32

De jongens die na school sporten lopen in en uit. Ik probeer me neer te leggen bij weer een weekend als vlieg, met niets te doen en niemand om naar te kijken, laat staan om mee te praten, als Malachy plotseling binnenkomt. Hij gooit zijn rugzak op de grond en loopt vlug een van de wc-hokjes binnen.

Normaal kijk ik niet naar de jongens daar binnen. Ik bedoel, er is sowieso niks te zien (op school geeft niemand zijn augurk ervan langs, of zoiets), en ik vind dat zelfs de ergste gluurder – wat ik ben, dat geef ik grif toe – op de wc hun privacy moet respecteren. Maar Malachy komt geen grote of kleine boodschap doen. Hij staat te huilen. Ik hoor hem sniffen en als ik naar hem toe zoem zie ik dat hij met een prop wc-papier over zijn gezicht veegt.

Ik heb nog nooit een jongen zien huilen. Zelfs mijn vader niet.

Uiteindelijk komt hij naar buiten en sprenkelt wat water op zijn gezicht. Dan trekt hij een notitieblokje uit zijn rugzak en begint te schrijven.

OVER VANDAAG, JE MOET ERMEE OPHOUDEN ANDERE MENSEN BELANGRIJKER TE VINDEN EN –

Hij scheurt het velletje van het blok en verfrommelt het.

KATJA, DENK ER NOG EENS OVER NA –

Dat krast hij door met een donkere streep en dan draait hij het velletje om.

IK HEB ER NOG EEN OVER NAGEDACHT EN HET GAAT ZOALS JIJ WILT DAT HET GAAT. KUN JE –

Dat krast hij ook door en dan zit hij te kijken naar een nieuw velletje papier en friemelt met zijn pen.

 

God, ik wil mijn lichaam terug. Ik wil niet meer iemand anders zijn, deze vlieg, en weer Sarah Yi zijn.

Niet alleen om voor de hand liggende redenen zoals dat ik Titus wil kussen en tofu met zwarte-boontjessaus wil eten en ik me herinner hoe heerlijk het is een zacht houtskoolpotlood in mijn hand te hebben en ik wil ‘s ochtends hete douches nemen en een stapel nieuwe stripboeken lezen en mijn vader horen lachen en de geuren van New York ruiken terwijl ik op straat loop, maar ook omdat ik Malachy misschien kan helpen. Als Katya met hem heeft gebroken om wat zij denkt dat ik zal zeggen, dan kan ik tegen haar zeggen dat ik het weet van hun tweeën en dat ik blij voor haar ben.

Ze had gelijk, denk ik, over wat ik gedaan zou hebben als ik er eerder achter was gekomen. Ik zou boos zijn geweest en stennis hebben gemaakt over alle jongens die mij niet leuk vinden, en over wat er met onze vriendschap zou gebeuren.

Ik zou het gevoel hebben gehad dat ze me had verraden, dat gevoel had ik eigenlijk al toen ze er niet altijd was en iets voor me achterhield – maar zo voel ik het nu niet meer.

Katya heeft een vriendje. Een leuke jongen, die omgaat met Brat, terwijl verder iedereen hem negeert, die haar briefjes schrijft, die om haar huilt en die met haar op stap wil en haar hand wil vasthouden in het openbaar.

Ze boft.

Ze mag hem niet kwijtraken door mij.

Ik zal de wereld nooit redden. En ik zal nooit een superheld worden. Maar ik kan wel iets doen om ten minste twee mensen gelukkiger te maken dan ze nu zijn, als ik maar weer Sarah Yi was en terug was in het leven waar ik thuishoor.