Vrijdagochtend staat Günther na het derde uur te wachten tot Xavier en Carlo na Afrikaanse dans binnenkomen. De bel is nog niet gegaan; hij moet eerder bij beeldhouwen zijn weggegaan om hier te zijn. Günther staat bij de deur naar de gymzaal en zodra Carlo binnenkomt, grijpt hij hem bij zijn elleboog en smakt hem tegen de muur. “Jij verlinkt me en denkt dat dat je zal helpen?” gromt hij. “Dat zo’n dansmietjesleraar mij kan vertellen dat ik me koest moet houden?”
Xavier komt binnen, met zweetdruppeltjes op zijn chocoladekleurige voorhoofd, en ziet Günther boven Carlo staan. “Hé, wat is…?”
Günthers elleboog is snel. Hij geeft een stomp achteruit in Xaviers maag, waardoor deze tegen de handdoekemmer valt, die over de vloer rolt. Xavier wankelt maar blijft overeind. “Waarom laat je ons niet met rust?”
Günther zegt niets. Hij slaat Carlo met een vuist in zijn gezicht en terwijl die in de hoek bij de deur in elkaar zakt, draait hij zich om naar Xavier. Uit Carlo’s mond druppelt bloed.
Xavier zet zich schrap. Hij is duidelijk bang en Günther komt dreigend op hem af. “Jij miezerig klein mietje,” zegt hij.
Xavier heeft zijn rechtervuist gebald, alsof hij de moed probeert te verzamelen om Günther te slaan, maar Günther aarzelt niet. Met zijn ene hand grijpt hij Xavier bij zijn T-shirt, rukt hem naar voren en slaat hem met de vlakke hand op zijn neus. Er klinkt een krakend geluid, alsof Xaviers neus breekt, en hij valt achterover in een kastje.
Carlo is weer overeind gekrabbeld en rent op Günther af. Hij probeert hem tegen de grond te werken. Maar Günther is sterker dan de twee samen en ook al valt hij op de grond als Carlo tegen hem aan botst, een seconde later zit hij boven op Carlo’s borstkas en geeft hem een harde klap in zijn hals. Carlo’s hoofd valt opzij en Xavier springt boven op Günther en probeert hem weg te trekken.
Maar Günther is een slimme vechter. Hij heeft afgerekend met Carlo en laat zich nu door Xavier omhoogtrekken om zich dan snel om te draaien en hem tegen de manshoge spiegel te smijten, waardoor deze van onder tot boven in gruzelementen uiteenvalt. Splintertjes glas vallen op de tegels. “Jij houdt verdomme je kop over me,” zegt Günther, met zijn gezicht dicht bij dat van Xavier. “Je steekt je nichtenneus niet in mijn zaakjes, had ik je toch gezegd. Begrepen?”
Xavier knikt angstig, terwijl zijn ogen in de richting gaan van Carlo, die onbeweeglijk op de grond ligt.
Dan geeft Günther Xavier een knietje in zijn kruis en gooit hem op de grond als een wegwerpzakdoekje. Terwijl de twee jongens kreunend blijven liggen grijpt hij zijn rugzak en verdwijnt met een klap tegen de deur de gang op.
Even is alles stil. Dan komt Carlo op zijn ellebogen overeind en beweegt voorzichtig zijn nek, alsof hij bang is dat zijn hoofd van zijn lichaam valt. “Fuck.”
“Ja, fuck,” kreunt Xavier.
“Dat krijg je van dat stomme David Mowatt-plan van jou,” zegt Carlo.
“Nou ja, dat weten we dan ook weer.”
“Fuck, hij heeft mijn lip gescheurd.”
“Ik denk dat hij verdomme mijn neus heeft gebroken, de klootzak.”
Carlo gaat zitten en schuift op zijn achterste naar de plek waar Xavier ligt. “Nee, hij zit wel onder het bloed, maar ik geloof niet dat je zo’n schurkerige boksersneus krijgt, of zoiets.”
Xavier gaat zitten. “Je lip zwelt op alsof je een botoxbehandeling hebt gehad.”
“Collageen.”
“Wat?”
“Ze spuiten collageen in hun lippen.”
“Nou en.”
Ze grinniken en blijven zitten zonder verder iets te zeggen.
Ik vraag me af of ze al eens eerder in elkaar geslagen zijn.
Dan zegt Xavier: “We kunnen maar beter wegwezen voordat iemand binnenkomt en vraagt hoe dat met die spiegel zit. Wat heb jij nou, wiskunde?”
“Ja.”
“Zullen we dat maar overslaan en gaan lunchen?”
“Ja,” zegt Carlo. “Ik heb wel zin in die sushi van dat kleine afhaaltentje.”
“En ik wil wat drinken,” zegt Xavier, “en een megahotdog.” Langzaam krabbelt hij overeind en steekt zijn hand uit naar Carlo. Die pakt hem vast en staat voorzichtig op, alsof zijn hoofd pijn doet. “Kom, we gaan.”
En na een snelle blik op hun gehavende gezichten in de kapotte spiegel zijn ze weg.
Even later gaat de bel en komt de rest van de vijfdeklassers binnen voor de les. Günther komt terug, een tikje stram, en maakt grapjes met zijn vrienden onder het omkleden.
Ik ben zo woedend, ik weet niet wat ik doen moet.
Ik kan niets doen.
Ik zou nergens zijn, zelfs al had ik mijn menselijk lichaam nog.
Zeker, ik zou het tegen een leraar kunnen vertellen maar ik zou niet kunnen uitleggen hoe ik weet wat ik weet – en ook al zou iemand me geloven en Günther zou worden geschorst, dan zou hij later gewoon terugkomen en Xavier en Carlo nog een keer in elkaar slaan.
Door dit soort dingen komt het dat ik zo dol ben op strips. Want in het gewone leven zijn we machteloos. We kunnen kerels als David Mowatt vragen tussenbeide te komen en ons te helpen, maar uiteindelijk kunnen zij ook niets doen. Maar in het Marvel-universum kan iemand wél iets doen.
Iemand kan de wereld redden.