niet pakt, laat ik je dat ding opeten…”
“Ik wilde je alleen terugpakken voor het derde uur…”
“Pak die schoen, idioot!”
“Pak hem zelf maar, ik moet naar de les!” Adrian trekt zich los en rent lachend en stommelend naar de gymzaal.
Titus blijft even op de grond zitten, hulpeloos giechelend, terwijl de rest van de jongens de gymzaal instroomt voor de hockeyles; dan sleept hij de handdoekemmer naar zijn kastje, klimt op de stapel vuile handdoeken van die dag en pakt zijn schoen.