11

Het Rijk van Kwijt

Keizer zit op zijn lievelingsplek in de duinen. De sjaaltjes aan de handschoenen wuiven op de wind. Hij heeft morgen een afspraak met Roos bij het standbeeld van de Koning aller Harten en hij heeft er helemaal geen zin in. Roos heeft hem gevraagd een geheim te vertellen.

“Om te bewijzen dat we echte vrienden zijn,” zei ze. “Echte vrienden hebben geen geheimen voor elkaar.”

Keizer weet niet wat hij moet doen. Hij heeft geheimen genoeg, dat is het probleem niet. Zijn zwemtenen bijvoorbeeld. Of zijn geheime zoenen. Of de schub van de zeemeerminnenstaart van zijn moeder. Of zijn record onderwaterblijven dat hij pasgeleden weer heeft verbroken: hij kan nu 67 tellen onder water blijven. Maar zijn grootste geheim is natuurlijk zijn plek in de duinen. En eigenlijk vindt Keizer dat hij Roos dat moet vertellen. Maar wil hij dat wel? Dan kan hij er nooit meer zitten zoals hij er nu zit, uitkijkend over zee, alleen met zijn eigen gedachten. Als wie dan ook nu naast hem zou zitten, zou alles anders worden.

“Moet het per se een geheim zijn?” heeft hij nog gevraagd. “Mag ik niet ook een verhaal vertellen? Ik zou je nog steeds het verhaal vertellen van de man met de twaalf armen, weet je nog?”

Maar Roos wist van niets. Ze was het vergeten! Had hij zijn vader voor niets een verhaal laten verzinnen. Een erg goed verhaal was het trouwens niet geworden. Keizer vond het andere verhaal dat zijn vader hem had verteld vader veel beter. Over het Rijk van het Kwijt.

Hoe vaak gebeurt het niet, Keizer, dat je zomaar opeens iets kwijt bent: je gum, je fietssleutel, een kleurpotlood, je zonnebril, een knikker – noem maar op. Laatst was ik mijn schaar kwijt. Onbegrijpelijk. Twee tellen daarvoor lag hij nog voor mijn neus op tafel en van het ene op het andere moment was hij weg. Foetsie, verdwenen! Ik kon zoeken wat ik wilde, ik kon hem nergens vinden. En toch moest hij ergens zijn, mijn schaar, waar of niet…?

Nou, dat klopt, hij is naar het Rijk van Kwijt, waar uiteindelijk alle zoekgeraakte dingen terechtkomen. Waar dat rijk precies ligt weet ik niet, maar geloof me, Keizer, het bestaat. Het wordt er met de dag voller, maar er kan altijd nog wel wat bij. Dus houd je puntenslijper en je gum maar goed in de gaten, want je ziet ze nooit meer terug. De zoekgeraakte dingen hebben het namelijk heel erg naar hun zin daar in het Rijk van Kwijt. Het is een soort hemel voor ze. Ze hoeven niets te doen, de hele dag niet. Ze zitten in groepjes bij elkaar en scheppen op over hun leven op aarde: hoe geweldig ze wel niet konden kleuren, knippen of knikkeren…

Stel je toch voor dat er echt zo’n land bestaat, denkt Keizer. Waar zou dat dan kunnen liggen? Zou het ergens rondzweven in de ruimte, of zou het dichterbij liggen, aan het eind van de wereld bijvoorbeeld? En zouden er ook mensen wonen in het Rijk van Kwijt? Mensen die zijn zoekgeraakt of zomaar plotseling verdwenen?

Dan is zijn moeder er vast ook. En dan vindt ze op een goeie dag, vandaag bijvoorbeeld, de zoekgeraakte hoed van de goochelaar en die zet ze dan op en dan is ze in één klap terug in de echte wereld en dan kan Keizer haar vragen wat hij moet doen.

“Jij weet alles, mama, moet ik Roos nu wel of niet vertellen van mijn geheime plek in de duinen?”

Keizer kijkt verlangend uit over zee, alsof hij elk moment verwacht dat zijn moeder met goochelhoed en al oprijst uit de golven.

“Hier ben ik dan, Keizertje van me. Je eigenste moeder, terug van heel lang weggeweest, ontsnapt uit het Rijk van Kwijt!”

Er gebeurt niets, de zee geeft haar geheim niet prijs, net zomin als Keizer ooit antwoord zal krijgen op zijn flessenpost.

Maar de Weduwe dan? denkt hij. Zij heeft uiteindelijk toch ook een brief teruggekregen van Jan?

De Weduwe is in de war. Ze heeft die brief vast en zeker zelf geschreven.

Zou hij ook kunnen doen, een brief aan zichzelf schrijven en dan doen of hij van zijn moeder komt.

Lieve Keizer, dank je wel voor je mooie brief en vooral bedankt voor je prachtige gedicht, ik moest er erg om lachen. Hoe is het met papa, verkoopt hij genoeg hoeden? Nog bedankt voor al je geheime zoenen. Ik weet wanneer er een onderweg is, dan hoor ik een plons boven me en dan dwarrelt je zoen naar beneden en vang ik hem op in mijn handen en druk ik hem heel zacht op mijn mond. Wat leuk dat je een vriendinnetje hebt, maar ik vind het raar dat ze je vraagt naar je grootste geheim. Dan is het toch niet geheim meer! Dag Keizer, kusjes van je zeemeermama.