27

Donderdagochtend ben ik dankbaar met de afleiding van een nieuwe lading zesdeklassers. Hugh heeft gym op maandag en dinsdag. Deze jongens op donderdag en vrijdag. Ik heb het gevoel of het Chanoeka is een nieuwe dag met nieuwe cadeautjes om uit te pakken.

Twee jongens komen al vroeg binnen en geven elkaar plotseling een zoen in een wc-hok, met al hun kleren nog aan. Dan gaan ze elk naar een andere kant van de kleedkamer en kleden zich om alsof er niets gebeurd is.

Alsof ze hetero zijn.

Er druppelen meer jongens binnen en ze kleden zich langzaam om, sloom. Een stelletje van hen is in zijn gymbroek naar school gekomen en heeft zijn spijkerbroek in zijn rugzak zitten. Een heleboel jongens hebben bekertjes koffie of blikjes frisdrank bij zich en als ze de gymzaal ingaan laten ze die staan op de wastafels en banken, alsof ze zo weer terugkomen.

 

Ik vind het leuk om naar ze te kijken.

Echt leuk.

Ben ik nu een slecht iemand geworden?

Ik weet dat ik slecht zou denken over een jongen die naar stripteaseclubs gaat of vieze blaadjes leest of meisjes in de kleedkamer bespioneert. Dan zou ik denken dat hij vrouwen als object ziet of hun privacy schendt.

Maar nu doe ik het zelf – spioneren dan – en ik geniet ervan.

En zou het nog steeds fout zijn als de jongens het wisten en het ermee eens waren – als ze bijvoorbeeld model waren of in een video speelden?

Zou ik echt het soort meisje zijn dat een vieze video zou kopen?

Ik weet het niet. Ik zit zo barstensvol hormonen dat alles mogelijk lijkt.

Vroeger dacht ik dat schoonheid iets was dat je precies kon omschrijven. Natuurlijk wist ik dat het wisselde met de mode – heel lang geleden hielden de mensen van een slappe kin en een klein mondje bij vrouwen, terwijl we nu van een sterke kaak en een brede grijns houden; knappe mannen hadden vroeger grote, borstelige bakkenbaarden die helemaal over hun wangen naar beneden groeiden, en nu vinden we dat soort gezichtsbeharing er sjofel uitzien.

Ik weet dat die ranke types die we tegenwoordig zo bewonderen in vroeger eeuwen zouden zijn beschouwd als schriele kippen. Maar dan nog, ik dacht altijd: knappe mensen zijn knappe mensen. Dat zijn de mensen met wie mensen willen omgaan, omdat een mooi uiterlijk is wat mensen aantrekkelijk maakt. Als iemand foutjes heeft, gaat zijn waardering omlaag. Aantrekkelijk is aantrekkelijk is aantrekkelijk.

En nu blijkt dat niet zo te zijn. Neem nu Hugh. Ik vind hem nu sexyer dan toen ik hem alleen met zijn kleren aan had gezien – ook al verbergen die kleren zijn huidgebreken en heeft zijn lichaam objectief gezien minpunten. Hij is sexy in zijn nakie, omdat hij met een beker koffie in zijn geruite sokken rondloopt. Hij zit goed in zijn vel.

Aan de andere kant, Shane ziet er geweldig uit en heeft een fantastische borstkas, maar op de een of andere manier komt hij hard en ontoegankelijk over – alsof je eigenlijk niet naar hém kijkt maar naar een schild dat hij draagt om mensen op afstand te houden. En Carlo ziet er zonder kleren beter uit dan mét, omdat hij stomme kleren aanheeft. Maar zijn betrekkelijk mooie lichaam doet me niks. Geen milkshake, of hoe dat dan ook bij jongens heet.

In meisjesbladen staat altijd ‘Zelfvertrouwen maakt je sexy’ – maar ook al is dat wel waar voor Hugh, bij Titus is het juist het tegenovergestelde. Het is niet zijn zelfvertrouwen dat hem sexy maakt. Hij hééft geen zelfvertrouwen.

Als hij zijn kleren uit heeft lijkt hij nog naakter dan wie dan ook.

 

Na Afrikaanse dans komen Xavier en Carlo niet meteen binnen. De drums zijn gestopt, maar om de een of andere reden blijven ze in de gymzaal.

Dan komt Günther – als eerste van zijn klas, zoals gewoonlijk. Hij zal het derde uur wel beeldhouwen hebben gehad, in de studio vlak naast de gymzaal. Hij maakt zijn kluisje open en pakt zijn gymschoenen, dan gaat hij op een bank zitten en begint zich om te kleden.

Ik hoor de stem van de drumspeler eerder dan dat ik hem zie. Hij heeft een zangerig accent – niet Afrikaans maar Jamaicaans. Hij speelt bongo’s bij de dansles en gaat waarschijnlijk via de lerarenruimtes de gymzaal in, want ik heb hem nog nooit gezien. Als hij binnenkomt, met Xavier en Carlo in zijn kielzog, zie ik dat hij klein is, een glanzende, donkere huid heeft en dreads. Hij is niet gekleed als een leraar – een geelbruine ribbroek en een verschoten blauw T-shirt. Hij zweet een beetje, omdat hij zo lang drums heeft gespeeld.

“Is dat die jongen?” vraag hij aan Xavier.

Xavier knikt. Ze moeten het voorval met Günther aan de lerares hebben verteld. En toen heeft zij de drummer gestuurd om het zaakje af te handelen in de jongenskleedkamer.

“Mag ik even?” zegt de drummer, terwijl hij van boven op Günther neerkijkt. “Kan ik je even spreken? Die jongens hier hebben een probleem en ze hebben me gevraagd om hen te helpen en met je te praten.”

Günther kijkt op. Hij is groter dan de drummer, maar hij blijft zitten. “Wat wil je?” vraagt hij.

“Ik hoor van alles over mensen die tegen kastjes worden geduwd en bedreigd en wat al niet. Kun jij me vertellen wat er gebeurd is?”

“Wat hebben ze gezegd?”

“Luister, niemand wil problemen. Wil jij jouw kant van het verhaal vertellen?”

Günther trekt zijn sweatshirt aan. “Ik weet niet waar je het over hebt. Ik heb met niemand een probleem.”

“Dus jij hebt mijn vrienden hier niet geïntimideerd? Want dat heb ik gehoord. En zulke dingen kunnen hier niet.”

“Ik ken die jongens niet eens. Ik heb niks te zeggen.”

“O,” zegt de drummer, onschuldig en sarcastisch tegelijk. “Ik ben blij dat te horen. Omdat ik het heel vervelend vind als ik zou horen dat iemand mijn jongens had lastiggevallen. Als ik zulke geruchten weer hoorde, zou ik er met meneer Sanchez over moeten gaan praten, terwijl we het nu onder ons kunnen houden, als vrienden.”

“Je bent aan het verkeerde adres.”

“Dat denk ik ook. Zo’n grote kerel als jij zou nooit iemand te grazen nemen die kleiner was dan hij. Laten we het er maar op houden dat er niets gebeurd is en zeggen dat ik het leuk vind om kennis met je te maken.” Hij lacht en steekt zijn hand uit: “Ik ben David Mowatt. En jij bent?”

Voorzichtig schudt Günther hem de hand. “Günther.”

“Günther hoe? Zodat ik weet wie je bent als ik je weer tegenkom.”

“Hocking-Delancy.”

Mowatt laat zijn hand los. “Leuk je te ontmoeten, Günther Hocking-Delancy. Ik hoop dat we elkaar begrijpen.”

“Ja, wij begrijpen elkaar,” mompelt Günther.

“Mooi.”

Alsof er een betovering is verbroken, schieten Xavier en Carlo achter Mowatt uit en klappen hun kastjes open. Ze pakken hun spullen, maken een gebaar om hem te bedanken en rennen de gang op.