[2] Een bedreiging voor de maatschappij

Het was niet hun idee geweest om hem weg te sturen.

U hebt hem te veel geprikkeld.13 Dat was het oordeel van de arts over Mary’s opvoedkundige aanpak, en hoogstwaarschijnlijk was haar dit woord voor woord in precies deze termen gezegd, met de duidelijke implicatie dat ze iets verkeerd had gedaan. Dezelfde specialist had de Tripletts ook gezegd dat het voor Donald de beste, of eigenlijk de enige optie was om van zijn ouders gescheiden te worden.

Er was nog iets anders wat hen overtuigd had. In 1937 was Donald gestopt met eten.14 Het was altijd al moeilijk geweest om hem te laten eten, maar toen hij ruim drie was, begon Donald alles te weigeren. Dit verlies van eetlust had uiteindelijk de doorslag gegeven om hem weg te sturen. Mary en Beamon konden tegen zichzelf en tegen anderen zeggen dat Donald om gezondheidsredenen niet huis was.

Het dieetprogramma in het Preventorium maakte dit geruststellend aannemelijk. Het management trad ermee naar buiten dat de gerichtheid op voeding de kern van het therapieaanbod was. In feite werden veel kinderen er speciaal heen gestuurd om beter te eten. Verder zou Donald niet voor altijd in het Preventorium blijven. Veel kinderen gingen na drie à vier maanden naar huis. Sommige bleven een halfjaar. Negen maanden kwam wel eens voor, maar verder ging het niet. Iedereen ging gezonder dan toen hij of zij was aangekomen naar huis. Meer hadden Mary en Beamon niet te zeggen tegen mensen die vroegen waar Donald was.

Donald begon inderdaad weer te eten in het Preventorium, al was het maar vanwege de strenge regel dat ieder kind zijn bord moest leegeten. Maar zijn sociale isolement, de werkelijke reden voor zijn plaatsing, was nog steeds een probleem en daarom bleef hij er zitten, langer dan de standaard drie maanden, toen zes maanden, negen maanden, een jaar. Op zijn vierde was Donald zowel de jongste als de langst zittende bewoner van het Preventorium.15

==

Uiteraard hoefden de Tripletts het advies van de arts om hem weg te sturen niet op te volgen. Maar het zou vreemd zijn geweest om het beste medische advies naast zich neer te leggen nadat ze er zoveel tijd in hadden gestoken om het in te winnen.

De Tripletts hadden alles gegeven in hun zoektocht naar een oplossing voor hun zoon. Ze hadden geld, en dus ook toegang tot de beste technische middelen van toen: een auto en een telefoon. Ze hadden ook zoveel invloed dat Donald bij de best aangeschreven artsen terechtkon. Ze namen hem mee naar de Mayo Clinic in Minnesota, en dichter bij Forest raadpleegden ze John Bullock, de zittende vicepresident van de Mississippi State Pediatric Society.

In die tijd hebben deze artsen als ze hem onderzochten waarschijnlijk over hem gesproken in termen als ‘zwakzinnig’. En als een kind dat etiket eenmaal had, of dat nu te wijten was aan het downsyndroom, epilepsie, traumatisch hersenletsel of aan redenen die de artsen niet konden verklaren, dan wisten ouders al snel wat er van hen verwacht werd: dat ze hun kinderen opborgen. Duizenden deden dat op doktersvoorschrift.

Natuurlijk was dit advies om het kind in een inrichting te laten opnemen nooit wreed bedoeld, evenmin als het woord ‘zwakzinnig’ bedoeld was om te vernederen. Destijds was het gewoon een klinische term die verwees naar een verschil ten opzichte van het normale functioneren, net zoals men sprak over een zwakke hartklep. Aanvankelijk was hetzelfde het geval toen in 1902 de woorden ‘idioot’, ‘imbeciel’ en ‘debiel’ werden aangewezen om mensen te beschrijven met een ‘geestelijke leeftijd’ van respectievelijk jonger dan drie jaar, drie tot zeven jaar, en zeven tot tien jaar.16

In de eerste helft van de twintigste eeuw behoorden ook ‘cretin’, ‘ignoramus’, ‘dwaas’, ‘maniak’, ‘waanzinnig’, ‘sloom’, ‘traag van geest’, ‘kinds’, ‘gestoord’, ‘schizoïde’, ‘spastisch’, ‘zwak van geest’ en ‘psychotisch’ tot het lexicon van invaliditeit. Als deze termen door wetenschappers in lezingen en wetenschappelijke geschriften werden gebruikt, hadden ze slechts een klinisch beschrijvende en specifieke bedoeling.

Onvermijdelijk werden deze woorden ook overgenomen door het publiek en buiten hun klinische context gebruikt om te spotten, te kwetsen en te stigmatiseren. Dergelijke verschuivingen in de betekenis noopten de eerste beroepsorganisatie op het gebied van geestelijke beperkingen in de Verenigde Staten ertoe om in de loop van haar bestaan vijf keer van naam te veranderen.17 De in 1876 opgerichte Association of Medical Officers of American Institutions for Idiotic and Feebleminded Persons werd in 1906 de American Association for the Study of the Feebleminded. In 1933 werd die omgedoopt tot American Association on Mental Deficiency. In 1987 werd het American Association on Mental Retardation en in 2006 American Association on Intellectual and Developmental Disabilities. Het Engelse woord retarded, ofwel ‘achterlijk’, dat ooit een van de neutraalste termen in het vocabulaire op het gebied van geestelijke beperkingen was – een deftige manier om ‘te laat’ te zeggen – was allang het stamwoord geworden voor een scala aan beschuldigen in de cultuur in het algemeen.

Een andere term in deze categorie was ‘mongoloïde’, gebruikt voor mensen die geboren waren met het downsyndroom. Vanwege de raciale connotatie werd het later beschouwd als een dubbele belediging, maar ooit was het zo algemeen geaccepteerd dat Benjamin Spock er een variant van gebruikte in de eerste druk van zijn bestseller over opvoeden.18 In latere drukken kwam de term niet meer voor, evenmin als Spocks advies aan ouders van kinderen met het downsyndroom. Zijn aanvankelijke raad was natuurlijk niets meer dan de conventionele wijsheid van toen, het advies dat bijna alle ouders kregen als hun verteld werd dat hun kind later heel anders zou worden dan ‘normaal’.

Het advies van artsen aan ouders die het kind simpelweg wilden omarmen om het deel te laten uitmaken van het gezin was ongezouten.

Niet doen.

==

‘U weet meer dan u denkt,’ zei Spock tegen moeders in zijn klassieker Baby- en kinderverzorging & opvoeding, dat in het Engels in 1946 voor het eerst uitkwam. Het was de meest geciteerde zin in een werk dat in negenendertig talen vertaald zou worden en een van de best verkopende boeken in de geschiedenis zou worden. Dat geruststellende gevoel, net als het boek zelf, raakte een snaar bij de jonge vrouwen die zich onzeker voelden door de begin twintigste eeuw in de Verenigde Staten opgekomen huisindustrie van ‘deskundigen’ die opvoedkundig advies gaven. Veel moeders werden bang dat ze het allemaal fout deden: ze verwoestten het leven van hun kinderen en faalden in wat volgens de deskundigen de belangrijkste bijdrage van een vrouw aan de maatschappij was.

Maar daar was Benjamin Spock, afgestudeerd aan Harvard en kinderarts, die zei dat iedereen gewoon rustig aan kon doen. Spock dreef de spot met het heersende standpunt dat het leven van een baby zich volgens strikte schema’s ontwikkelt en dat te veel aandacht en verwennerij slecht was. Hij was helemaal voor liefde en genegenheid en voor vrouwen die op hun eigen intuïtie vertrouwden.

Maar in zijn eerste druk uit 1946 trok hij een grens als er een ‘mongooltje’ in beeld kwam. In het hoofdstuk ‘Speciale problemen’ drong hij er sterk op aan dat zo’n kind in een inrichting geplaatst werd, en snel ook. ‘Gewoonlijk wordt aanbevolen dit meteen na de geboorte te doen,’ schreef Spock. ‘Dan raken ouders niet te betrokken bij een kind dat zich nooit goed zal ontwikkelen en kunnen ze meer aandacht besteden aan hun kinderen die dat nodig hebben.’ In een latere editie lijkt hij te onderkennen dat ouders zich tegen deze stap zouden kunnen verzetten. ‘Als plaatsing in een tehuis of school waar ze verzorgd worden onvermijdelijk blijkt te zijn,’ schreef hij, ‘is het beter dat het advies van een deskundige komt dan dat het wordt overgelaten aan de ouders, die zich erg schuldig gaan voelen als ze eraan denken.’

De haast die men begin twintigste eeuw had om kinderen met een geestelijke beperking in inrichtingen op te nemen – toen er grote schaamte heerste voor een kind dat niet ‘normaal’ was – betekende dat zeer weinig gezinnen de opvoedingsproblemen met deze kinderen openlijk bespraken. Er bestaan nauwelijks memoires uit die tijd over het opvoeden van kinderen met een beperking, en uit de enkele die wel gepubliceerd zijn blijkt duidelijk de druk op ouders om kinderen met geestelijke beperkingen die een belasting konden zijn voor het hele gezin de deur uit te doen.

Deze strijd werd ontroerend beschreven in het in 1954 uitgegeven boek My Son’s Story, van advocaat John P. Frank. Zijn zoon Petey was in 1947 geboren met een misvorming van de hersenen die zijn groei, spraak en verstandelijk vermogen ernstig aantastte. Franks hart brak bij het idee dat hij Petey op tweejarige leeftijd naar een inrichting moest sturen, maar hij heeft nooit getwijfeld aan de noodzaak ervan omdat het hem werd aangeraden door iedere arts die hij raadpleegde.

Frank ontving ook welgemeende brieven van niet één, maar twee rechters van het Federaal Hooggerechtshof, waar hij als secretaris gewerkt had, waarin werd aandrongen op een scheiding. Rechter Wiley Rutledge vertelde hem over goede vrienden die hadden geaarzeld om hun dochter met een geestelijke beperking in een inrichting te plaatsen en daar spijt van hadden gekregen. ‘In al die jaren van ellende zouden de ouders veel beter af geweest zijn,’ zei Rutledge tegen hem, als ze haar maar in een vroeg stadium hadden weggestuurd.19 Rechter Hugo Black schreef hem over een gezin wiens beslissing om een jongen met een geestelijke beperking thuis op te voeden ‘een vernietigende werking had op het leven van de ouders en de kinderen’.20 Black drong er bij zijn vroegere secretaris op aan niet dezelfde fout te begaan en een goede plek voor Petey te zoeken. Uiteindelijk werd er een plaatsing geregeld in een omgeving waar hij werd verzorgd door nonnen en waar Peteys moeder hem zolang ze leefde regelmatig heeft bezocht. Petey stierf daar in 2010.21

Net als Beamon Triplett was John Frank een goed opgeleide advocaat. Spock vond dat sociale klasse en opleiding belangrijke elementen waren bij de beslissing om een kind in een inrichting te plaatsen. Hoe hoger een gezin op de sociale ladder stond, hoe logischer het was om een kind weg te sturen. In een klein aantal gevallen, schreef hij, als het kind werkelijk ‘ontvankelijk is en het gezin van hem houdt en plezier aan hem beleeft, zal iedereen gelukkiger zijn als hij thuisblijft’.22 Maar hij dacht dat schaamte hier een negatieve invloed op had. ‘Helaas redt het kind met ouders die slechts gemiddeld geschoold zijn en op bescheiden schaal een tevreden leven leiden, zich beter,’ schreef hij.

Er werden dus zowel voor als na Spock hele groepen baby’s en peuters uit hun huis verbannen, over het algemeen voorgoed. De meeste gezinnen stelden de scheiding een paar jaar uit, want doorgaans namen inrichtingen niet de allerjongste kinderen op. Dat stadium doorliepen de ouders in isolement, waarbij alleen de mensen direct om hen heen in vertrouwen werden genomen. Artsen, vrienden en Spock konden nog zo vaak zeggen dat deze vaders en moeders zich niet hoefden te schamen, de stilte waarmee de verdwijning gepaard ging versterkte dit gevoel alleen maar. Ze hadden hun kinderen in het geheim weggestuurd en op den duur werden de kinderen zelf een geheim waarover nooit meer gesproken werd.

==

Vóór het Preventorium was er een lichtje geweest in de ogen van Donald. Ondanks zijn eigenaardigheden was hij altijd luidruchtig, actief, nieuwsgierig en creatief geweest. Inderdaad, mensen brachten hem altijd van zijn stuk, maar met dingen onderhield hij een solide en bevredigende relatie. Hij kon gebiologeerd zijn door getallen en noten, of zich verliezen in de contemplatie van lijsten en patronen. Deze voorwerpen en abstracties waren zijn verbinding met de wereld, de punten waarover gesproken kon worden. Zelfs wanneer hij veeleisend en koppig was, was hij onweerstaanbaar. Maar in het Preventorium hield dat allemaal op, en vrijwel meteen.

Er bestaat een foto van Donald uit deze periode, in een in 1939 gepubliceerd gebonden rapportje. Het is getiteld The Mississippi State Sanatorium, A Book of Information, en op bladzijde 33 staat Donald verstard en zielloos op een trap. Het onderschrift luidt: ‘Preventorium-kinderen’, en op de foto wordt Donald omringd door een tiental andere kinderen die duidelijk reageren op iets leuks. Verrast door de grap staan de kinderen te stralen. Een meisje giechelt achter haar hand; de anderen kijken grijnzend voorbij de camera, of naar elkaar.

Iedereen, behalve Donald. In het midden gezeten en op het oog kleiner dan de anderen, blijft hij star in de lens kijken, een doodse blik, de lippen op elkaar in een lichte frons. Donald was stil geworden. De onstuimige vurigheid die zijn moeder ternauwernood in toom kon houden, begon volgens de arts die hem onderzocht nu ‘fysiek uit te doven’.23 Hoewel het er altijd gonsde van de activiteit en de dagelijkse routine gevuld was met maaltijden, lessen, bezoeken aan de speeltuin en dutjes, merkte de arts op dat Donald ‘roerloos bleef zitten en nergens aandacht aan besteedde’.24 Blokken, boeken, speelgoedvrachtauto’s, potten en pannen – hij raakte ze niet meer aan. De arts die hem onderzocht, concludeerde later: ‘Het lijkt erop dat hij er daar het ergst aan toe was.’25

Zijn ouders moeten hebben kunnen zien hoe slecht Donald het deed in het Preventorium. Er mocht twee keer per maand familie op bezoek komen, wat altijd buiten plaatsvond. Op een middag tijdens zo’n bezoek heeft iemand een foto genomen van Donald en zijn vader op het grote grasveld. Beiden hebben hun gezicht naar de fotograaf gekeerd en Beamon zit gehurkt zodat hij opkijkt naar zijn zoon, met zijn handen om Donalds middel. Hij doet zijn best de foto te laten slagen en grijnst breed. Donald heeft een uitdrukking op zijn gezicht die moeilijk te interpreteren is, iets tussen aanklacht en verwarring. De jongen die ooit glimlachte voor de camera, glimlacht niet meer.

Keer op keer eindigden deze bezoeken ermee dat Donald weer tussen de indrukwekkende zuilen door naar binnen gebracht werd en Mary en Beamon wegreden, terwijl ze iedere aandrang om hem mee naar huis te nemen de kop indrukten.

In 1938 kregen Mary en Beamon een tweede kind, een jongetje dat ze Oliver noemden. Hij kwam in mei, ongeveer negen maanden nadat ze met Donald naar het sanatorium waren gereden. Het voelde alsof ze een nieuwe start maakten. Keer op keer had Mary dingen te horen gekregen als: Ga verder met je eigen leven. Neem meer kinderen. Wijd je aan degenen die er iets aan hebben. Nu gaf ze in elk geval gehoor aan het tweede deel van het voorschrift. En het leed geen twijfel dat het leven in het huishouden van de Tripletts nadat Donald was weggegaan en voordat het tweede kindje er was, gerieflijker was geworden, meer zoals dat waarin ze was opgegroeid. Zij en Beamon konden nu tijdens het eten rustig met elkaar praten, ze nodigden zonder aarzelen mensen uit en eindelijk kon ze elke nacht doorslapen.

Toen de kleine Oliver er eenmaal was, konden ze met z’n drietjes naar buiten, en voor de toevallige voorbijganger zagen ze eruit als een typisch Amerikaans jong gezin: met een kindje bij zich, de ouders gefocust op zijn toekomst. Eindelijk voldeden ze aan het ouderschapsmodel dat Mary en Beamon voor ogen had gestaan, het model waarover de tijdschriften spraken als ze advies gaven over hoe je de spanningen en onzekerheden die een jonge moeder konden overweldigen, kon overleven.

Voor Mary was de alledaagsheid van die spanningen een zegen. Tegelijkertijd besefte ze dat als die toevallige voorbijgangers wisten dat er een Donald was, velen van hen het ‘modelpaar’ dat met de baby in de wandelwagen passeerde opnieuw zouden taxeren. Zelfs in ballingschap zou Donald gezien worden als een smet op het gezin. De reacties zouden uiteenlopen van medelijden tot minachting, want de normen van toen waren keihard. Toen de bloedlijnen van Mary en Beamon elkaar eenmaal kruisten, was daar een ‘zwakzinnig’ kind uit voortgekomen.

We kunnen niet weten hoe erg Mary en Beamon zich schaamden, maar we weten wel dat er tijdens hun jeugd een campagne gaande was die werd gevoerd door intelligente, gedreven en invloedrijke Amerikanen die geloofden dat kinderen als Donald een gevaar voor de maatschappij – en erger nog: niet ten volle menselijk – waren. Deze campagne had een enorme invloed op hoe er in de Verenigde Staten tegen geestelijke beperkingen werd aangekeken, niet alleen toen Donald kind was, maar nog decennia daarna. Donald, vier jaar oud en opgesloten, met alleen zijn ouders die voor hem opkwamen, had in concreto vijanden rondlopen buiten.

==

Als er één modelgezin was, dan was het de familie Kelley uit Isle of Hope in Georgia. De kop op de voorpagina van de Savannah Press zei het in 1924: ‘Kelleys winnen wedstrijd Fitter Families.’26 Er was ook een foto van de medaillewinnaars: James Kelley, onderwijzer en schoolhoofd, zit er zonder te glimlachen maar wel sereen bij met zijn twee opgepoetste jonge dochters aan weerszijden naast hem; zijn vrouw – er staat wel dat ze onderwijzeres is, maar niet hoe ze heet – staat achter hem, eveneens zonder te glimlachen.

De landelijke wedstrijdorganisator, ene mevrouw Watts, had versteld gestaan van hun scores, die waren geregistreerd toen de Kelleys op de Georgia State Fair waren. Het duizelde haar dat er zoveel talent gevonden was in een deel van het Zuiden waar ze tot dan toe nog geen wedstrijden had gehouden. ‘Kansas heeft nu nog het hoogst scorende gezin,’ zei ze tegen de verslaggever van de Press, ‘maar het is de vraag hoelang ze het kunnen volhouden. Georgia is een goede tweede.’

Mevrouw Watts, een matroneachtige verschijning met een onberispelijk uiterlijk, tot op haar middel volgehangen met parels, organiseerde sinds 1921 Fitter Family-wedstrijden in het Zuiden en Midden-Westen. In de jaren daarna zouden deze wedstrijden ook gehouden worden in Texas en Louisiana, en noordelijker in Michigan en Massachusetts, vaak onder grote belangstelling van de kranten. Het was een geweldig humaninterestonderwerp.

Mevrouw Watts bracht haar wedstrijden onder bij staatslandbouwbeurzen en zorgde er altijd voor dat ze gedeeltelijk samenvielen met het hoofdevenement, de veekeuringen. Boeren hadden per vrachtwagen hun mooiste vee aangevoerd, hun allerbeste varkens om te wedijveren om de Blue Ribbon, de hoogste onderscheiding. De juryleden, collega-boeren, gaven prijzen voor fokdieren die het perfecte specimen van hun soort zo dicht mogelijk benaderden. Als de betere dieren telkens weer met elkaar gekruist werden, leidde dat tot oneindige verbetering van de stamboom van het ras.

Voor de mens had mevrouw Watts hetzelfde doel. ‘Terwijl de juryleden de Holsteins, Jerseys en Herefords beoordelen,’ zei ze eens, ‘beoordelen wij de Jones’, Smiths en Johnsons.’27 Toen ze de Kelleys uitriep tot ‘van het hoogste type’, bedoelde ze dat ze het soort Amerikanen waren dat moest worden aangemoedigd, of daar zelfs toe worden opgeroepen, zich te vermenigvuldigen.

Ze waren onderzocht door een team van deskundigen met daarin een tandarts, een psycholoog, een psychiater, een patholoog, een kinderarts en een historicus.28 Hun urine werd getest, hun schedel gemeten, hun gebit beoordeeld op regelmatigheid en duurzaamheid van het glazuur. Er werd hun gevraagd naar kinderziektes, botbreuken en de regelmaat waarmee ze een bad namen. Moeders moesten een lijst van dagelijkse maaltijden opstellen. Die maaltijden werden beoordeeld op de verhouding eiwitten en niet-eiwitten. En elk gezinslid werd geobserveerd terwijl het eten kauwde, waarbij er een aantekening werd gemaakt als dit ‘te langzaam’ of ‘te snel’ gedaan werd. Er was ook een schriftelijke IQ-test, die zowel de kinderen als de ouders binnen een bepaalde tijd moesten maken.

De wildcard voor iedere wedstrijddeelnemer was echter de afstamming. De bedoeling van de Fitter Family-wedstrijden was de massa iets duidelijk te maken: een rudimentair begrip van hoe de menselijke genetica alles wat goed en slecht was aan de Amerikaanse maatschappij bepaalde. Op een handgeschilderd bord bij de ingang van de wedstrijdruimte stond een dringende waarschuwing:

==

ELKE 48 SECONDEN WORDT ER IN DE VERENIGDE STATEN IEMAND GEBOREN DIE GEESTELIJK NOOIT VERDER ZAL KOMEN DAN HET STADIUM VAN EEN NORMALE ACHTJARIGE.

==

Een tweede bord voegde perspectief toe:

==

ELKE 15 SECONDEN GAAT ER 100 DOLLAR VAN UW GELD NAAR DE ZORG VOOR PERSONEN MET SLECHTE ERFELIJKE EIGENSCHAPPEN ZOALS KRANKZINNIGEN, ZWAKBEGAAFDEN, CRIMINELEN EN ANDERE ZWAKZINNIGEN.

==

En een derde bood hoop:

==

ELKE 7,5 MINUUT WORDT ER IN DE VERENIGDE STATEN EEN HOOGWAARDIG PERSOON GEBOREN.

==

Aan elk bord was een gloeilamp bevestigd die met de juiste intervallen even aanflitste: om de achtenveertig seconden, om de vijftien seconden en – veel te weinig – om de zevenenhalve minuut. De goede erfelijke eigenschappen liepen alarmerend achter.

Het moest een harde klap zijn geweest voor gezinnen die, bezorgd over de schrikwekkende boodschap van de lampen, aan deze wedstrijden meededen en met een onvoldoende eindigden. Ze zouden de beurs die dag verlaten met het stigma ‘niet geschikt voor Amerika’. Maar in zijn soort was dit bruikbare kennis, want als de hoopvolle verwachtingen van mevrouw Watts over deze wedstrijden uitkwamen, zou een gemankeerd gezin zich in het belang van de maatschappij nooit voortplanten.29 En mensen uit gezinnen ‘met een goede stamboom’ zouden weten dat ze hun kinderen nooit mochten laten trouwen met iemand uit een gezin dat ongelukkigerwijs aangetast was.

Het niveau van de kudde als geheel wordt opgetild als alleen zijn beste lidmaten zich mogen voortplanten. Uiteraard gold dat ook voor de mens.

==

Mary en Beamon Triplett zijn volwassen geworden in de periode van de Fitter Family-wedstrijden. Mensen met minder verstandelijke vermogens werden neergezet als een bedreiging voor de maatschappij en extreme maatregelen waren gerechtvaardigd om deze bedreiging uit de weg te ruimen. Dit was niet louter theoretisch en lang niet zo goedaardig als de glimlachende mevrouw Watts deed voorkomen met haar zonderlinge wedstrijden. Haar onderneming was slechts het uiterste staartje van een wetenschappelijke, politieke en filosofische beweging die zich in de twintig jaar voor de geboorte van Donald had hardgemaakt voor de stelling dat kinderen zoals hij het niet verdienden om geboren te worden.30 Mevrouw Watts was in deze hele beweging een bijfiguur, een zelfbenoemde verkondiger die enthousiast de boodschap aan de man bracht, vol burgerzin en hardwerkend, maar geen wetenschapper, geleerde of politicus.

Toch waren ook die geledingen van de samenleving goed vertegenwoordigd in de beweging. Aan Harvard en Yale, op de pagina’s van The New York Times en The Saturday Evening Post, en in de zalen waar de hoorzittingen van het Congres plaatsvonden, hadden mannen aan de top van hun vakgebied en van de maatschappij in een uitbarsting van optimisme een gloednieuwe wetenschap omarmd.31

De eugenetica – afgeleid van een combinatie van andere relatief nieuwe wetenschappen, zoals de antropologie, zoölogie, genetica en psychometrie – opende de mogelijkheid de afstammingslijn van de mensheid te verlossen van verval en onzuiverheid. President Teddy Roosevelt zelf prees een eugeneticamanifest getiteld The Passing of the Great Race aan, dat was geschreven door zijn vriend de New Yorkse advocaat Madison Grant. In zijn boek beval Grant een programma aan voor grootschalige selectieve voortplanting om de Verenigde Staten te ontdoen van de genetische invloed van ‘de zwakken, de gebrekkigen, de geestelijk invaliden’, de miljoenen burgers die hij ‘waardeloos’ en ‘verachtelijk’ vond.32 Roosevelt prees het compendium van het boek met ‘feiten die onze mensen zich terdege moeten realiseren’.33 Grant kreeg fanmail van een jongeman uit Oostenrijk, die liet weten dat diens boek nu zijn ‘bijbel’ was. Zijn naam was Adolf Hitler.34

Grant pleitte voor gedwongen sterilisatie van mensen die niet goed genoeg geacht werden om zich voort te planten. Het enthousiasme over eugenetica was zo groot dat zeventien staten in de jaren twintig gedwongen sterilisatie legaliseerden. Deze maatregelen vonden steun in het hele politieke spectrum. Margaret Sanger, oprichter van Planned Parenthood en verdediger van de minderbedeelden, zei in 1926 tegen een gehoor in Vassar College: ‘De Amerikanen krijgen belastingen opgelegd, hoge belastingen, om een almaar toenemend ras van debielen te onderhouden, wat de grondvesten van onze samenleving bedreigt.’35

De sterilisatiewet van de staat Mississippi had betrekking op erfelijke ‘krankzinnigheid, zwakbegaafdheid, idiotie en epilepsie’.36, 37 In feite pakte Mississippi het steriliseren van zijn mensen met een geestelijke beperking minder voortvarend aan dan sommige andere staten. In 1933, het jaar dat Donald geboren werd, waren er twaalf mensen gedwongen geweest de procedure te ondergaan, tegen 1333 in Virginia en 8504 in Californië. In 1939 leek een schrijver van een redactioneel commentaar in The Delta Democrat Times in Greenville moeite te hebben met de laksheid van Mississippi.38 De auteur benijdde Virginia om zijn prestatie en ‘het geld dat de staat zou besparen door preventieve eugenetica toe te passen’ – wat de financiële last van de zorg voor ‘zwakzinnigen’ verlichtte – en opperde hoopvol dat ‘Mississippi wellicht lering kon trekken uit het voorbeeld van Virginia’. Donald was vijf toen dit commentaar verscheen.

Toen Hitler eenmaal aan de macht was, heeft hij dit natuurlijk veel verder doorgevoerd. Acht maanden na dat commentaar in The Delta Democrat Times begon hij de Tweede Wereldoorlog en onder zijn bewind, aan de hand van zijn ‘bijbel’, liep het aantal Duitsers met een geestelijke beperking dat vermoord werd om de raciale groep van het Derde Rijk te zuiveren in de tienduizenden.

==

Opvallend genoeg, gezien het feit dat de Verenigde Staten inmiddels in oorlog waren met de nazi’s, verscheen in 1942 in het julinummer van The American Journal of Psychiatry, uitgegeven door de American Psychiatric Association, een sober verwoorde steunbetuiging voor de ‘genadedood’ voor kinderen met een geestelijke beperking. Die was geschreven door Robert Foster Kennedy, een Amerikaanse neuroloog van Ierse afkomst.

‘De vergissingen van de natuur,’ betoogde Kennedy, verdienden het te worden verlost van de last van een leven ‘waaruit nooit iets goeds kan voortkomen’. Hij drong aan op pijnloze methodes om te doden en gaf een nauwkeurige beschrijving van een zorgvuldige selectieprocedure. Eerst moesten de ouders verzoeken om de dood. Daarna moesten er in de loop van de tijd drie onderzoeken worden gedaan, maar pas als ‘een zwakzinnige [...] vijf of ouder is’. Zou de conclusie dan zijn, zo schreef hij ‘dat de zwakzinnige geen toekomst heeft, noch enige hoop daarop, dan ben ik van mening dat het barmhartig en mild is om die zwakzinnige – vaak gekweld en stuiptrekkend, grotesk en absurd, nutteloos en dwaas, en volkomen ongewenst – te verlossen van de pijn van het leven’.39

Niet iedereen schaarde zich achter Kennedy. In hetzelfde nummer van The American Journal of Psychiatry stond een zes pagina’s lang, luid pleidooi voor de ‘humanisering’ van mensen met een geestelijke beperking, een erkenning dat er voor iedereen met een beperking een plek was in de samenleving. De schrijver gebruikte de taal van die tijd – zwakzinnigen, zwakbegaafden, imbecielen –, maar zijn compassie met de mensen met een beperking en zijn respect voor hun waardigheid en bestaansrecht waren voelbaar. Hij schreef zelfs dat het tijd werd dat de psychiaters ermee ophielden om ‘de term “zwakzinnigheid” als scheldwoord’ te gebruiken en te erkennen dat wanneer een samenleving de status van de zwaksten aantast, ook de hele samenleving wordt aangetast. ‘Door de zwakken van blaam te zuiveren,’ concludeerde hij, ‘zuiveren we aldus ook onszelf van blaam.’40

Dit was een zeldzaam uitdagend geluid namens de kinderen met een geestelijke beperking, afkomstig van een kinderpsychiater van Johns Hopkins University, Leo Kanner. Kanner zou nog geen jaar later een veel belangrijker artikel publiceren, een artikel dat tot in de volgende eeuw in de hele wereld geciteerd zou worden. Het begon met de beschrijving van een jongen die zes jaar daarvoor door zijn ouders was meegenomen naar Kanners spreekkamer in Baltimore. De jongen kwam uit Mississippi en zijn naam was Donald Triplett.


13. In een beknopte medische voorgeschiedenis van Donald, aangetroffen in de archieven van Johns Hopkins University en verkregen door de familie Triplett, staat een citaat van de huisarts van het gezin, die ‘dacht dat het gezin het kind te veel had geprikkeld’ en een andere omgeving aanraadde.

14. Ibid.

15. Hoewel de minimumleeftijd voor het Preventorium vier jaar was, werd Donald op driejarige leeftijd toegelaten. Hij bleef drie à vier keer zo lang in het Preventorium als de gemiddelde bewoner.

16. ‘Report of Committee on Classification of Feeble-Minded’, Journal of Psycho-Asthenics 15, 1910, p. 61.

17. ‘Brief History of the Association’, Approved Board of Directors, aaid Chapter Leadership Manual, 12 oktober 2011, p. 1. De AAID licht haar historische ontwikkeling toe op http://aaidd.org/intellectual-disability.

18. Benjamin Spock, The Common Sense Book of Baby and Child Care, New York, Duell, Sloan, and Pearce, 1946, p. 502.

19. Deze en alle andere bijzonderheden over het leven van Petey Frank zijn ontleend aan het relaas van zijn vader, John P. Frank, My Son’s Story, Londen, Sidgwick & Jackson, 1952.

20. Ibid., p. 100.

21. Necrologie van John Peter Frank, ObitsForLife, ObitsForLife, www.obitsfor­life.com/obituary/52773/Frank-John.php.

22. Spock, Common Sense Book, p. 503.

23. Deze en andere bijzonderheden over Donalds wegkwijnen zijn ontleend aan het ziekenhuisdossier van Donald Triplett, de Harriet Lane Home for Invalid Children en Johns Hopkins University, aan de auteurs verstrekt door de familie Triplett.

24. Ibid.

25. Ibid.

26. Savannah Press, 6 november 1924.

27. Zoals geciteerd in Jonathan Peter Spiro, Defending the Master Race: Conservation, Eugenics and the Legacy of Madison Grant, Burlington, University of Vermont Press, 2008, p. 185.

28. Bijzonderheden over de testcriteria zijn te vinden op de afbeeldingen van scorekaarten, die bekeken kunnen worden in het beeldarchief van de American Eugenics Movement onder ‘Fitter Family Contests’, www.eugenicsarchive.org/eugenics/list2.pl. Ook de tekst op de drie borden is hier te zien op originele foto’s van de Fitter Family-wedstrijden.

29. Fitter Families for Future Firesides: A Report of the Eugenics Department of the Kansas Free Fair, 1920-1924, Kansas Bureau of Child Research, Eugenics Committee of the United States of America, 1924, www.eugenicsarchive.org/html/eugenics/essay–6–fs.html.

30. Onze bespreking van de alomtegenwoordigheid en respectabiliteit die de eugeneticabeweging heeft verkregen onder de Amerikaanse upper class stoelt grotendeels op de voortreffelijke beschrijving van deze periode door Spiro, Defending the Master Race.

31. Madison Grant, The Passing of the Great Race, Abergele, Groot-Brittannië, Wermod and Wermod Publishing Group, 2012.

32. Ibid., p. 77.

33. Theodore Roosevelt prijst het boek van Madison Grant, The Passing of the Great Race, New York, Scribner’s, 1916.

34. Spiro, Defending the Master Race, p. 372.

35. Ibid., p. 192.

36. De sterilisatiecijfers van Mississippi, Virginia en Californië voor het jaar 1933 zijn afkomstig uit het beeldarchief van de American Eugenics Movement, ‘Sterilization Laws’, op www.eugenicsarchive.org/eugenics/list2.pl.

37. Afbeelding nr. 948, ‘Sterilization Laws’, beeldarchief van de American Eugenics Movement, www.eugenicsarchive.org/eugenics/list2.pl.

38. Anoniem commentaar, Delta Democrat Times, Greenville, Mississippi, 11 januari 1939.

39. Foster Kennedy, ‘The Problem of Social Control of the Congenital Defective: Education, Sterilization, Euthanasia’, American Journal of Psychiatry 99, juli 1942, p. 13-16.

40. Leo Kanner, ‘Exoneration of the Feebleminded’, American Journal of Psychiatry 99, juli 1942, p. 17-22.